Het kabinet overweegt een systeem van hernieuwbare waterstofeenheden te ontwikkelen voor de industrie, naar analogie van de hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s) in het wegvervoer. Daarmee zou Nederland kunnen voldoen aan het voorstel van de Europese Commissie dat vanaf 2030 ten minste 50% van het waterstofgebruik in de industrie verplicht groen moet zijn.
Dat schrijft minister Stef Blok (Economische Zaken en Klimaat, VVD) in antwoord op Kamervragen van partijgenoot Silvio Erkens. “Naar verwachting kan er een vergelijkbare normeringssystematiek worden ontwikkeld zoals nu vanuit de huidige richtlijn voor het wegvervoer geldt”, aldus Blok. Volgens de minister moet hiervoor een kader ontwikkeld worden, “zodat deze verplichting naar verwachting vanaf 2025 een afzetmarkt voor groene waterstof toepassing in de industrie kan creëren”.
Een definitief besluit over dit systeem heeft het kabinet nog niet genomen, zegt woordvoerder Tim van Dijk. Volgens hem behoren andere opties zoals subsidiëring ook nog tot de mogelijkheden.
Blauw versus groen
Nederland zet bij het verduurzamen van de industrie in eerste instantie voornamelijk in op blauwe waterstof, oftewel waterstof geproduceerd met aardgas waarvan de CO₂ is afgevangen en opgeslagen (CCS). Met Prinsjesdag kondigde het kabinet daartoe bijvoorbeeld een verhoging van het subsidieplafond voor CCS aan,
De Europese Commissie zet liever meteen in op groene waterstof, geproduceerd met elektrolysers op groene stroom. Eurocommissaris Frans Timmersmans (Green Deal) verwacht dat dat kosteneffectiever zal zijn. De Commissie wil daarom per 2030 een verplichting toevoegen aan de Europese Richtlijn hernieuwbare energie (Renewable Energy Directive of RED). Minstens 50% van het waterstofgebruik in de industrie moet dan groen zijn. Raffinaderijen krijgen hierop een uitzondering.
In het wegvervoer voorziet de richtlijn nu al in vergelijkbare regels. Bedrijven die grote hoeveelheden energie leveren aan het wegvervoer moeten een steeds groter deel hiervan uit hernieuwbare bronnen halen.
Om hieraan te voldoen, hebben Nederlandse bedrijven een (groeiend) aantal hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s) nodig, de precieze hoeveelheid wordt opgelegd door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA). Die kunnen ze kopen, of krijgen door 1 GJ hernieuwbare energie aan het wegvervoer te leveren. Bedrijven die meer hernieuwbare energie produceren dan ze zelf nodig hebben, kunnen overtollige HBE’s verkopen.
Nederlandse industrie duurder uit
Het Planbureau voor de Leefomgeving constateerde in september dat de Europese koers voor verduurzaming via groene waterstof, duurder zal uitpakken voor de Nederlandse industrie dan de ingezette Nederlandse koers met CO₂-opslag en blauwe waterstof.
Die conclusie deelt minister Blok. “Groene waterstof blijft op de korte termijn zeer waarschijnlijk duurder dan CO₂-opslag en blauwe waterstof”, schrijft hij. Het voorstel van de Commissie “kan daarmee de verduurzaming van de industrie op de korte termijn duurder maken”. Hij nuanceert dat het moeilijk is te schatten hoeveel duurder de industrie uit zal zijn. Veel zal afhangen van de concrete uitwerking van het voorstel en de onzekere prijsontwikkeling van groene waterstof, aldus Blok.
Hij schrijft dat het kabinet momenteel laat onderzoeken wat de consequenties “en de kansen” van het voorgestelde doel zijn voor de Nederlandse industrie. De uitkomsten hiervan verwacht hij aan het eind van het jaar.
Verdubbeling elektrolyse nodig
Wel duidelijk is dat de geplande elektrolysecapaciteit in Nederland niet genoeg zal zijn om het Europese doel te halen. In het Klimaatakkoord en de kabinetsvisie waterstof staat de ambitie om 500 MW elektrolysecapaciteit te hebben in 2025 en 3 GW tot 4 GW in 2030. Het PBL schat in dat het dubbele nodig zal zijn in 2030 om de Europese doelen te halen.
Blok verwacht overigens dat het groenewaterstofdoel slechts een beperkt effect zal hebben op de hoeveelheid toegepaste CCS in 2030. “Dit omdat de hoeveelheid groene waterstof in 2030 zelfs met dit nieuwe doel nog steeds beperkt is ten opzichte van de totale noodzakelijke reductie in 2030 en de nationale klimaatopgave aangescherpt wordt naar aanleiding van het Fit-for-55-pakket wat extra inzet van CCS vraagt.”
Na 2030 zal dat anders zijn, schrijft hij. “Vaak zijn hernieuwbare en blauwe waterstof alternatieven voor verduurzaming van industriële processen, daar zal het voorgestelde RED-doel de ruimte voor alternatieven beperken.” In specifieke gevallen zal CCS nodig blijven, schrijft Blok, omdat groene waterstof daar geen oplossing voor verduurzaming is. Bijvoorbeeld bij het gebruik van industriële restgassen voor de productie van waterstof.