Direct naar inhoud

Energierapporten proppen Parijs in een fles, trap er niet in

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 29 augustus 2022

In 1998, als onderdeel van een minor ‘economies of network’, las ik een stuk over de inrichting van de elektriciteitsmarkt in Engeland. Ik had nog nooit nagedacht over energie en het was tevens ook mijn eerste ‘rapport’. Zo’n bladzijde of dertig over een onderwerp waar ik nog nooit van gehoord had, in een land waar ik slechts één keer was geweest, geschreven door een vrouw die bij de universiteit van Lancaster werkte. Caroline Elliott was haar naam, en ik zocht recent nog of ik het stuk terug kon vinden. Voor wie deze week te veel tijd heeft, zoek dan op ‘Hit and run regulation – regulatory contestability’. Ik weet nog hoe ik het stuk geprint had en vervolgens met een markeerstift de relevante stukken ging uitlichten. Nadat ik de hele eerste bladzijde zo ongeveer geel had gemaakt besloot ik het artikel over te schrijven in mijn schriftje en de termen die voor mij nieuw waren te gaan opzoeken. Wie was Ofgem? En hoe werkte de “electricity pool”? En wat was een merit order eigenlijk? Twee passies werden die dag geboren: 1) de energiemarkt, met een sterke voorkeur voor alles wat te maken heeft met regelgeving en 2) het lezen van rapporten over diezelfde energiemarkt.

Laetitia Ouillet. (Foto: LO)

De een punnikt, een ander leert Noors. Nou, ik leer Noors (lang verhaal) en lees energierapporten. Ik kom er overigens eerlijk voor uit en schaam me nergens voor. Ik heb zelfs van mijn hobby min of meer mijn werk gemaakt en heb tegenwoordig een podcast waar ik elke maand een nieuwe stapel aan rapporten lees en samenvat voor de luisteraar. Wat vindt de “rapportenlezer des vaderlands”, vroeg ooit iemand mij op Twitter. Een geuzennaam. I like it. Een beetje ijdelheid mag wel.

Maar laat ik gelijk mijn eigen glazen in gooien: energierapporten zijn niet heilzaam. Verre van zelfs. Plons gaat de steen in de vijver. Deze column is de uitkomst van een empirisch onderzoek van twintig jaar rapporten in de Nederlandse energiesector.

1. Het hebben van een rapport is (te vaak) belangrijker dan het rapport zelf

Ik kan mij nog levendig een collega herinneren op de afdeling regulatory affairs van een groot energiebedrijf. “Ik heb er een rapportje over”, was zijn gevleugelde uitspraak. Alle nieuwe ideeën, alle pogingen om iets te veranderen, alle creativiteit werden hiermee ter plekke doodgeslagen. Het hebben van een rapport over iets betekent dat het al is uitgezocht door een kantoor met autoriteit. Hiermee is de kous af. Je hoeft er niets verder mee. Je hebt het onderwerp recht gedaan door er een aantal tienduizenden euro’s aan uit te geven. Klaar. Ik heb ooit aan de klimaattafel elektriciteit geroepen dat ik klaar was met rapportenvoetbal. “Ik heb een rapport waaruit blijkt dat er geen andere CO₂-vrij elektriciteitsbron nodig is naast zon en wind”, klonk het. “En ik heb een rapport waaruit blijkt dat dat wel zo is.” 1-1. Bal weer in het midden.

2. In de wereld van rapporten, is de transitie eigenlijk al helemaal voor elkaar

Toen ik nog bezig was op de bovenste verdieping van een energiebedrijf strategieën te verzinnen, viel ik ook vaak in het valkuil dat ik ging denken dat omdat iets in een rapport stond, het er eigenlijk al was. Slim laden was een feit. Energie uitwisselen met je buren kon. Power-2-fuel was al opgeschaald. Aan de hand van puur theoretische merit-order-curves voor verschillende flexibiliteitsopties gingen wij projecten afwijzen. Opties die enkel nog op papier bestonden, maar die in bepaalde rapporten al een ongunstige houdbaarheidsdatum hadden gekregen. “Dit wordt niets want het wordt op termijn ingehaald door…”.

Een soortgelijke discussie zie ik nu ook over waterstof. Wij moeten in Nederland nog een werkende 20 MW unit aan de praat krijgen, maar als je openlijk twijfels durft uit te spreken over hoe realistisch het doel van 8 GW opgestelde capaciteit in 2030 eigenlijk is, word je gelijk op LinkedIn of Twitter terechtgesteld met het “harde bewijs” uit rapporten die fantasiescenario’s in modellen zetten.

Dit wordt mij de laatste tijd pijnlijk duidelijk als ik hulp zoek over bepaalde onderwerpen in bijvoorbeeld de warmtetransitie. Neem iets simpels (haha) als de onmogelijkheid om bepaalde zaken collectief te regelen binnen een VVE. Mensen gooien met alle beste bedoelingen rapporten, white papers en manifesten mijn kant op waaruit blijkt dat het in een nieuwe economie, met nieuwe spelregels, en een totaal andere governance van de markt zo op te lossen is. “Avec des si on mettrait Paris en bouteille”, zei mijn oma altijd. Met genoeg aannames zou je heel Parijs in een fles kunnen proppen.

3. Vrijwel niemand leest ze

Ik schrijf zelf rapporten en dat is natuurlijk een treurige constatering, maar ik denk dat 95% niet de moeite neemt om het hele rapport uit te pluizen. Daar zijn meerdere redenen voor: 1) Er verschijnen er teveel (dus waar moet je precies de prioriteit op leggen?). Als je eenmaal begint met lezen heb je gauw last van FOMO* over alle andere rapporten die je in de tussentijd dus niet aan het lezen bent. Dat heb ik tenminste. 2) De media/Twitter hebben er één kop van gemaakt waarover je verontwaardigd bent, dus waarom jezelf nog dwingen om nog meer te lezen als je nu al weet dat het je humeur gaat verpesten? 3) Ze zijn gauw niet meer relevant omdat ze in een laatje zijn beland (zie 1) en er enkel nog uit zullen komen als een masterstudent daar zijn scriptie over schrijft en er per ongeluk op gaat googelen. 4) Het lezen van één rapport is sowieso een beetje hetzelfde als “In de ban van de ring” van Tolkien op pagina 455 lukraak openslaan, veertig bladzijdes lezen en dan weer wegleggen. Je hebt geen idee van de context en geschiedenis en je moet gelijk gaan begrijpen hoe dat ene rapport als puzzelstuk past in het groter geheel.

4. Sorry maar ze zijn niet voor jou geschreven

De rapporten die openbaar worden zijn niet voor ons geschreven. Ze zijn ook niet geschreven omdat de opdrachtgever erg benieuwd was naar de uitkomst. Met een open mind en zonder vooringenomen mening. Zo van: “Ik zou me graag willen laten bijpraten over de stand van zaken van elektrolysetechnologie vandaag en over een mogelijk toekomstig beeld daarvan”. Of: “Vertel eens hoe het gaat nu in de warmtetransitie in wijken?”. Of: “Ik zoek naar opties om netcongestie op te lossen”. Als je zelf expert bent in het onderwerp zal je je vaak ook verbazen over de open deuren die met het rapport worden ingetrapt. Dat komt door dat het niemand interesseert wat jij ervan vindt en of je het al wist, maar doordat de opdrachtgever heel graag de aandacht van de overheid, netbeheerder, andere brancheorganisatie, Tweede Kamer of de talkshowtafel wil. Vind je die aandacht onterecht, dan kan je er altijd een draadje aan wijten op Twitter. Het lucht vaak op.

Wat moet je er dan wel mee? Struinen naar de rapporten die wel nieuwe kennis brengen, altijd met gezond verstand naar de afzender kijken en bepalen voor wie de boodschap is. En zoeken naar hoe het rapport past in het grote geheel. Wat was hiervóór en wat komt hierná? Hiernaast is er NIETS leuker dan een rapport wél lezen inclusief de voetnoten en hiermee de opdrachtgever om de oren slaan in willekeurige vergaderingen. Ach ja, whatever rocks your boat.

Caroline Elliott, mijn muse van destijds, is trouwens van richting veranderd. Gegeven het feit dat het laatste werk de titel draagt ‘Substitution between leisure activities: a quasi-natural experiment using sports viewing and cinema attendance’, ga ik ervan uit dat zij haar interesse voor de energiemarkt zelf verloren is.

* FOMO: Fear of missing out