Als adviseur die zich met name bezig houdt met wind, zon, geothermie, duurzame opslag en energiebesparing volg ik het debat over kernenergie met belangstelling, zonder de ins en outs precies te kennen. Maar vanuit een procesmatig, financieel en juridisch perspectief vind ik er wél wat van.
Te meer daar kernenergie nog wel eens als alternatieve route voor Parijs wordt gepropageerd. Een sector toch, die zijn afvalprobleem al zestig jaar op de belastingbetaler overdraagt en overeind blijft door verlengingen van de levensduur van centrales. Daarbij wordt in het debat opgevoerd dat kernenergie in tegenstelling tot andere energievormen die geen of minder CO₂ uitstoten, geen subsidie zou krijgen. Niets is minder waar.
Voor het debat is het in de eerste plaats wel jammer dat minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) “de bevestiging dat kernenergie na 2030 concurrerend is” baseert op een rapport dat in opdracht van het eigen departement is opgesteld door een buitenlandse adviseur met de uitstraling van een lobbybureau. Volgens de eigen website is Enco “a highly specialized boutique consultancy, being exclusively nuclear oriented”.
Begrijp me niet verkeerd, ik twijfel er niet aan dat dit bureau een bron van nucleaire kennis kan vormen. Maar het lijkt me niet vanzelfsprekend dat een partij die van de wieg (ontwikkeling kerncentrales) tot het graf (oplossingen voor nucleair afval) leeft van de nucleaire optie de juiste bron is voor de onderbouwing van de stelling dat kernenergie een concurrerende en duurzame optie is. Je vraagt een kroegbaas ook niet om het coronabeleid te bepalen.
Kostendalingen
Wie het rapport leest, merkt dat zaken buiten beschouwing worden gelaten die wel vermeldenswaardig zijn. Ik sta niet alleen als ik opmerk dat enkele analyses in het rapport doen denken aan het vergelijken van appels met peren. Indien je de nucleaire optie afzet tegen nu al verouderde gegevens voor ‘andere’ duurzame opties, wat dan te denken van de uitkomst rond 2035. Want dat is het moment wanneer een kerncentrale in Nederland er in een optimistisch scenario zou staan. Als iets kenmerkend is voor zon en wind zijn het de kostendalingen geweest de afgelopen jaren.
Dit in tegenstelling tot kernenergie. Wie stelt dat kernenergie concurrerend wordt, zou zijn licht moeten opsteken bij de werkelijke kostenplaatjes.
In Finland is sinds 2005 een nieuwe centrale in aanbouw (de oorspronkelijke start van exploitatie in 2009 is met minimaal twaalf jaar vertraagd!). De bouw van Olkiluoto 3 kent tot op heden een kostenoverschrijving van 244%, totale verliezen van afnemer TVO en hoofdleverancier Areva worden geschat op €11 mrd. Aan de overkant van Het Kanaal is de initiële kostprijs van Hinkley Point C bijgesteld van £18 naar £22,5 mrd. Ook hier is het einde niet in zicht, inbedrijfsstelling is al een paar keer uitgesteld en staat nu gepland voor 2025. Het verschil tussen de marktprijs en de prijs die gegarandeerd wordt aan de exploitant, wordt doorbelast aan de consument. De inschatting nu is dat het om een subsidie gaat van £27,3 mrd tot £48,3 mrd (€29,9 mrd tot €52,8 mrd) over een periode van 35 jaar.
De Verenigde Naties en de Wereldbank hebben de schade van Tsjernobyl in 2006 ingeschat op €215 mrd. Schade en wederopbouw is ten dele gefinancierd door internationale organisaties en is voor het leeuwendeel ten laste gekomen van de begroting van Oekraïne en Wit-Rusland. Bij Fukushima zijn de directe kosten (opruimen, compensatie) conservatief geschat op €170 mrd, de indirecte kosten (economische effecten op industrie, wegvallen productief gebied, vermogensverlies) vormen een veelvoud hiervan tot totaal €800 mrd. De exploitant belast de kosten door aan de consument en voor het overige staat de Japanse overheid aan de lat. In Duitsland stond de Federale overheid aan de lat voor extra kosten van lekkende zoutkoepels voor de opslag (Morsleben) en ontmanteling (Asse II). Miljarden aan kosten, rechtszaken en het einde is niet in zicht. Zonder permanente oplossingen voor het afval lopen de kosten voor opslag de komende tientallen jaren nog door.
Aansprakelijkheid
Ten slotte nog iets anders, minder bekend misschien, maar minstens zo belangrijk. Nederland heeft in Parijs niet alleen een klimaatverdrag ondertekend maar lang daarvoor (in 1960) een verdrag over schade die voortvloeit uit kernongevallen. Dit verdrag en daarbij behorende nationale regelgeving beperkt de aansprakelijkheid van de exploitant in geval van ongevallen tot -afhankelijk van de situatie- enkele honderden miljoenen euro’s. Dit volstaat in het geheel niet bij een serieus ongeval. Zeker niet in een laag gelegen, winderig en dichtbevolkt land. Als kernenergie dan zo veilig en schoon is als wordt beweerd, dan ligt het toch voor de hand dit risico neer te leggen bij de exploitant en verzekeraars. De risicopremie vormt op dit moment niets anders dan een enorme subsidie van de overheid aan de exploitant. Een grotere marktverstoring is anno 2020 nauwelijks denkbaar.
Een vergelijk tussen kernenergie en ‘andere’ duurzame opties: prima. Maar dan wel met alle feiten op een rij. Daar hoort de integrale erfenis bij die kernenergie over de afgelopen 60 jaar heeft achtergelaten. En die wijst er vooralsnog niet op dat kernenergie concurrerend en duurzaam is of dit na 2030 zal zijn. Je zou het ook als een zegen kunnen beschouwen dat Nederland niet tot aan zijn nek in een erfenis van kerncentrales zit en volledig kan inzetten op zon, wind, geothermie, batterijen, waterstof en andere duurzame technieken.
Jan-Coen van Elburg werkt bij Rebel maar schrijft deze column op persoonlijke titel.