De energietransitie is de laatste jaren goed op stoom gekomen. De energieproductie wordt schoon en decentraal, de netten slim en het energieverbruik flexibel. Maar in elk bedrijf lopen nog mensen rond die hun werkzame leven begonnen toen zonnepanelen nog iets voor satellieten waren en productie, levering en transport allemaal in handen waren van het regionale energiebedrijf. Hoe kijken deze oudgedienden aan tegen alle veranderingen in hun sector en hun bedrijf? Deze vrijdag: Henk Vellinga, zesentwintig jaar lang voorzitter van de Stichting Dorpsmolen Reduzum.
“Het verhaal begint eigenlijk honderd jaar geleden met dominee Boers, de rode dominee”, zegt Henk Vellinga op de vraag naar de oorsprong van de unieke dorpsmolen in het Friese Reduzum (Nederlands: Roordahuizum). Vellinga was zesentwintig jaar lang de onbezoldigde voorzitter van de stichting die het dorp een eigen windmolen bracht, en daarmee een gestage stroom inkomsten. Met het verdiende geld kocht het dorp bijvoorbeeld een busje om schoolkinderen uit het buitengebied op te halen zodat de basisschool niet leeg zou lopen, betaalde mee aan de nieuwbouw van deze school met zonnepanelen op het dak, kocht led-verlichting voor het sportveld van de kaats- en korfbalvereniging en plaatste ook daar zonnepanelen op het clubhuis.
Het verhaal dat Vellinga wil vertellen gaat over zelfbestuur, over het in eigen hand nemen van het lot van het dorp. Dus begint hij bij de geschiedenis van het Friese land, bij de vierhonderd veelal geïsoleerde dorpen die voeger soms alleen via het water waren verbonden. Waar men gewoon is de eigen zaken te regelen via een lokale vereniging, de vereniging Dorpsbelangen.
Het verhaal van Reduzum begint volgens Vellinga daarom bij de nieuwe predikant die in 1900 in het dorp arriveerde en zou blijven tot 1937: Benjamin Boers. “Boers was zo rood als een kreeft. Hij kwam uit de school van Domela Nieuwenhuis en lag in de clinch met de kerk”, vertelt Vellinga. “Boers zette zich in voor bestrijding van armoede en drankgebruik, en was daarnaast ook nog dominee. Nog altijd staat aan de rand van het dorp het koffiehuis De Blauwe Tent waar je heerlijk kan eten, maar waar ze geen alcohol schenken. Boers was van de blauwe knoop en heeft dat koffiehuis opgezet in de strijd tegen de drank.”
“Zo werd Reduzum rood en organiseerde zich. Men ging veel zelf doen, en dat was nog steeds zo toen ik er kwam wonen begin jaren tachtig. Maar dat was ook een tijd van verwarring. De jeugd trok weg, er was geen werk en voorzieningen gingen achteruit. Dorpsbelangen organiseerde bijeenkomsten over de vraag: wat doen we met ons dorp? Wat vinden we belangrijk?”
“Er kwamen werkgroepen om te brainstormen over deelonderwerpen. Een daarvan was milieu, waar ik ook in zat. Nu was er een windmolen gebouwd in het naburige Dearsum en dat idee hebben we overgenomen. Maar toen kwam natuurlijk de vraag: hoe dan? Hoe organiseer je dat? Het belangrijkste was dat we niks wilden doen zonder de dorpsbewoners erbij te betrekken. Bij elke stap vroegen we aan het dorp: Willen jullie dit? Waar? Hoe? Wat hebben jullie er voor over?”
“De totale kosten kwamen op 550.000 gulden. We wilden dat financieren met kleine leningen van elke inwoner, een deel subsidie en een lening van de Rabobank. Die had toen nog een eigen kantoor in het dorp met een directeur die natuurlijk meedeed in Dorpsbelangen.”
“Om iedereen mee te krijgen en om geld te lenen, belden we aan elke deur aan: dit is het plan, zo willen we het doen, en als het is afbetaald is de molen van het dorp. We wisten natuurlijk dat sommige mensen het niet breed hadden, maar we hebben geen voordeur overgeslagen. Ook als iemand geen geld heeft, zijn mening telt wel mee. Vlakbij de plaats die we in gedachten hadden voor de molen, op zo’n 300 meter, staat een boerderij en de bewoner was tegen. Daar zijn we mee gaan praten en uiteindelijk draaide hij om. Het enige dat hij later nog zei was: goh, wat draait hij mooi.”
“Uiteindelijk hebben we in het dorp met duizend inwoners 250.000 gulden opgehaald voor een lening van tien jaar. De subsidie kwam uit op een bedrag rond 180.000 gulden en de rest kwam van de Rabobank. In november 1994 stond de molen te draaien, een molen met een mast van 36 meter, wieken van 15 meter en een vermogen van 250 kW van de Deense fabrikant Micon, inmiddels overgenomen door Vestas. En hij draait nog steeds.”
“Nooit hebben we een klacht over geluidsoverlast gehad. Een grote rol daarbij speelt natuurlijk dat iedereen leeft met het idee: dat is ónze molen. Mensen kwamen bij mij aan de deur als de molen niet draaide en zeiden: ‘Doe er wat aan’. Meestal was er dan onderhoud of waaide het niet. Een keer zei iemand aan het einde dag verbaasd: ‘Er is geen wind, Henk, maar de molen draait!’ Tegen zonsondergang valt hier vaak de wind even weg en dat voel je het eerst aan de grond. Maar de molen is dertig meter hoog en daar waaide het nog. Ik zei dus: wacht maar even een kwartier.”
Henk Vellinga
Henk Vellinga (70) was de eerste voorzitter van de Stichting Dorpsmolen Reduzum bij de oprichting in 1994. Zesentwintig jaar lang zou hij deze functie vervullen, tot zijn terugtreden in december 2020. Vellinga werd in 1951 geboren in Leeuwarden, en verhuisde in 1982 naar Reduzum. Hij heeft een technische opleiding gevolgd en zijn werkzame leven grotendeels als technisch inkoper voor verschillende bedrijven gewerkt, en tussendoor ook vijf jaar als milieuambtenaar in de gemeente Leeuwarden. Eerder dit jaar is hij van Reduzum verhuisd naar Sneek, omdat hij de oude boerderij met grote tuin in wilde wisselen voor iets kleiners.
Het geld dat binnenkwam dankzij de molen gaf het dorp in de jaren negentig de mogelijkheid om zelf initiatieven te ondernemen. “De oude school was heel slecht. Er zaten gaten in de muren. De gemeente had weinig geld voor nieuwbouw terwijl wij juist een school wilden met ook andere voorzieningen, zoals ruimte voor een bibliotheek en een grote zaal voor toneel. Dat zou 2,5 mln gulden kosten en de gemeente had maar 1,7 mln. Wij zeiden: we doen de rest zelf. De gemeente zei dat dat niet kon want het was een openbare school.”
“Toen regelde de architect allerlei besparingen zodat het wel binnen het budget kon. Hij zette de school bijvoorbeeld tegen de gymzaal want dat scheelt weer een muur. Het aftimmeren van de zolder ging uit het bestek, net als het betegelen van het plein. Het hele dorp heeft meegewerkt om het werk af te maken, én we hebben zonnepanelen op het dak geplaatst. Uiteindelijk met enthousiaste steun van de gemeente. Ambtenaren kwamen bijvoorbeeld op een gegeven moment stenen brengen die ergens over waren en we voor het plein konden gebruiken. Later heeft de stichting ook een schoolbus gekocht die nu met vrijwilligers als chauffeur door het buitengebied rijdt, ’s ochtends en ’s middags. Dat was de redding van de school.”
Vellinga vertelt dit verhaal van de school, en andere voorbeelden die te lang voeren om hier allemaal aan te halen, om de kracht van een democratisch functionerende gemeenschap te duiden. Vele, zo niet alle Friese dorpen kennen een vereniging ‘Dorpsbelangen’, waarin alle dorpsbewoners mee kunnen draaien. De molen is voortgekomen uit Dorpsbelangen Reduzum, net als het werk aan de school of de aanleg van een nieuw wandelpad dat de bewoners wilden. Uit overwegingen van continuïteit is het beheer van de molen vervolgens in een stichting geplaatst, maar de werkelijke eigenaren zijn de dorpsbewoners via Dorpsbelangen.
“De oorsprong van democratie is: mensen regelen het zelf en maken daar onderling afspraken over. Maar toen we dus zelf een wandelpad wilden aanleggen zei de gemeente: ‘Hoe dan? Wie onderhoudt dat? Dat kan toch niet?’ Het was een probleem voor ambtenaren omdat zij alles in regels willen vangen. Toch is het wandelpad er wel gekomen, want we doen het gewoon zelf. In de manier waarop er wordt bestuurd, zijn regels teveel op de voorgrond gekomen. Het nut komt pas daarna. Als de burger nu zelf iets regelt is dat vaak lastig voor een overheid.”
Reduzum merkte dit de afgelopen jaren toen het tijd werd om de molen te vervangen door een nieuwer exemplaar. Reduzum botste met een provinciebestuur dat losse windmolens uit het Friese landschap wilde laten verdwijnen. In plaats daarvan moest er één groot windpark komen in het IJsselmeer, Windpark Fryslân, en een kleinere op de kop van de Afsluitdijk (Nij Hiddum Houw) om te voldoen aan de provinciale opgave van 530 MW wind op land in Friesland, die inmiddels was afgesproken met het rijk.
“Al die losse molens moeten weg want ze verpesten het landschap, zei de provincie. Maar voor ons in Reduzum is deze molen nu het symbool van het dorp. Iedereen die het dorp uitrijdt kijkt naar de molen of het waait en in welke richting.”
“Een gedeputeerde zei toentertijd: ‘Reduzum is sympathiek, maar als we toestemming geven voor een nieuwe molen, dan komen er vierhonderd dorpen naar me toe die allemaal een eigen molen willen hebben.’ Toen heb ik die gedeputeerde een bericht gestuurd: stel nou dat die vierhonderd dorpen inderdaad allemaal een molen willen, dan is jouw probleem toch opgelost? En hoef je geen strijd meer te voeren over die grote windparken. Nooit een antwoord op gehad.”
De persoonlijke relatie met een object is belangrijk voor de wijze waarop de mens dat object beschouwt. “Vind ik een groot windmolenpark, waar ik geen voordeel van heb, mooi? Nee. Maar vind ik de dorpsmolen lelijk? Nee, zeker niet. Het gaat erom of wij, de mensen die hier wonen, het samen willen. Je moet open en eerlijk met elkaar praten, tot je het met elkaar eens bent. Dan is het landschap in de beste handen bij de mensen die hier wonen. Maar dat is wat steeds mis gaat, men praat niet met elkaar.”
Inmiddels heeft Reduzum het toch voor elkaar dat de bijna dertig jaar oude molen mag worden vervangen door een nieuw exemplaar. De stichting wacht alleen nog op een positief subsidiebesluit. Met het dorp zelf gaat het nu goed. Het inwonertal lag dertig jaar geleden, toen men zich zorgen maakte over de toekomst, op duizend. Nu wonen er ongeveer elfhonderd mensen in het dorp en bloeit de school, terwijl men toen voor het voortbestaan vreesde.