Direct naar inhoud

Een klimaatakkoord voorbij het oude denken

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 8 maart 2019

Opinie | Dick Weiffenback, sectorleider Power & Utilities bij EY.

Het denken dat ons bracht waar we zijn, biedt geen oplossing voor het probleem dat dit denken heeft gecreëerd, luidt een beroemde uitspraak van Einstein. Dat geldt ook voor de opwarming van de aarde en het klimaatprobleem.

Dick Weiffenbach. (Bron: EY)

Het is een natuurlijke neiging van de mens om als uitgangspunt te kiezen dat ‘mondiale problemen mondiaal moeten worden opgelost’. Ook in het kader van de Nederlandse energietransitie wordt dat adagium regelmatig in stelling gebracht: Het heeft geen zin CO2 te besparen wanneer als gevolg van die Nederlandse maatregel de uitstoot van CO2 over de grens gelijk is of groter wordt dan de bespaarde CO2. Net als bij een waterbed, waar de ene plek omhoog gaat als je een andere plek omlaag duwt. Dit waterbedeffect dwingt volgens klimaatdeskundigen tot een mondiale aanpak. Het klimaatprobleem is uiteindelijk een mondiaal probleem en alleen iets in Nederland daartegen doen, heeft geen zin.

“Any intelligent fool can make things bigger and more complex… It takes a touch of genius -and a lot of courage- to move in the opposite direction.”

Albert Einstein

Het megalomane boek ‘Drawdown – the most comprehensive plan ever proposed to reverse global warming’ is doordrenkt van datzelfde denken. Mondiale opwarming moet mondiaal, grootschalig en dus industrieel worden opgelost. Dit boek –dat op zich een goed overzicht biedt van allerhande technische oplossingen om CO2-uitstoot te verminderen– hanteert als uitgangspunt dat een door de industrialisering ontstaan probleem alleen door de industrie kan worden opgelost. Einstein heeft in zijn leven niet alleen regelmatig gewaarschuwd tegen dit denken maar ook nog de volgende waarschuwing afgegeven: “Any intelligent fool can make things bigger and more complex… It takes a touch of genius -and a lot of courage- to move in the opposite direction.

Het ontwerp van het Klimaatakkoord dat momenteel wordt doorgerekend, lijdt aan hetzelfde manco als het boek ‘Drawdown’. Net als het boek is het een indrukwekkende verzameling van losse, weinig samenhangende ideeën en plannen om de Nederlandse energietransitie vorm te geven voor het behalen van de 49% reductie in 2030. Het is echter, opnieuw net als het boek, geen plan. Daardoor is het ontwerp van het Klimaatakkoord te weinig richtinggevend en een te grote hoeveelheid van ideeën, bespiegelingen, (mogelijke) instrumenten, maatregelen en afspraken om echt richtinggevend te zijn.

Wanneer je het ontwerp leest lijkt het complexe klimaatprobleem nog groter en complexer te worden dan dat het al is. Het zal voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een hele klus zijn daar garen uit te spinnen en door te rekenen. Het ontwerp van het Klimaatakkoord heeft vanwege dat gebrek aan eenvoud en richting voor de gemiddelde burger de schijn tegen. Iedereen had van de diverse, groots opgetuigde klimaattafels en het klimaatberaad toch ergens gehoopt op iets als ‘the touch of genius’ die Einstein bedoelde. Nu heeft alles jammer genoeg ten onrechte de schijn van een wanhopige poging om de nieuwe wereld uit te stellen.

Wat te doen en welk denken gaat ons dan helpen?

Een eerste aanzet voor een nieuwe denkrichting is te vinden in het onlangs door het College van Rijksadviseurs gepubliceerde ‘Panorama Nederland’. Daarin wordt een gedurfde poging ondernomen uit te zoomen “voor het grotere plaatje van de energietransitie”. De conclusie van het geschetste toekomstperspectief is even helder als onthutsend. De aanpak in het ontwerp Klimaatakkoord zorgt “voor verrommeling van het landschap en die stuit op terechte zorgen en weerstand onder brede lagen van de bevolking. Door een gebrek aan samenhang dreigen we de klimaatdoelen niet te halen en brengen de kwaliteit van ons landschap en onze steden in gevaar.” De publicatie is een terechte roep om regie: “Regio’s hebben een belangrijke rol bij het uitzetten van de lijnen voor de toekomst, maar ook het rijk is aan zet”.

Maar hoe dan?

Ook daarvoor biedt de publicatie van het College van Rijksadviseurs een vingerwijzing. De publicatie pleit voor een aantal “overkoepelende strategische principes” die meer richting geven, waaronder, vanzelfsprekend, “de vergroting van de omgevingskwaliteit”. We willen tenslotte niet, als gevolg van een geslaagde energietransitie, in de toekomst leven in een groot industriepark van windmolenparken, zonneweides en ingrijpende infrastructurele netwerken. Want hoe duurzaam is dat? Dat zou zoiets zijn als het kind met het badwater weggooien. Daarom is industrieel denken en een globale, ‘one size fits all’ industriële oplossing niet de sleutel om te komen tot een geslaagde energietransitie. Maar welk denken langs lijnen van ‘overkoepelende strategische principes’ zou ons wel verder kunnen helpen en wie bepaalt die principes?

Het beantwoorden van de tweede vraag is simpel: de regering. Het is duidelijk dat alleen op basis van dergelijke principes, bepaald door de regering, echt richting of leiding wordt gegeven aan de energietransitie. Dan pas heeft het zin op basis van deze principes of spelregels concrete en regionaal gesteunde planen (de zogenoemde ‘Regionale Energie Strategieën’) door te rekenen. Om vervolgens, na politiek debat, te bepalen hoe de financiële lasten daarvan worden gedragen. De kernvraag daarbij is: welke ‘overkoepelende principes’ voor de energietransitie zouden daarvoor in aanmerking komen? Als eerste aanzet voor een nieuw denken op basis van overkoepelende richtinggevende principes of spelregels, heb ik hieronder een achttal principes opgesomd. De overheid kan tenslotte niet alles doen en zal voor de komende tien tot vijftien jaar keuzes moeten maken in de energietransitie en de richting moeten aangeven. Ik hoop dat dit een nieuw soort denken over de energietransitie stimuleert en leidt tot een vereenvoudiging van deze immense opgave met een ‘touch of genious’.

1. Integrale lange-termijn-maatregelen (van maximaal 15 jaar), dat wil zeggen maatregelen die passen in een integraal energiesysteem, energie-efficiëntie bevorderen en het publieke belang dienen, gaan voor.

2. Alle (integrale) maatregelen die leiden tot energiebesparing en besparing van onnodig energieverlies zonder lange termijn merkbaar welvaartverlies gaan voor;

3. Alle (integrale) maatregelen die de circulaire zelf-voorzienendheid van energie van een zo klein mogelijk gebied in de hand werken en de actieve steun hebben van de bewoners van dat gebied, hebben voorrang;

4. Installaties en infrastructuur die gemakkelijk vervangbaar zijn of in te zetten zijn voor toekomstige schonere technieken en bovendien passen in een integraal energiesysteem (van elektriciteit, groen gas, warm water, waterstof), hebben voorrang en meer recht op overheidsstimulering.

5. Alle installaties en infrastructuur die geproduceerd worden volgens circulaire principes (gemaakt van hergebruikte grondstoffen en hernieuwbare energie), hebben voorrang.

6. De meest kosteneffectieve maatregelen zonder langdurige (van meer dan 15 jaar) lock-in effecten gaan voor.

7. Alleen die grootschalige nieuwe infrastructuur of andere grootschalige nieuwe installaties voor energieopslag en -vervoer worden aangelegd die passen in een internationaal energieplan en die substantieel bijdragen aan maximale zekerheid en flexibiliteit in de lokale energievoorziening.

8. Last but not least (indachtig de publicatie ‘Panorama Nederland’ en om die reden zou dit principe wat mij betreft op nummer 1 moeten staan): Bij het maken van keuzes uit gelijkwaardige oplossingen voor de energietransitie, hebben die maatregelen en projecten voorrang die de natuur en leefomgeving sparen en verbeteren, dat wil zeggen de omgevingskwaliteit verbeteren.

Het is maar een eerste aanzet. Niet onbelangrijk bij deze principes of voorrangregels is natuurlijk de rangorde van de principes: de principes met een lagere rang of lager nummer gaan voor op die met een hogere rang of nummer. Je kunt over de rangorde een flink debat voeren. En dat is ook nodig, want het is belangrijk genoeg. Voor mij persoonlijk zou, zoals gezegd, nummer 8 in ieder geval op een staan en daarna de nummers 1 t/m 7 volgen. Hoe dan ook zou het mooi zijn wanneer het denken in overkoepelende ontwerpprincipes een inspiratiebron zal zijn voor een nieuw denken over de energietransitie.

Dick Weiffenbach, sectorleider Power & Utilities bij EY