Direct naar inhoud

De financiële wereld is niet neutraal: uitdagingen voor een rechtvaardige energietransitie

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 23 februari 2023

Vaak wordt gedacht dat het financiële systeem een neutrale factor is in de energietransitie. Niets is minder waar: de financiële wereld legt ook regels en principes op, met een voorkeur voor grootschalig en gevestigde partijen. Een rechtvaardige energietransitie vraagt om verandering van de regels van het financieel systeem, in het voordeel van burgers en kleinere initiatieven.

Het komende decennium staan we voor een enorme opgave: om klimaatverandering tegen te gaan moeten financiële stromen een nieuwe richting opstromen. Naar schatting is er €80 mrd per jaar aan extra investeringen in de energiesector nodig. De energietransitie vraagt nadrukkelijk om allerlei vormen van private financiering, van zowel kleine als grote partijen. Wat echter opvalt is dat het huidige systeem vooral grootschalige financiering bevordert, en daarbij ook de grote partijen die hierin een rol spelen. Deze structuur van het financiële systeem heeft niet alleen onrechtvaardige effecten, het is ook een pertinent obstakel voor de energietransitie. In dit essay beargumenteer ik wat er nodig is, namelijk: transitiefinanciering in een divers financieel stelsel.

Het financieren van de status-quo

Het goede nieuws: er zijn ruim voldoende financiën beschikbaar om de nodige investeringen in de energietransitie te kunnen bekostigen. Onder meer door het monetair beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) is er potentieel veel geld beschikbaar voor grote projecten voor hernieuwbare energiebronnen, zoals de opschaling van wind op zee. Bedoeld of onbedoeld komt er een groot deel van deze financiering terecht bij het bestaande systeem: denk hierbij aan grote energiebedrijven met een belang in fossiele energiebronnen, of partijen die de koolstofintensieve economie in leven willen houden. Aan investeringen in duurzaam zitten dus potentieel negatieve effecten.

The Just Energy Essays

Dit essay is onderdeel van de serie ‘The Just Energy Essays’. Tot begin maart 2023 wordt er iedere week een essay gepubliceerd op Energeia, met steeds een nieuw perspectief op rechtvaardige energietransities. De essays komen van filosofen, technici, juristen, sociologen, politicologen, ontwikkelingsonderzoekers, onderzoekers die zich focussen op de invloed van gender, en meer. Deze serie is ontwikkeld in samenwerking met de Urban Futures Studio, Universiteit Utrecht. Voor meer informatie over deze serie, stuur een e-mail naar Jesse Hoffman.

Eerder verschenen in deze essayserie:

Rechtvaardigheid als uitdaging voor de energietransitie

Staar niet blind op procedurele rechtvaardigheid, maar compenseer

Een verleidelijk warmtenet voor een rechtvaardige transitie

Energiearmoede is een governance-vraagstuk

De energietransitie laat vrouwen in de kou staan

(Hoe) kunnen we luisteren naar een stem die niet kan spreken?

Dit is niet onlogisch: deze ‘fossiele’ projecten hebben namelijk de schaal en het risicoprofiel dat voor banken en institutionele beleggers aantrekkelijk is. De structuur van het financiële stelsel bepaalt dus mede welke soorten investeringen plaatsvinden – en welke dus lastig te financieren zijn. Zo heeft ‘het systeem’ nadrukkelijk een voorkeur, waar de energietransitie zich dan ook naar voegt. Op dit moment is er veel te weinig aandacht voor de systeemeffecten van investeringen. Wie het bespreekbaar wil maken wordt als snel weggezet als iemand die “de industrie wil wegpesten”.

Precies hier ligt het probleem, met directe gevolgen voor het rechtvaardigheidsaspect van de energietransitie. Volgens een recente rondvraag onder MKB’ers en burgers blijkt dat zij bereid zijn om te verduurzamen, maar dat hen dat onmogelijk wordt gemaakt doordat ze financiering simpelweg niet rond krijgen: de verduurzamingsmaatregelen zouden voor financiers niet grootschalig genoeg zijn, en bovendien zijn ze ook nog onzeker. Daarnaast hebben financiële instellingen vaak weinig kennis om de voorgestelde projecten redelijkerwijs te kunnen beoordelen. Recent concludeerde ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI), dat financiële instellingen niet actief genoeg betrokken zijn bij het financieren van verduurzamingsmaatregelen.

De uitdaging: verandering van het financieel systeem

Toch zouden juist financiële instellingen onderdeel van de oplossing kunnen zijn: dat kan bijvoorbeeld door meer vernieuwende producten ontwikkelen en promoten, zoals de verduurzamingshypotheken van een aantal verzekeraars of banken. Deze producten zijn nauwelijks bekend (denk bijvoorbeeld aan het relatief onbekende Energiespaarbudget) of niet aantrekkelijk genoeg in verband met een lange terugverdientijd of te hoge investeringen ten opzichte van de subsidies.

Friedemann Polzin is universitair hoofddocent aan de Utrecht University School of Economics (sectie Entrepreneurship). Daarnaast is hij senior adviseur van het Instituut Duurzaam Ondernemen (SBI). Hij onderzoekt de financiering van duurzame innovatie en ondernemerschap, de bijbehorende organisatorische, juridische en institutionele arrangementen en het politieke klimaat dat nodig is voor een transitie naar een groene economie. (Foto: FM)

Een aantal banken verstrekken zogenaamde ‘groene’ leningen met een lagere rente aan kleine en middelgrote ondernemingen zodat zij kunnen investeren in efficiëntere producten, productieprocessen of infrastructuur, zoals laadpalen voor elektrische auto’s. Buiten Nederland verstrekt de Duitse investeringsbank KfW, een breed geaccepteerde partner in het Duitse bedrijfsleven, ‘groene’ leningen voor een lagere prijs en biedt het bovendien gunstige terugbetalingsvoorwaarden voor onder andere huiseigenaren, woningbouwcoöperaties en MKB’ers. Bij semi-overheidsorganisaties, zoals Invest-NL, ligt er een kans om meer lef te tonen en in ’first-of-a-kind’-projecten te investeren en zo te experimenteren. Er gebeurt dus al iets, maar dit is bij lange na nog niet voldoende.

Niet alleen ondernemers en bedrijven moeten slimmere financiële keuzes maken: in de huidige inrichting van de maatschappij moeten ook burgers eraan geloven. Dit betekent dat er veel meer en vooral betere financiële kennis onder de gehele bevolking nodig is, evenals instrumenten die brede(re) financiële participatie mogelijk maken. Idealiter worden burgers in staat gesteld te begrijpen hoe investeringen zich verhouden tot het behouden en veranderen van het bestaande systeem. Op dit moment kan dit eigenlijk alleen nog goed door een actiegroep op te richten, zoals ABP Fossielvrij. Burgers met midden- en hoge inkomens kunnen in principe investeren in fondsen zoals ‘environmental, social en governance’ (ESG) funds, die veelal voorzien zijn (en deels waren) van een duurzaamheidslabel.

Helaas komt ons geld komt via deze kanalen toch vooral terecht in risicoarme en grootschalige projecten, veelal op basis van fossiele bronnen: de ‘status quo’. We moeten dus weg van passief beleggen volgens ESG-standaarden en onze focus verleggen naar direct, lokaal en productief investeren met impact. Iedereen belegt met zijn pensioengeld in een toekomstig energiesysteem en meer mensen willen dus indirect deelnemen aan de transitie.

Een tegenwerping kan zijn dat veel mensen financieel krap zitten en dat bredere participatie alleen toegankelijk is voor een kleine groep, en dus de ongelijkheid vergroot. Maar voor zowel een inclusievere financieringswereld als een rechtvaardigere energietransitie is het wenselijk dat burgers met een kleinere beurs kunnen participeren aan de toekomstige economische winsten uit de energietransitie door middel van een kleine bijdrage, of door te participeren in coöperatief eigenaarschap. Het is daarom bijvoorbeeld belangrijk dat hen de mogelijkheid wordt gegeven om een deel van hun pensioengeld, dat nu vooral achter slot en grendel zit bij institutionele beleggers, in te zetten voor het bewust maken van duurzame(re) keuzes.

Sturen met (condities voor) investeringen: transitiefinanciering

Zoals Hoffman, Vroom en Hajer in het openingsessay al stelden: een rechtvaardige energietransitie vraagt een actievere rol van de overheid. De overheid zal de condities moeten scheppen voor verschillende bedrijven, individuen en collectieven om te kunnen investeren in de energietransitie, en daarvan te kunnen profiteren. Het moet daarbij investeringen behandelen als transitiefinanciering: investeringen die het voor ‘fossiele’ partijen mogelijk maakt om de overgang naar een nieuw systeem mogelijk maken.

Zoals ik hierboven al signaleerde gebeurt dat nu nog veel te weinig. Ook zijn verschillende maatregelen zoals de ISDE-subsidies (totaal €380 mln in 2023 voor zowel particuliere als zakelijke aanvragen) of de recent opengestelde Subsidie Verduurzaming MKB (tot €2.500 per onderneming) onvoldoende toereikend voor de ongeveer 1,2 miljoen MKB-bedrijven in Nederland.

Daarbij geldt dat de overheid zich vooral richt op het faciliteren en mogelijk maken van bedrijvigheid, en veel minder op het actief richting geven. Dit werd onder meer duidelijk bij de controverse over datacenters. Het werd opeens duidelijk dat het brak aan toekomstbeelden, inclusief ideeën over energiegebruik door nieuwe industrieën en hoe er lokaal geprofiteerd kan worden. Als er geen duidelijk beelden zijn over hoe het anders kan, kan het zomaar zo zijn dat investeringen alleen maar meer het huidige fossiele systeem versterken en de afhankelijkheid van olie en gas versterken.

Daarnaast vraagt de financiering van de energietransitie dat de absurde winsten van grotere energiebedrijven niet alleen deels voorkomen worden, maar ook worden belast en lokaal worden geherinvesteerd. Daarmee verminderen we de afhankelijkheid en vergroten we de mogelijkheid tot duurzame groei op de langere termijn. Denk hierbij aan het MKB dat momenteel bijzonder zwaar wordt getroffen door hoge energierekeningen.

De overheid kan bijvoorbeeld ook nadrukkelijk de richting van de energietransitie bepalen via de investeringen die het zelf doet. Zo had de overheid in coronatijd sterke eisen kunnen stellen aan de financiering die bedrijven ontvingen. Bij de compensatiemaatregelen tegen energiearmoede worden wederom weinig eisen gesteld. De overheid heeft ook geen duidelijke strategie bij de beweging weg van fossiele energie, en hoe daarin voorwaarden aan investeringen worden gesteld. Met veel moeite maakt de overheid op vrijblijvende voet individuele afspraken met industriële partijen over verduurzaming – dit lukte tot nog toe overigens slechts met vier partijen. Dit terwijl de overheid nadrukkelijk voorwaarden kan stellen aan publieke en private investeringen. Ook dat hoort bij energietransitie-financiering.

Seminar

In een bijdrage aan een breder perspectief en inzicht in de vormgeving van rechtvaardige energietransitie, zijn diverse onderzoekers gevraagd om een essay te schrijven op dit onderwerp. De essays komen van filosofen, technici, juristen, sociologen, politicologen, ontwikkelingsonderzoekers, onderzoekers die zich focussen op de invloed van gender, en meer. In de komende weken wordt steeds een essay gepubliceerd op Energeia. Op 7 maart 2023 vindt een seminar plaats over de vormgeving aan een rechtvaardige energietransitie. Geïnteresseerd in deelname? Stuur dan een email naar Marte Vroom.

Als laatste: een rechtvaardiger energiesysteem vraagt ook om een bredere, en daarmee duurzamere, investeringsmentaliteit. Dit eist onder meer om met financiële educatie die kracht van het consumptiegerichte product-, diensten- en financiële markten het hoofd kunnen bieden. Begin daarom eerder met het aanleren van budgetteren. Leer scholieren alvast dat risico en beloning samenhangen, en stel hen ook in staat om beloning op de korte termijn te weerstaan. In plaats daarvan moeten zij de meerwaarde van investeringen in producten en diensten met een langere levensduur inzien. Uiteindelijk willen we dat iedereen financieel weerbaar is: met andere woorden, we willen dat iedereen een financiële buffer heeft voor onvoorziene momenten. De energietransitie zal ongetwijfeld onvoorziene momenten omvatten.

Conclusie

Voor een rechtvaardige en inclusieve energietransitie hebben we grootschalige investeringen in infrastructuur nodig, maar vooral ook kleinschalige investeringen in innovatieve en decentrale oplossingen, van zonnepanelen tot isolatie en warmtepompen. Het vergroten van de financieringsdiversiteit, met alternatieve bronnen via online platvormen (denk hierbij aan kleine leningen of aandelen voor bedrijven) kan leiden tot zowel meer participatie van partijen als meer participerende partijen in zijn totaliteit. Financieringsdiversiteit draagt daarmee indirect bij aan een inclusievere en rechtvaardigere energietransitie. De overheid speelt ook een nadrukkelijke rol in ‘empoweren’ van kleinere spelers door bijvoorbeeld het vergroten van kennis over lange-termijn investeren. Dat levert bovendien een robuuster, weerbaarder en slimmer systeem op. Om hier te komen moet de overheid ook actief aan de slag met “transitiefinanciering”: financiering die grote en kleine partijen instaat stelt en aanmoedigt om de stap naar een nieuw wereld te maken.