De staatskas heeft in 2018 ruim €504 mln verdiend aan de verkoop van CO2-emissierechten in het kader van het Europese systeem van emissiehandel (EU ETS). In 2017 was de opbrengst slechts €190 mln. Dat heeft de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA) deze dinsdag bekendgemaakt.
De toename van de opbrengst is te danken aan de stijging van de prijs van emissierechten in 2018 van €8,- in januari tot ruim €20,- in december. NEA schrijft de stijging toe aan de invloed van hervorming van het ETS afgelopen jaar. Belangrijkste elementen van deze hervorming waren een lineaire reductie van de emissierechten elk jaar en een verhoging van het aantal emissierechten dat kan worden opgenomen in de zogeheten marktstabiliteitsreserve (MSR) als er een overvloed aan rechten op de markt is. Hierdoor worden er vanaf dit jaar minder emissierechten geveild. Dit vooruitzicht heeft de prijs van een emissierecht afgelopen jaar opgedreven, aldus NEA.
Grote industriële bedrijven en elektriciteitsproducenten moeten jaarlijks emissierechten inleveren om hun CO2-uitstoot te dekken. Alleen elektriciteitsproducenten moeten alle emissierechten die ze nodig hebben kopen, waardoor hernieuwbare elektriciteit zonder CO2-uitstoot steeds aantrekkelijker wordt. De industrie krijgt deels gratis rechten. Momenteel wordt van de jaarlijks uitgegeven rechten ruim de helft door NEA geveild en iets minder dan de helft gratis verstrekt, aldus de toezichthouder.
Staatskas
De veilingopbrengsten zijn niet geoormerkt voor een specifiek doel, zoals stimulering van verdere reductie van de CO2-uitstoot. Het geld verdwijnt in de algemene middelen van de schatkist. Dit schreef minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) maandag in antwoord op vragen uit de Tweede Kamer.
Het CDA vroeg de minister naar mogelijkheden “om deze opbrengsten meer gericht te investeren zodat ook duidelijk is wat het EU-ETS ook financieel oplevert voor bedrijven en inwoners”. In antwoord daarop schrijft Wiebes: “In de Nederlandse begrotingssystematiek zijn inkomsten en uitgaven gescheiden. Het oormerken van veilinginkomsten voor klimaatuitgaven gebeurt nu niet en past ook niet in die systematiek.”
Met betrekking tot de inkomsten uit de ETS-veiling stelt Europa maar één voorwaarde aan de regering. Klimaatgerelateerde uitgaven van de Nederlandse overheid moeten meer bedragen dan de helft van de veilingopbrengsten. Zolang de Nederlandse ‘klimaatuitgaven’ maar hoger zijn dan €250 mln voldoet Nederland dus aan de eisen van de ETS-richtlijn.
Wiebes geeft deze uitleg in de schriftelijke behandeling van een voorgestelde wijziging van de Wet milieubeheer om deze in lijn te brengen met de Europese afspraken over het EU-ETS in de periode 2021-2030. Deze zogeheten Nota naar aanleiding van het verslag is maandag naar de Tweede Kamer gestuurd.
Wijzigingen ETS
De toewijzing van CO2-emissierechten wordt de komende periode dynamisch, staat in de toelichting op deze wijziging van de Wet milieubeheer. Dat wil zeggen dat bij de toewijzing van CO2-emissierechten rekening wordt gehouden met stijgende of dalende productie van bedrijven. Gaat deze meer dan 15% naar boven of naar beneden, dan wordt ook het aantal rechten dat een bedrijf toegewezen krijgt respectievelijk verhoogd of verlaagd.
De komst van dynamische toekenning van CO2-rechten betekent een extra lastendruk voor de NEA en de bedrijven van €2,1 mln, aldus Wiebes. In totaal wordt de verhoging van de lastendruk berekend op zo’n €3,75 mln voor tien jaar of €375.000 per jaar. Overigens constateren verschillende partijen, waaronder het Adviescollege Toetsing Regeldruk in een eigen advies, dat de regels voor de uitvoering nog niet in deze wijziging van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Dat betekent dat de lastendruk nog kan wijzigen.
De NEA heeft naar aanleiding van de wetswijziging een Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheidstoets (HUF-toets) uitgevoerd, maar zou graag een tweede HUF-toets uitvoeren als ook het Besluit handel in emissierechten, de Regeling handel in emissierechten en de uitvoeringsregels onder de richtlijn aangepast zijn. Dat wil de toezichthouder “zodat het totale instrumentarium duidelijk is en daarmee de -zeer waarschijnlijk stijgende- bestuurlijke lasten”.