Direct naar inhoud

Over de ficus, die niet echt was

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 30 januari 2023

“Wat doen wij met deze soepkommen Wilma, houden of moeten die óók weg?” Wilma* heeft gevraagd of zij even kan gaan zitten, staan lukt niet meer zo lang achter elkaar. Zij heeft de rollator gepakt, is erop gaan zitten en vertelt Nel en mij vanuit de gang wat wij met haar spullen moeten doen. Zondag gaat zij over naar een wisselwoning, terwijl de aannemer van de woningcorporatie aan de slag gaat om haar flat aardgasvrij te maken. De meeste mensen in de seniorenflat kunnen thuis blijven wonen, maar voor haar zou het te ingrijpend zijn, haar gezondheid laat te wensen over. Zij gaat tien nachten driehonderd meter verderop in de wijk wonen en hoeft alleen haar tandenborstel en kleren mee te nemen. Het appartement is gemeubileerd en zij kan daar in alle rust de verbouwing uitzitten. “Is er daar ook een magnetron?” vraagt ze. Nel heeft alle brochures al wel honderd keer gelezen en weet het antwoord al: “Ja, die is er”.

Ik ben hier vandaag om een dagje te helpen. Ik had beloofd na het vragenuurtje dat wij op vrijdag bij het ontmoetingscentrum aanbieden (met een croissantje en vandaag appeltaart, omdat Nel morgen jarig is) Wilma te helpen met de tijdelijke verhuizing en de boel in orde te maken voor de werkzaamheden.

Laetitia Ouillet. (Foto: LO)

Alles wat moet gebeuren staat in de warmteopname: een overzichtelijke lijst van kamers en wat ons per kamer te doen staat. De leidingen moeten toegankelijk zijn, er moet een afleverset in de meterkast, de ventilatie van de keuken wordt aangepakt, de balkondeuren vervangen, een paar ramen verbeterd en er moet ook ruimte zijn voor de gloednieuwe radiatoren en een inductieplaat. De boiler gaat ook weg omdat het warme water binnenkort vanuit het warmtenet zal worden geleverd. Dat levert dan weer ruimte voor een extra keukenkastje op, mocht ze ervoor kiezen.

Terwijl wij bezig zijn spullen uit kasten te halen om ze in dozen te stoppen of naar de andere kant van het appartement te verplaatsen, kletsen wij aan een stuk door met Wilma. Zij is een beetje emotioneel. Zij had gedacht dat het maar acht dagen ging duren, tien nachten is toch écht heel lang. Maar ze had zich vergist bij het tellen dat de werkmannen in het weekend niet aanwezig zijn: het waren acht werkdagen. Ik zeg dat zij natuurlijk altijd nog naar het ontmoetingscentrum kan, het is tenslotte maar een paar straten verderop. “Dat zal niet gaan”, antwoordt ze. Het is echt heel ver met de rollator en ze begint ook een beetje de weg in de wijk kwijt te raken. Daar had ik niet bij stilgestaan. Ze heeft een telefoon gekocht, vertelt ze, omdat zij alleen nog maar een vaste lijn had. Zij moet nog uitvogelen hoe het werkt. Maar de mensen van het ziekenhuis waar haar broer ligt hadden gezegd dat het “een aflopende zaak” was en dat zij toch echt bereikbaar moest blijven.

Hoe meer wij opruimen, hoe meer ik merk dat zij vooral veel dingen weg wil doen. De stoommachine die ze ooit gekocht heeft en nooit heeft gebruikt. Servies. Een sprei. Potten, souvenirs uit Portugal. Theebekers, overgebleven behang en kookboeken. Heel veel kookboeken. “Ik heb een pesthekel aan koken”, grap ik. “Ik ga niet meer koken, meissie. Ik ga na deze verbouwing niet meer koken. Ik ga me inschrijven voor de bezorgmaaltijden.”

We hebben drie kasten helemaal leeggemaakt. Alles mocht weg, behalve een stapeltje voor een stichting die ze al jaren ondersteunt. Ook de grote lamp in de woonkamer, een bankstel, een stoel. En de ficus. “Moet de plant ook echt weg?”, vragen wij haar verbaasd? “Ja joh, het is een nepperd.” Alles ligt onder een dik pak stof. Ik blijf niezen in de woning. De gordijnen die ik af moet halen, produceren een grote wolk in het kamertje. Nel vertelt mij dat zij de boel gaat poetsen de avond vóór dat Wilma hier teruggaat.

Wij bikkelen nog een paar uur door en laten Wilma op haar slaapkamer achter, zij is even gaan liggen. Alle commotie maakt haar moe. Zij staat erop om ons geld te geven. Nel weigert. Wilma haalt een tientje uit haar portemonnee en draait zich nu naar mij. “Voor een broodje, heb je verdiend.” Ik zeg dat dit ook bij mijn werk hoort, dat ik de manager ben van het project aardgasvrij in deze wijk. In het echt heb ik vandaag vrij genomen, maar dat vertel ik haar niet. “Nou dan krijg je mooi geen geld van mij”, lacht ze met een knipoog. We laten haar rusten.

Eenmaal in de auto moet ik weer niezen en begin ik plotseling te huilen. Ik ben zo kwaad. Echt onvoorstelbaar BOOS. Het liefst reed ik nu naar Den Haag en ging ik de A12 met mijn Kia blokkeren. Of de minister bij zijn kraag pakken en hier naar toe slepen.

Waarom is er zo onwaarschijnlijk veel geld beschikbaar voor de RES-plannen en de warmtetransitievisies? Waarom stopt de politiek en het ambtelijk apparaat bij alle niveau’s van de overheid zoveel tijd en energie in eindeloze debatten over de COP van de verschillende oplossingen? Waarom maakt een minister zich druk over burgerfora, participatietafels en ontwerpateliers? Processen waarin men een versimpelde versie van een ongelofelijk complexe markt voorgeschoteld krijgen terwijl je wat mij betreft net zo weinig van de merit order hoeft te snappen (als het je werk niet is) als van hoe banken hedgen of welke wapens defensie aanschaft of verstuurt naar oorlogsgebieden. Schoenmaker… En waarom is er eigenlijk nooit geld over om de mensen die de warmtetransitie doormaken de reis wat te vergemakkelijken: een paar uur schoonmaak, professionele hulp bij de verhuizing, een opslagruimte voor de persoonlijke spullen of een taxirit om toch een kop koffie te komen doen bij het ontmoetingscentrum tijdens de tien nachten die je elders in de wijk moet doorbrengen.

Het doet mij erg denken aan de ene keer dat ik in Utrecht een initiatief had gelanceerd om met buurtgenoten een schoonmaakronde te doen in de wijk tijdens een “opruimbootcamp”. Je weet wel: squatten om afval op te rapen, joggen naar de prullenbak, dat soort dingen. Ik had drie uur nodig gehad om een formulier in te vullen met een actieplan en begroting om welgeteld €100 aan de gemeente te vragen voor vuilniszakken, koffie en prikkers. Ik kreeg een afwijzingsbrief van twee kantjes. Ik weet zeker dat als ik in dezelfde drie uur een voorstel had neergelegd voor een “pilot lab healthy urban living” en er een prijskaartje van €20.000 boven had gehangen, de kans van slagen van dat voorstel vele malen groter was geweest.

In de energietransitie is de term “participatie” bedoeld om mensen met tijd, geld en verstand van zaken te vermaken. Zodat de hele jaarclub 1949 van de afdeling elektrotechniek of bouwkunde van Delft weer eens met elkaar kan komen bakkeleien op kosten van de gemeenschap over of dit nou een wijk is waar een all electric-oplossing ook had gekund, of dat waterstof toch niet beter was geweest voor de verwarming. Waarom is er geld om vollooprisico’s voor commerciële bedrijven te mitigeren? Aandacht voor alle zorgen van “de sector”. En waarom denken mensen zoals ik dat “driehonderd meter verderop een prima optie is voor Wilma”. En waarom moeten Nel en de andere bewoners in de flat vrijwillig komen schoonmaken als het appartement van Wilma eindelijk aardgasvrij is omdat de rijksbudgetten en subsidies voor de energietransitie allemaal over techniek gaan?

De warmtetransitie is een noodzakelijke kwaad. De appartementen zijn na de renovatie een stukje mooier en comfortabeler. Haar kookplaat was zeker aan vervanging toe en de straalwarmte van haar nieuwe infraroodpaneel in de badkamer voelt straks echt fijn aan. Maar wat hebben wij toch met zijn allen weinig oog voor de impact van de transitie op de mensen die het ondergaan.

Volgende week krijg ik een paar honderd euro om een praatje te houden bij de opening van een warmteoverlegtafel elders in het land. Mijn voornemen staat vast: ik doneer dit aan de schoonmaakploeg. Als de minister niet voor een eerlijke verdeling van middelen zorgt, dan begin ik zelf maar vast.

* Omwille van de privacy zijn alle namen in dit stuk gefingeerd