De Raad van State stelt te hoge eisen aan de winningsplannen van aardgasproducenten. Dat schrijft minister Van ’t Wout in een reactie op een tussenuitspraak van de bestuursrechter in een zaak die draait om een aantal velden van de NAM. Volgens de bewindspersoon kan niet van operators worden verlangd dat zij zo vroeg in het proces al gedetailleerde informatie over nieuwe putten kunnen aanleveren.
Afgelopen december oordeelde de Raad van State dat toenmalig minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) zijn goedkeuring aan verlenging van de gaswinning uit het Westerveld-systeem in Drenthe beter moest motiveren. In de marge hiervan merkte de rechter tevens op dat het voornemen van de NAM om mogelijk nieuwe putten te boren onvoldoende concreet is geformuleerd. Zo ontbreekt het aan exacte locaties. Indien de operator daadwerkelijk tot boring wil overgaan, moet daarom eerst een gewijzigd winningsplan worden ingediend.
Onmogelijk
Wiebes’ opvolger en partijgenoot Bas van ’t Wout verzet zich daartegen. In een brief aan de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State schrijft hij dat in een winningsplan “onmogelijk zo gedetailleerd” over voorgenomen putten en boringen gesproken kan worden. Het winningsplan is daar volgens hem niet het geijkte instrument voor en, minstens zo belangrijk, de mijnbouwregelgeving vereist dat ook helemaal niet. Wel moet de NAM, voordat het de schop in de grond zet, met succes de procedure voor een omgevingsvergunning hebben doorlopen. Maar dat is een ander traject.
De bewindspersoon betoogt dat het winningsplan is bedoeld om vast te leggen hoeveel gas er in een bepaalde periode veilig gewonnen kan worden. Voor de eventuele effecten op bodembeweging maakt het dan niet uit of er sprake is van één of van meerdere putten, zolang de operator het maximum maar niet overschrijdt. De instemming met een winningsplan kan zich daarom gerust uitstrekken tot in algemene termen omschreven toekomstige putten die nodig zijn voor een efficiënte winning binnen de gestelde volumegrenzen. Van ’t Wout wijst erop dat de Raad van State deze redenering in eerdere uitspraken zelf heeft bevestigd.
Seismische risico’s
De kwestie van de voorgenomen putten is echter niet waarom minister Wiebes zijn instemmingsbesluit beter moest motiveren. De bezwaarmakers –gemeenten, maatschappelijke organisaties en omwonenden- vinden dat de seismische risico’s voor bebouwing op onjuiste wijze zijn berekend. Wiebes is hierbij uitgegaan van het gemiddeld aantal inwoners per gemeente, maar dat zou een vertekend beeld geven; in de betreffende gemeenten komt dat uit op een laag getal, terwijl de bevolkingsdichtheid in de wijken nabij de velden juist relatief hoog ligt. De rechter is het daar mee eens en vindt dat het instemmingsbesluit op dit punt beter onderbouwd moet worden.
Dan is er nog een ander element dat opnieuw onder de loep moest worden genomen. In een van de voorschriften die Wiebes aan instemming heeft verbonden, is opgenomen welke handelingen de NAM moet uitvoeren na een eventuele beving. Als voorbeeld wordt gewezen op het opstellen van een bellijst en op communicatie met de omgeving. De Raad van State is het met een van de appellanten eens dat deze omschrijving niet overeen lijkt te komen met een advies van het Staatstoezicht op de Mijnen, dat uitgaat van een risicobeheersysteem in plaats van een communicatieplan.
Op beide punten heeft Van ’t Wout de motivering nu aangepast. Hij schrijft dat het toepassen van de rekenmethode voor seismische risico’s die uitgaat van het gemiddelde aantal inwoners in de nabijheid van de gaswinningslocaties ertoe leidt dat één veld in een hogere risicocategorie valt. Maar aangezien de NAM hier al voldoet aan de strengere eisen die bij deze categorie horen, hoeft dit volgens de minister in de praktijk geen gevolgen te hebben. Wat betreft de handelingen na een beving stelt Van ’t Wout dat de plannen in overleg met het SODM zijn opgesteld en dat expliciete goedkeuring daarom niet nodig is.
Elf gasvelden
De elf gasvelden van het zogenoemde Westerveld-systeem in Drenthe zijn al ruim dertig jaar in productie. Nu de eindfase is aangebroken, heeft operator NAM zijn winningsplan gewijzigd. Het bedrijf wil de productieduur iets verlengen, namelijk tot 2023 in het meest waarschijnlijke scenario en tot 2028 in het meest gunstige geval. Minister Van ’t Wout ziet daar geen bezwaar in en zijn voorganger gaf twee jaar geleden al akkoord.