Direct naar inhoud

Het kip-ei probleem dat geen kip-ei probleem mag zijn

Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 15 juni 2021

Elektrificatie van de industrie met gebruik van groene, hernieuwbare elektriciteit vergt gelijktijdige ontwikkeling op twee fronten: enerzijds de opschaling van de productie van hernieuwbare elektriciteit (en daaraan gekoppeld groene waterstof) en anderzijds het elektrificeren van industriële processen dan wel geschikt maken voor gebruik van waterstof, zoals de ombouw van hoogovens om steenkool als brandstof uit te faseren. Een kip-ei probleem wordt wel gezegd, want energiebedrijven bouwen geen windparken als er geen vraag is, terwijl de industrie niet verduurzaamt als er geen zekerheid is over voldoende aanbod hernieuwbare energie. Daar komt bij: zonder extra infrastructuur komt niets van de grond.

(Foto: Sander Nieuwenhuys)

Als voorbeeld rekende een deelnemer aan de Energeia Energy Lunch op 11 juni uit de losse pols voor wat een overstap op groene waterstof zou betekenen voor een grootverbruiker als de hoogovens in IJmuiden en voor de energieproducenten die hierin zouden willen voorzien. Om voldoende groene waterstof te produceren voor verduurzaming van de huidige staalproductie in IJmuiden zou 27 TWh groene stroom nodig zijn, ofwel krap een kwart van de totale Nederlandse elektriciteitsvraag op dit moment. Voor de productie daarvan zouden negen windparken nodig zijn van het formaat van Hollandse Kust (noord) à 700 MW. Investeringen in deze windparken en de benodigde elektrolysecapaciteit zouden miljarden vergen tegen een tijdshorizon van zo’n veertig jaar. Het zal duidelijk zijn dat noch de eigenaar van het hoogovenbedrijf, noch de eigenaren van de windparken daar eenzijdig en zonder nadrukkelijke steun van de overheid nu al voor kunnen tekenen.

Zo’n investeringsbesluit neemt geen van beide partijen zonder een reeks van zekerheden te hebben. Het is een ‘kip-ei-probleem’, maar een dergelijke kwalificatie beëindigt onmiddellijk elke discussie, stelde een van de deelnemers aan de Energy Lunch, want het kip-ei probleem kent geen oplossing. Dus, stelde deze deelnemer, moet de uitdrukking ‘kip-ei’ feitelijk taboe zijn in alle discussies over verduurzaming en elektrificatie van de industrie.

Alle deelnemers aan de lunch – van energieleveranciers via overheid en nutsbedrijven tot industrie – was duidelijk dat ‘de markt’ niet zomaar een oplossing biedt voor de uitdaging die het verduurzamen van industriële grootverbruikers de samenleving stelt. Investeringen hebben een horizon van tientallen jaren en fundamentele keuzes over procestechnologie kunnen maar een keer in de zoveel jaren worden genomen.

Spookbeeld

Zodra wordt gesuggereerd dat bedrijven van boven opgelegde keuzes moeten volgen, doemt bij voorstanders van de vrije markt al snel het spookbeeld op van een planeconomie. “We hebben geen planeconomie nodig”, klonk dan ook direct aan tafel. Als energieproducenten en energieverbruikers elkaar nodig hebben, dan moeten zij hun activiteiten koppelen, klonk als suggestie. Juist voor stimulering van de vraag en het aan elkaar koppelen van genoemde partijen bestaat de markt.

Rens de Jong leidde het gesprek. (Foto: Sander Nieuwenhuys)

Tegelijkertijd leken alle aanwezigen te beseffen dat ‘de markt’ geen absoluut gegeven is. Een markt kent parameters die afhankelijk zijn van beleid, zoals belastingtarieven, subsidieregelingen en, speciaal in de elektriciteitsmarkt, de CO₂-prijs. Deze parameters zijn afhankelijk van de doelstellingen van het overheidsbeleid. Geen ontwikkeling van hernieuwbare energie zonder SDE, geen CO₂-prijs zonder het EU ETS, geen energieverbruik zonder een belastingtarief. De hoogte van alle tarieven is het gevolg van een politieke keuze. Ook een aanhanger van de vrije markt realiseert zich dat de overheid verantwoordelijk is voor deze randvoorwaarden en kan zorgen voor een CO₂-prijs die elektrificatie voor de industrie ‘interessant maakt’.

Elektrificatie van de industrie gaat het beleid van de afgelopen jaren echter ver te boven. Dat was immers gericht op vergroening van het bestaande elektriciteitsaanbod. Terwijl die ontwikkeling inmiddels vaart heeft gekregen, wacht er een nieuwe opdracht voor verduurzaming om de CO₂-uitstoot omlaag te krijgen, namelijk het creëren van een nieuwe elektriciteitsvraag in industrieën die gewend zijn om op fossiele bronnen te draaien en deze tegelijkertijd te voorzien van hernieuwbare, groene stroom.

Glazen plafond

Als de bestaande elektriciteitsvraag in de nabije toekomst eenmaal is vergroend, lopen elektriciteitsproducenten aan tegen een ‘glazen plafond’, namelijk het plafond van het huidige verbruik. Door dit plafond breken kan maar op één manier: door aanbod, infrastructuur en vraagzijde gedrieën, tegelijkertijd te ontwikkelen. Het heeft geen enkele zin om de ontwikkeling van wind op zee voort te zetten als de vraagzijde niet meegroeit en de infrastructuur niet op z’n plaats ligt om deze twee met elkaar te verbinden.

Vooral elektriciteitsproducenten, die vooruit fors moeten investeren in bijvoorbeeld de uitbreiding van wind op zee, zetten vraagtekens bij het overlaten aan de markt van het koppelen van sectoren. ‘Overleg’ tussen sectoren is mooi meegenomen, maar de bouwer van een windpark op zee investeert voor een periode van veertig jaar en moet zijn businesscase rond kunnen rekenen om financiering te krijgen. Daarvoor is ‘overleg’ niet genoeg. De wens bij elektriciteitsproducenten is sterk om sectoren aan elkaar te koppelen bij de ontwikkeling van aanbod van én vraag naar hernieuwbare elektriciteit. Dat vraagt om een nieuwe manier van aanbesteden van offshore windparken.

“De bedrijven hebben hun plannen wel klaar. Momenteel is er eerder sprake van politiek falen dan van bedrijfsfalen.”

Het langjarig vastleggen van plannen geeft echter slechts ogenschijnlijke zekerheid, klinkt vervolgens uit de hoek van de marktpartijen. Een fundamenteel aspect van markteconomie is immers dat geen enkel bedrijf een gegarandeerd eeuwig leven heeft. Deze kanttekening krijgt echter gelijk een positieve slinger mee, want een chemiereus, raffinaderij of hoogoven is méér dan een individueel bedrijf. Elk industrieel cluster in Nederland is ook een gemeenschap van kennis. Een individuele bedrijfsnaam mag verdwijnen, de locatie, de economische activiteit en de kennis blijven. Daar kan Nederland in blijven investeren.

De partijen die boven de economische turbulentie staan en ‘sowieso’ kunnen blijven investeren, zijn de monopolistische nutsbedrijven die verantwoordelijk zijn voor de infrastructuur van het Nederlandse energienetwerk. De naam van een individueel bedrijf dat als grootverbruiker opereert in de Nederlandse markt kan misschien verdwijnen maar bedrijvigheid en een behoefte aan energie is, kort door de bocht, ‘voor altijd’.

Niet morgen maar gisteren

De aanwezige netbeheerders maakten duidelijk dat die investeringen nu al gedaan worden; in alle netten werden afgelopen jaar recordinvesteringen gedaan. Dat de elektriciteitsnetten de komende decennia pakweg zullen verdubbelen, staat hoegenaamd vast. Evengoed is duidelijk dat er een waterstofbackbone moet komen, en dat er CCS-projecten van de grond moeten komen. Maar lukraak investeren heeft geen zin, er zal goed nagedacht moeten worden over locaties. Wat wil Nederland waar faciliteren, en wanneer? Op die vragen moet een antwoord komen, en snel ook, want 2030 is inmiddels niet meer ‘morgen’, maar ‘gisteren’. Daarbij werd nadrukkelijk naar de overheid gekeken, en naar de formerende politieke partijen. Want zoals een deelnemer verzuchtte: “De bedrijven hebben hun plannen wel klaar. Momenteel is er eerder sprake van politiek falen dan van bedrijfsfalen.”

(Foto: Sander Nieuwenhuys)

Als de neutrale toeschouwer iets van een conclusie kan trekken uit de discussie tijdens de Energeia Energy Lunch, dan is het dat een planeconomie weliswaar niet is gewenst, maar een ‘plan voor de economie’ toch zeker. Het heeft geen zin industrie af te schilderen als het zwarte schaap van de samenleving, als het gaat om het koolstofarm maken van de economie, want de industrie biedt werkgelegenheid en produceert wat burgers gebruiken. Ware dat niet zo, dan was de makkelijkste manier om een einde te maken aan de CO₂-uitstoot in Nederland het ‘platbombarderen van de Botlek’, zoals een deelnemer gechargeerd stelde. Maar als Nederland verder wil met een duurzame industrie, dan zal daar zeker een overkoepelende visie voor moeten zijn die netbeheerders vanuit hun nutsfunctie kunnen faciliteren door het aanleggen van de juiste infrastructuur. Overheidsbeleid kan via marktprikkels vervolgens commerciële partijen de gewenste kant uitsturen richting het koolstofarm maken van hun productie.

Bekijk op YouTube. Opent in een nieuw venster

Van onze partner

Energeia Energy Lunch is een initiatief van Energeia, en is mede mogelijk gemaakt door Tennet.

Klik hier voor een partnerbijdrage van Tennet.