Direct naar inhoud

Waak voor een warmtenetten-zeepbel

Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 26 oktober 2020

Deze maandag heeft minister Ollongren de winnaars bekend gemaakt van de tweede ronde van subsidietoekenningen voor het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). Maar liefst 71 gemeenten doen een gooi naar een deel van de pakweg €100 mln die de minister te vergeven heeft. Ondertussen zijn veel van de ambitieuze plannen uit 2018 nog niet verwezenlijkt.

Dat verwezenlijking tijd zou kosten lag ook voor de hand, want het criterium dat het toegekende geld nog voor het einde van 2018 moest beginnen te rollen, getuigde van weinig realiteitszin. Echter, de aanpak van grote stappen snel thuis houdt het risico in dat vooral warmtenetten komen bovendrijven. Voor één ronde hoeft dat niet zo’n ramp te zijn, maar de tweede ronde zou gebaseerd moeten zijn op leerervaringen van de eerste ronde.

Sjak Lomme (Foto: SL)

In dat opzicht komt de tweede ronde te vroeg. De organisatie die de warmtetransitie moet ondersteunen, het Expertise Centrum Warmte, is nog niet zo lang bezig, en belangrijke en beloftevolle hulpmiddelen zoals de Startanalyse, hebben nog een behoorlijk verbeterpotentieel. Weliswaar is daarbij groeiende aandacht voor toekomstbestendige lagetemperatuurwarmtenetten, ondertussen gaat de uitrol van hogetemperatuurwarmtenetten gewoon door. Dat kan tot ver in de toekomst tot suboptimale warmtevoorziening leiden.

Het Expertise Centrum Warmte (ECW) heeft “naast technische kennis ook veel informatie te bieden over de economische kant van de warmtetransitie”. Bij het thema marktordening en financiering gaat het echter alleen over warmtenetten, want, zo meldt ECW, bij warmtenetten ligt het voor de hand dat de gemeente er bij betrokken is. In wezen is dat de kern van het probleem. De RES’en en de daarmee verbonden plannen voor de warmtetransitie, liggen vooral op het bordje van gemeenten. Die gemeenten, net als andere overheden, hebben echter slechts beperkte middelen om eigenaren van bestaande gebouwen tot actie aan te zetten. Bij het opwekken van duurzame energie vergroot dat de kans dat daken leeg blijven en het buitengebied vol raakt met zonnepanelen. Bij de warmtetransitie vergroot het gebrek aan instrumenten om de behoefte aan warmte terug te dringen, de kans dat warmtenetten worden aangelegd in plaats van woningen goed te isoleren.

Gelukkig kondigde minister Ollongren wel aan dat er bij de volgende ronde van subsidie voor proeftuinen aardgasvrije wijken ook aandacht is voor stapsgewijze en hybride oplossingen met een groot CO₂-besparingspotentieel. Voor het zover is wordt waarschijnlijk eerst dus nog zo’n €100 mln rijkssubsidie toegekend aan aardgasvrije wijken waarbij het gebruik van aardgas geheel wordt verbannen, dan wel net buiten de wijk wordt geplaatst. De werkelijke CO₂-besparing is in die aanpak ondergeschikt aan het verwijderen van aardgas uit de woningen en dat kan uitstekend met warmtenetten.

Dit is een uiterst riskante strategie want de businesscase van warmtenetten is veelal gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Zo is de levering van warmte onbelast terwijl op elektriciteit en gas voor kleinverbruikers pakweg 300 tot 400% ODE/energiebelasting zit. Omdat de leveringstarieven voor warmte vooralsnog gekoppeld zijn aan die extreem zwaar belaste alternatieven, kan warmtelevering in sommige gevallen financieel uit. Dat maakt de financiële basis van warmtelevering wel uiterst kwetsbaar voor veranderingen in het belastingregime.

Daar blijft het niet bij. Mede door de grote betrokkenheid van gemeenten bij de uitrol van warmtenetten en de stimulerende rol die de rijksoverheid daarbij speelt, wordt het rechttrekken van de scheefgroei in belastingdruk een hachelijke zaak. Voorkomen is daarom beter dan genezen.

De aanwijzingen dat terughoudendheid bij de uitrol van warmtenetten op zijn plaats is, stapelen zich de laatste tijd op. Niet alleen neemt het verzet tegen het gebruik van biomassa voor de productie van warmte hand over hand toe, ook de zogenaamde Startanalyse van PBL (wachtwoord op te vragen bij PBL) wijst in veel gevallen richting groen gas/waterstof als de meest kostenefficiënte oplossing. Weliswaar met de nodige slagen om de arm maar als er meer groen gas en/of waterstof beschikbaar zou zijn dan waar PBL rekening mee houdt, dan neemt de aantrekkelijkheid van de groengasstrategie toe. Wel moet de informatie uit de startanalyse voor elke buurt verder worden uitgewerkt (waarbij ECW kan helpen), maar het beeld is duidelijk: maak veel meer werk van de productie van groen gas en wees terughoudend met het verwijderen van bestaande infrastructuur.

Case: Benedenbuurt Wageningen

De Startanalyse oogt zeer gedegen maar helaas zijn niet alle buurten meegenomen. Zo is bijvoorbeeld de Wageningse Benedenbuurt uitgesloten. Jammer, want deze wijk ontvangt een kleine €6 mln om als proeftuin te dienen en haalt menigmaal het nieuws. Dat laatste is een goede zaak want de wijk kan als voorbeeld dienen voor het betrekken van burgers en de samenwerking tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Maar zonder gedegen achtergrondinformatie kan niets geleerd worden over het selecteren van de meest geschikte techniek en hoe met de minste kosten de meeste CO₂ uit te sparen. Juist dat zijn belangrijke zaken want uiteindelijk moeten alle wijken in Nederland aan de slag. Van groot belang daarbij is openheid over de mate waarin CO₂-besparing gerealiseerd kan worden maar daar is het slecht mee gesteld.

Net na het bekend worden van de toekenning van subsidie, gaf een achterkant van een envelop berekening aan dat de CO₂-reductie bij 22% zou blijven steken. Inmiddels is meer informatie publiek geworden want de verantwoordelijke coöperatie zoekt momenteel een warmtepartner. In die uitvraag wordt geclaimd dat de CO₂-besparing 60% is maar een berekening ontbreekt. Wel geeft de initiatiefnemer aan dat er wordt uitgegaan van 7,5% autonome besparing door isolatie, verliezen in het warmtenet worden op 18% geschat, voor de COP van de industriële warmtepomp is 2,75 aangenomen en slechts 3% van de warmte zal met gas worden opgewekt.

Ervan uitgaande dat de autonome besparing ook zonder warmtenet plaats zal vinden, leveren deze aannames hooguit een CO₂-besparing van pakweg 45% op. Dat bij een veronderstelde CO₂-factor voor elektriciteit van 250 g/kWh. Daarbij komt nog dat het opgegeven leidingverlies van 18% laag is voor een midden- tot hogetemperatuurnet en dat de verliezen in de afleverinstallatie waarschijnlijk buiten beschouwing zijn gebleven. Mogelijk valt daardoor de CO₂-besparing anders uit en juist het feit dat bij deze berekening zoveel slagen om de arm moeten worden gehouden, is een gemiste kans voor een proeftuin.