Direct naar inhoud

Warmteschappen moeten thuishaven krijgen in de nieuwe warmtewet

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 13 oktober 2021

Buurtwarmte, de warmtetak van coöperatiekoepel Energie Samen, wil dat het “warmteschap” wordt opgenomen in de nieuwe warmtewet. Dat moet coöperatieve warmte-initiatieven een juridische basis geven, zodat wijken ook eigen warmtenetten kunnen aanleggen in de gang naar aardgasvrij, betoogt Kirsten Notten, directeur Buurtwarmte.

In 2050 moet alle woningen in Nederland van het aardgas af zijn. De verwachting is dat een flink deel op nog aan te leggen warmtenetten zal worden aangesloten. Om dat in goede banen te leiden, kwam het kabinet met het wetsvoorstel Wet collectieve warmte, waarin gemeenten het recht krijgen om warmtekavels toe te wijzen via een tenderprocedure aan een integraal verantwoordelijk warmtebedrijf. Dat warmtebedrijf is verantwoordelijk voor de hele warmtevoorziening, van bron via net tot aan levering, maar kan onderdelen uitbesteden aan andere partijen.

Maar staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat, VVD) liet deze zomer weten het wetsvoorstel niet naar de Raad van State te sturen voor advies. Het demissionair kabinet en de gemeenten zijn het namelijk niet eens over het wetsvoorstel. Er is volgens Yeşilgöz-Zegerius een “politieke heroverweging” nodig, maar dat is aan het nieuwe kabinet.

Kirsten Notten, directeur Buurtwarmte. (Foto: Kirsten Notten)

In het wetsvoorstel, dat dus op punten mogelijk herschreven wordt, is een voorziening opgenomen voor kleine netten tot 1.500 “WEQ” (woning-equivalenten, het aantal aansluitingen op het net) die minder strenge regels krijgen opgelegd, om ook lokale initiatieven een kans te geven. Dat is onvoldoende, zegt Kirsten Notten. Zij wil met Buurtwarmte bewerkstelligen dat er een juridische basis in de wet komt voor zogeheten “warmteschappen”, lokale warmtecoöperaties die in een wijk of gebied een eigen plan ontwikkelen, uitvoeren en beheren. Buurtwarmte bracht recent een position paper uit, waarin de club de wensen toelicht.

Wat is een warmteschap?

“De oorsprong zit in Europees beleid. Als in een gebied bewoners en kleine bedrijven en andere vastgoedpartijen met elkaar energie willen opwekken en verkopen en andere energiediensten willen verlenen, dan mogen zij dat doen. Energy communities hebben het recht gekregen om zelf energie op te wekken en te verhandelen, mits ze aan de definitie voldoen. De community moet democratisch georganiseerd zijn, de leden moeten echt zeggenschap hebben over wat er met de energie gebeurt. Zo maak je een onderscheid tussen de overheid aan de ene kant en marktpartijen aan de andere kant, en laat je zien dat dit echt een andere categorie is. Dat is Europees beleid, en dat moet worden vertaald in Nederlands beleid. Wij noemen zo’n warmte-energiegemeenschap een warmteschap.”

Er wordt op dit moment flink gebakkeleid over de rol van publieke en private partijen in de warmtetransitie. Waarom moet er naast die bestaande partijen nog een extra club bij komen?

“Het ingewikkelde aan de warmtetransitie is dat je, als je met warmtenetten gaat werken, maar één systeem krijgt. In het huidige wetsvoorstel krijg je per net één integraal verantwoordelijk warmtebedrijf. Warmte en koeling wordt een monopolie. Dat is de reden dat wij het belangrijk vinden dat je dat goed democratisch organiseert, dat mensen daar zeggenschap over krijgen.”

In het wetsvoorstel is toch al ruimte voor lokale initiatieven?

“Er is inderdaad een uitzondering voor kleine projecten van 1.500 WEQ. Dat is geen specifieke uitzondering voor coöperaties of energiegemeenschappen. Wat het heel ingewikkeld maakt in het huidige wetsvoorstel is dat de kavelhouder, het warmtebedrijf dat de kavel heeft waar het kleine project onderdeel van uitmaakt, mag weigeren als het kleine project een negatief effect heeft op de businesscase. Maar wat slecht is voor de businesscase, is niet gedefinieerd in het wetsvoorstel, en daarmee ligt willekeur op de loer.”

“Wij zeggen dat je niet moet begrenzen op aantallen, maar op kenmerken: dat het een democratie is, dat het project eigendom is van de mensen in het gebied zelf, omdat zij dat zelf zo willen organiseren. Dat zou in de wet moeten komen. Tenderprocedures zijn over het algemeen in het voordeel van de grote spelers. Recent heeft een warmtecoöperatie, Alex Energie in Rotterdam, zich teruggetrokken uit een tender, omdat één van de voorwaarden was dat een deelnemende partij een jaarlijkse omzet van €20 mln moest hebben en grote referentieprojecten met een flink aantal aansluitingen. De reden voor zulke eisen is dat gemeenten leveringszekerheid willen hebben, dat er voldoende geld voor de financiering en kennis voor het beheer is. Dan kunnen alleen grote marktpartijen meedingen.”

Warmtenetten zijn kapitaalintensief. Hoe wil een warmteschap leveringszekerheid bieden zonder de financiële slagkracht van een publieke of private partij?

“Wij hebben daar andere manieren voor. Wij willen dat met elkaar oplossen. Stel dat je vijftentwintig tot vijftig projecten hebt. Die hebben niet allemaal tegelijk onderhoudsproblemen, dus die kunnen elkaar ondersteunen bij calamiteiten, want je weet dat niet alle projecten tegelijk in de penarie zitten. Zo’n manier van organiseren zie je nog niet terug in de tenders. We organiseren ook de kennis met elkaar. We werken intensief samen met verschillende coöperatieve warmteprojecten, we wisselen ervaringen uit en delen onze producten. Die kennis verzamelen we op de Energie Samen Academie en geven we door met trainingen en publicaties. Het voordeel van coöperatief werken is dat je open en transparant samenwerkt.”

“Er moeten ook twee fondsen komen voor warmtecoöperaties, een broodfonds voor als er iets mis gaat in de exploitatie, en een coöperatief ontwikkelfonds voor de risicovolle voorfinanciering. Zo’n coöperatief ontwikkelfonds is er al voor coöperatieve wind- en zonprojecten, dat zou kunnen worden uitgebreid met warmte. Het beginkapitaal zal vanuit de overheid moeten komen. Dat is ook één van de dingen die we vragen.”

“Het leuke is, als je zo’n project met een gebied doet, dan kun je heel goed met elkaar optimaliseren. De klanten zijn de bewoners, het zijn je leden, en die kun je prima bevragen over hun verbruik. De kracht van Thermo Bello, de Culemborgse warmtecoöperatie, is dat het warmtesysteem extreem goed is ingeregeld. Na de overname [het warmtenet was eerder eigendom van waterbedrijf Vitens, red.] realiseerden ze zo’n 15% technische rendementsverbetering, omdat ze feedback kregen van verbruikers en mensen die meedenken.”

De Culemborgse wijk EVA Lanxmeer wordt verwarmd via het net van coöperatie Thermo Bello, dat het bestaande net in 2009 overnam van waterbedrijf Vitens. (Foto: Robert Rizzo/ANP)

“Het is belangrijk dat er meer goedlopende coöperatieve warmteprojecten komen, zodat mensen denken ‘dit is best oké. Het scheelt weer een warmtepomp aanschaffen’. Er zijn nu zo’n 25 koploperinitiatieven die ver gevorderd zijn met hun plannen voor lokale warmteprojecten. In de coöperatieve warmtebeweging is de afgelopen jaren heel veel specialistische kennis ontwikkeld over de warmtetransitie die bij overheden -en soms zelfs in de markt- ontbreekt.”

“Je stelt veel financiële vragen. Maar de andere kant van het verhaal is dat gemeenten en bedrijven moeite hebben met bewoners te praten. Wij kunnen dat wel. Wij wonen in die wijken. Dat zijn onze buren.”

“Dat is wat maakt dat de warmtetransitie nu op veel plekken stil ligt. Het beeld was veel te veel van grootschalige projecten, warmtenet aanleggen, biomassaketels neerzetten en dan de bewoners aansluiten met een mooie propositie. Er zijn plekken waar dat kan, maar lang niet overal. Wij bieden een oplossing waar andere partijen vastlopen. Begin niet aan de tekentafel, maar begin in de huiskamer en in het buurthuis. En als je dan mensen hebt die willen, dan heb je een heel grote hobbel genomen. Laat de financiële en de juridische constructies zich aanpassen aan de mensen die een warmteproject willen, in plaats van dat je de mensen in die constructies probeert te proppen, en dat de mensen dan tegenstribbelen en niet willen.”