Direct naar inhoud

Politiek: bemoei je met eigen investeringsfondsen

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 22 januari 2021

Opinie│Grethe van Geffen is ondernemer en lid Provinciale Staten Noord-Holland

In toenemende mate stimuleren overheden gewenste bedrijfsmatige ontwikkelingen op het gebied van innovatie, klimaat en energietransitie via revolverende fondsen: fondsen waarin de overheid publiek geld stort om maatschappelijk relevante projecten te financieren via constructies als leningen, garanties en deelnemingen. Lokale overheden hebben inmiddels vijftien regionale fondsen opgericht waarin honderden miljoenen zijn gestoken, terwijl Den Haag miljarden investeert via Invest-NL.

Grethe van Geffen (Foto: Ted Jansen)

Deze fondsen trekken mede-investeerders uit de markt aan, zo is het idee, waarna het publieke geld (deels) terugvloeit naar het fonds. Zo is er meermaals maatschappelijk en financieel rendement te behalen met hetzelfde geld. Dat is althans de theorie. Blijkens onderzoek van de Algemene Rekenkamer gaan er inmiddels vele miljarden publiek geld in deze fondsen om en dat neemt voorlopig alleen maar verder toe. In mijn eigen provincie Noord-Holland tikken we al de 100 miljoen aan via het fonds PDENH en het Innovatiefonds Noord-Holland, en dat wordt nog veel meer.

Ondanks de enorme bedragen is er relatief weinig bekend over de resultaten. De politiek initieert het ene fonds na het andere en lijkt het daarna los te laten. Revolverende fondsen worden dan ook wel een feestje voor investeerders genoemd; hen wordt hoge deskundigheid toegedicht en zij mogen beslissen over publieke miljoenen en miljarden. Dit is geen pleidooi voor minder vertrouwen van de politiek in mensen met allerlei kwaliteiten en mooie beroepen, maar wel een oproep om als politiek veel meer aan het roer te staan van wat er gebeurt binnen de revolverende fondsen, op welke bestuurslaag ook (gemeente, provincie, rijk); niet omdat de politiek deskundiger is dan investeerders, maar domweg omdat het de politieke taak is. Het kan niet zo zijn dat er miljarden aan publieke middelen de samenleving in worden gepompt zonder dat er een helder politiek antwoord is op de vraag wat dat oplevert. Ik noem hier vier invalshoeken voor sturing en beïnvloeding vanuit de politiek.

Ten eerste, werkt het inderdaad zo dat de middelen uit de populaire revolverende fondsen meermaals inzetbaar zijn? Ze kennen in principe een hoog risico omdat de fondsen de marktwerking niet mogen verstoren. Potentiële oplossingen die door de markt nog te risicovol worden geacht, krijgen ondersteuning tot op een punt waarin de markt er wel in gelooft. Dit uitgangspunt staat natuurlijk op gespannen voet met het uitgangspunt van de revolverendheid. Fondsbeheerders moeten rendement leveren binnen voorwaarden die het rendement ernstig beperken. In de provincie Noord-Holland is de mate van revolverendheid van revolverende fondsen (nog) geen onderdeel van de publieke verantwoording, hoewel de auditcommissie hier al wel om gevraagd heeft. Binnen het fonds PDENH ging bijvoorbeeld het in getijdestroom gespecialiseerde bedrijf Tocardo failliet, daarbij 2,75 miljoen meenemend uit de fondskas. Het effect hiervan op de mate van revolverendheid kan (nog) niet door Provinciale Staten beoordeeld worden omdat dit kengetal ontbreekt in de jaarstukken.

Het tweede aandachtspunt betreft de mede-investeerders. Na het instellen van de fondsen staat de politiek op afstand zodat mede-investeerders sneller instappen. Want voor hen is het vaak een geruststellende gedachte dat de overheid vertrouwen uitstraalt in het bedrijf maar de in hun ogen vaak grillige politiek niet rechtstreeks over de schouders meekijkt bij bedrijfsmatige beslissingen. Voor het Noord-Hollandse fonds PDENH lijkt deze formule te werken: over het geheel genomen komt evenveel geld uit de markt als uit het provinciale fonds. Het kengetal van wat men noemt ‘uitgelokte investeringen’ drukt dus eveneens een belangrijk resultaat uit.

Ten derde is daar het dilemma van marktverstoring. Is het echt zo dat investeerders nog onvoldoende overtuigd zijn van de toekomstige rendementen van een bepaald bedrijf, of heeft het bedrijf gewoon beter de weg naar het revolverende overheidsfonds gevonden dan naar de markt? Op EU-niveau bestaat inmiddels de verplichting om voorafgaand aan de eventuele investering aan te tonen of het echt nodig is, of de markt onvoldoende werkt. In Nederland verschilt per fonds of en hoe dit geregeld is. Sowieso is niet onderzocht of er sprake is van ongewenste stapeling van publieke bijdragen, nu menige overheid op zijn eigen niveau een of meerdere revolverende fondsen heeft ingesteld. Daarmee weten we eigenlijk niet goed wat de gunstige dan wel schadelijke neveneffecten zijn van het werken met revolverende fondsen in breder verband.

Een vierde kwestie betreft de vraag naar de maatschappelijke opbrengst. Bij een expertmeeting over revolverende fondsen bij de provincie Noord-Holland wees Ewout Irrgang, vice-president van de Algemene Rekenkamer, erop dat we niet weten of bijvoorbeeld de oplossingen voor de energietransitie er niet toch waren gekomen ook zonder de fondsen. Dat betekent dat de vraag naar het maatschappelijke rendement, die natuurlijk minder gemakkelijk in een ‘kengetal’ is uit te drukken, evenmin voldoende beantwoord is. Vanuit het Noord-Hollandse PDENH is hiervoor wel een eerste voorzet gedaan: hoeveel banen heeft het opgeleverd? Hoeveel CO₂-besparing is gerealiseerd? Dit zijn kengetallen die voor de politiek relevant zijn. Irrgang gaf aan dat de Algemene Rekenkamer overweegt onderzoek te doen naar de additionaliteit van publiek geld en de doeltreffendheid en doelmatigheid van revolverende fondsen, een gedachte die ondergetekende – het zal u niet verbazen – van harte toejuicht.

Door de aard van de zaak stelt de politiek dus revolverende fondsen in om daarna op afstand te staan van de uitvoering. Ik meen hier aangetoond te hebben dat er alle reden is voor de politiek om zich niet alleen bij de start maar ook tijdens de looptijd van fondsen actief hiermee te bemoeien; niet om individuele leningen of investeringen vast te stellen, maar wel om goed te bewaken hoe publieke middelen worden ingezet en wat daarbij het financiële en maatschappelijke rendement is: lokaal, regionaal en nationaal.

Grethe van Geffen is ondernemer en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland namens de VVD