Opinie | Jan van Dinther is energietransitie developer bij Siemens Nederland en Jong Haventalent 2021 van de Rotterdamse haven.
“Wie alleen spijtvrije investeringen wil doen, krijgt uiteindelijk zeker spijt.” Aldus de titel van een opiniestuk van Olof van der Gaag op Energeia afgelopen maand. Zijn voorstel omhelst het afstappen van de ‘99,99% zekerheid’-cultuur naar een cultuur waarin we aannemelijkheid als uitgangspunt nemen. Oftewel, een pleidooi voor een broodnodige cultuurverandering in een complexe energietransitie waarin we simpelweg zulke zekerheid niet kunnen garanderen. Dat pleidooi ondersteun ik van harte.
Echter, met alleen het loslaten van zekerheid en dat vervangen door aannemelijkheid gaat morgen nog steeds de schop niet in de grond. Aannemelijk maken dat een infrastructuur gebruikt gaat worden leidt vaak weer terug naar wat in de sector inmiddels bekend is geworden als het “kip-ei probleem”. Wie of wat gaat eerst: eerst infrastructuur aanleggen en vraag volgt, of wachten op vraag en dan (pas) de infrastructuur aanleggen. Zoals Tennet-CEO Manon van Beek het verwoordde tijdens het presenteren van het aanbod van de industrie aan Nederland “wie maakt de first move?”.
Een investering in de infrastructuur aannemelijk maken zoals Thorbecke in 1863 dit deed zal vandaag de dag terecht niet geaccepteerd worden en is gewoon ook niet meer nodig. Toen in 1863 aan Thorbecke, bij het indienen van het wetsvoorstel voor de Nieuwe waterweg en het Noordzeekanaal, gevraagd werd naar de nut en noodzaak gaf hij als antwoord: “Het is geen aanbeveling, maar noch bij deze noch bij eenige andere gelegenheid, denk ik verder te gaan dan hetgeen ik voor waar en juist houde. Ik zeg nog dat dit een gewaagd werk is, maar een werk dat wij moeten wagen.”
Thorbecke anno 2021
Er is behoefte aan regie, sturing, zekerheid en misschien zelfs wat brutaliteit. Je zou wensen dat alle actoren die betrokken zijn bij de energietransitie aangestuurd zouden worden door een centrale regievoerder. Zoals een voetbalcoach die van elf individuen een team bouwt. Een team dat, door de onderlinge actie gecoördineerd uit te voeren, een maximaal resultaat behaalt. Terwijl de bal nog bij de middenvelder is, is de spits al gaan lopen richting het doel van de tegenstander om, na een pass van de middenvelder, het net te laten krullen.
De oproep tot een dergelijke coach, regievoeder, rijksarchitect, en ga zo maar door voor de energietransitie is al vaker gedaan, en is iets wat we in Nederland ook al kennen. De investeringen die moeten zorgen dat wij als Nederlanders droge voeten houden, staan onder de regie van de Deltacommissaris. Deze Deltacommissaris heeft daarvoor ook middelen in zijn gereedschapskoffer die ondersteuning geven in het nemen van de investeringsbeslissingen. Waren de middelen ten tijde van Thorbecke nog beperkt tot papier met ganzenveer en een rekenliniaal, anno 2021 zijn de, met name digitale middelen, nagenoeg onbeperkt.
Geef besluitvormers de juiste middelen
Ondanks de welhaast onbeperkte beschikbaarheid van nuttige middelen, wordt deze gereedschapskist nog nauwelijks geopend. Data gedreven tooling en applicaties als big data-analyse, artificiële intelligentie en het slim en strategisch inzetten van simulatiemodellen zijn nog geen gangbare gereedschappen voor planners en besluitvormers in de energieinfrastructuur. Veel van de gereedschappen die tot voor kort gangbaar waren, komen uit een tijdperk waarin het plannen van uitbreidingsinvesteringen vooral inhield dat de prestatie van de infrastructuur wordt beoordeeld aan de hand van geëxtrapoleerde veranderingen uit het afgelopen decennium. Het voorspellen van trends, directe causaliteit en lineariteit stonden hierbij centraal.
Om de energietransitie te plannen is geavanceerder gereedschap nodig dat onzekerheid in voorspellingen en de complexe interacties binnen het energiesysteem respecteert. We kunnen ons beleid bijvoorbeeld niet langer enkel baseren op de uitwerking van een aantal extreme toekomstscenario’s in de vorm van discrete eindpunten. Door middel van grootschalige simulatie en slimme algoritmes, zoals in de projecten Windmaster en Gridmaster, kan de toekomst verkend worden. Deze verkenning met behulp van dergelijk digitaal gereedschap kan een regievoerder, inclusief de betrokken stakeholders, op een analytische wijze inzicht bieden in niet-technische factoren, zoals strategisch gedrag en de invloed van beleidskaders, maar ook in allerlei technische kenmerken van het energiesysteem.
Veel van deze gereedschappen zijn reeds ontwikkeld in Nederland, onder meer ter ondersteuning van besluitvorming in het Deltaprogramma. Net als bij het Deltaprogramma kan onze energietranstieaanpak een exportproduct worden en op mondiale schaal inspireren. Investeren in kennisontwikkeling op dit vlak vergroot niet alleen de kansen om hier succesvol in te zijn, maar ook de kans om ons eigen energiesysteem effectief te transformeren. We zullen hiervoor als land moeten investeren in de digitale vaardigheden en de samenwerkingen die nodig zijn om deze gereedschappen te ontwikkelen en gebruiken. In verhouding tot investeringen in infrastructuur betreffen kennisinvesteringen andere risico’s. We kunnen experimenteren, falen en leren om de juiste plek en vorm van nieuw gereedschap te vinden in onze beleidsvorming. Dit in tegenstelling tot het inrichten van infrastructuur zelf, waar een foute keuze grote consequenties heeft.
Door de ‘99,99% zekerheid’-cultuur te vervangen met denken in aannemelijkheid, kan Nederland sneller keuzes maken voor wat betreft de te maken investeringen in de energie-infrastructuur. Gebruik van het juiste gereedschap zorgt voor een betere onderbouwing van de aannemelijkheid. Dit digitaal gereedschap is aanwezig en wordt met de dag beter. Een aan te stellen regievoerder gebruikt dit gereedschap en verbetert het, maar vergeet niet dat 2030 voor de infrastructuur morgen is. Deze regievoerder zet dus ook een schop in de grond. Het liefst vandaag al.
Jan van Dinther is energietransitie developer bij Siemens Nederland en Jong Haventalent 2021 van de Rotterdamse haven.