Gasprijzen staan op dit moment in het middelpunt van de belangstelling. Ze leiden tot stijgende energierekeningen, omvallende energieleveranciers en producenten van kunstmest of aluminium die de productie verminderen. De inflatiecijfers zijn sinds lange tijd niet zo hoog geweest.
Gasopslagen staan zelden in de belangstelling. Achter de schermen spelen ze echter een essentiële rol bij de gasvoorziening. De nervositeit over de aan het begin van deze winter slecht gevulde gasopslagen draagt bij tot de stijging van de prijzen. Meer dan dat, zorgen over de leveringszekerheid van gas aan het eind van deze winter steken steeds meer de kop op.
Zeven vragen over gasopslagen.
1. Waarom zijn gasopslagen zo belangrijk?
Terwijl een gasveld vrijwel altijd het hele jaar op een relatief constant niveau produceert, is het winterverbruik van gas veel hoger dan het zomerverbruik. Voor Nederland is de gasconsumptie op een koude winterdag ongeveer drie keer zo hoog als die in de zomer. Dat verschil wordt groter naarmate een land koudere winters heeft en een groter aandeel gas in de warmtevoorziening.
Groningen was een uniek gasveld, met een dermate hoge productiecapaciteit (die meestal slechts voor een zeer beperkt deel benut werd) dat het in staat was om op een koude winterdag aan een groot deel van de gasvraag in Nederland (en delen van Duitsland, België en Frankrijk) te voldoen. Aan die rol van grote winterproducent is al in 2014 een einde gekomen toen toezichthouder SODM de NAM opdroeg zo vlak mogelijk door het jaar heen te gaan produceren, in een poging de seismiciteit te verminderen. Sinds die tijd zijn gasopslagen ook in Nederland het fundament voor de leveringszekerheid van gas in de winter.
2. Hoe werkt een gasopslag?
De drie grote Nederlandse gasopslagen (Norg, Grijpskerk en Bergermeer) behoorden alle drie ooit tot de kleine gasvelden in Nederland en zijn, net als veel andere velden, ooit (vrijwel) geheel leeg geproduceerd. Om te gaan functioneren als gasopslag moeten er twee dingen gebeuren met een leeg gasveld:
• Het veld moet weer gedeeltelijk gevuld worden met gas (kussengas). Daarna wordt het veld gedurende de winter in een snel tempo van een hoger niveau (geassocieerd met een hogere druk) tot een lager niveau (onderdruk) geproduceerd. Aan het eind van de winter, als de druk de onderdruk begint te naderen, zal de productiecapaciteit afnemen.
• Die productie moet snel gaan, om een betekenisvolle rol als gasopslag te kunnen vervullen. Wat normaal in een aantal jaren of een decennium zou worden geproduceerd moet er nu in een enkel winterseizoen uit. Dat betekent met name dat er een groot aantal productieputten met een relatief grote capaciteit (diameter) geboord moeten worden. Die hoge productie vereist een veld met een relatief goede reservoirkwaliteit. Ook moeten de verwerkings- en transportcapaciteit op orde zijn.
3. Hoe staat het met de capaciteit van de gasopslagen?
Die capaciteit zou in principe, met ongeveer 30% van ons jaarlijks gasverbruik, voldoende moeten zijn. Het houdt, nu men het zonder het Groningenveld moet doen, niet over. De Nederlandse capaciteit van de gasopslagen is ruim 10% van de totale EU capaciteit; vergelijkbaar (zelfs iets groter) met het Nederlandse aandeel in het EU-gasverbruik. Hierbij dienen echter twee kanttekeningen te worden geplaatst:
• Nederland gebruikt twee soorten gas, laagcalorisch (Groningen of geconverteerd hoogcalorisch gas) en hoogcalorisch (kleine velden, import) gas. De opslag dient voor beide soorten op orde zijn; zowel voor laagcalorisch (vooral: warmtevraag) als voor hoogcalorisch (vooral: industrie en elektriciteitsvoorziening).
• De Nederlandse gasopslagen worden ook ingezet voor de gasvoorziening in België, een land dat altijd al een zeer kleine opslagcapaciteit had, en Engeland. De Rough-gasopslag in Engeland werd in 2017 gesloten waarmee het land in één klap 70% van de opslagcapaciteit verloor. Het sluiten van Rough werd indertijd ingegeven door de beperkte verdiensten die, in een tijd van ruime gasmarkten en lage gasprijzen, niet opwogen tegen de kosten van een offshore gasopslag die aan groot onderhoud toe was.
4. Hoe staat het met de vulgraad?
Ronduit slecht. Aan het begin van het winterseizoen in oktober was de vulgraad van de Nederlandse gasopslagen ongeveer 60%; normaal is dat 90%. Op dit moment is de vulgraad gezakt tot onder de 50%. Als er komende winter net zoveel gas uit de Nederlandse opslagen gehaald wordt als in de winter 2017/2018 of 2020/2021 dan zou men aan het eind van deze winter tekort komen.
Zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet; er is een Europese gasmarkt. Ook voor Europa als geheel ziet de vulgraad er echter niet goed uit (op dit moment ruim 60%), al is het vaak beter dan in Nederland. Er is dit jaar een relatief groot verschil tussen landen waar er een regeling bestaat die ervoor zorgt dat de gasopslagen aan het begin van de winter goed gevuld zijn (Frankrijk, Italië, Spanje, Polen) en landen waar een dergelijke regeling niet bestaat en vertrouwd wordt op marktwerking (Nederland, Duitsland, Oostenrijk). In de eerste groep was de vulgraad aan het begin van deze winter gemiddeld rond de 90%, in de tweede groep lag deze beduidend lager.
5. Waarom zorgt marktwerking niet altijd voor een goede vulgraad?
Het verdienmodel voor een operator van gasopslagen is het gemiddelde verschil tussen de zomer- en winterprijs. Dat was de afgelopen jaren, bij ruime gasmarkten, een niet goed functionerend verdienmodel. Alternatief is de ruimte te verhuren aan handelaren of leveranciers die hier gas willen opslaan om aan hun verplichtingen voor levering in de winter te kunnen voldoen. Dat model werkt, maar slechts tot op zekere hoogte. Men kan niet anders dan constateren dat het in de aanloop naar deze winter niet afdoende heeft gewerkt.
Beschouw bijvoorbeeld de situatie waarin een gasleverancier aan het begin van deze winter verkeert: deze leverancier heeft er met de huidige TTF forward curve (op dit moment rond de €100 per MWh tot aan april 2022; rond de €60 per MWh na april 2022) een groot belang bij om aan het eind van de winter helemaal door de voorraad gas heen te zijn. Want aan het eind van de komende winter verliest die voorraad naar verwachting bijna de helft van de waarde. Dat is, met de huidige spelregels, een perverse prikkel van de markt die voor de samenleving bijzonder ongelukkig kan uitpakken als februari en maart koude maanden zijn.
Het basisprobleem is dat men in de EU wel leveringszekerheid verwacht, maar nauwelijks bereid is om daar (vooraf) ook voor te betalen. Men wilde, althans tot nu toe, voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Dat heeft de afgelopen jaren op de goed functionerende en transparante Europese gasmarkt, in een tijd van een wereldwijd overschot aan gas, goed uitgepakt. Deze winter, in een tijd van een wereldwijd tekort aan gas, wordt de keerzijde van deze medaille echter zichtbaar.
Verder dient men de rol van Gazprom in ogenschouw te nemen. Het waren vooral de Gazprom-gasopslagen in Europa die niet goed werden gevuld. In Nederland gold dit voor Bergermeer waar Gazprom de beschikking heeft over ruim 40% van de capaciteit (Gazprom leverde er ooit het kussengas). Met minder dan 30% was de vulgraad van Bergermeer verreweg de laagste van de drie grote Nederlandse gasopslagen. Het is in lijn met de Russisch export naar Europa die gaandeweg door het jaar steeds verder achterbleef bij die van 2018 en 2019, de laatste pre-corona jaren. Voor een discussie van de achtergrond hiervan: zie deze recente HCSS-studie.
6. Hoe gaan we deze winter doorkomen?
Leveringszekerheid is geen zekerheid meer – met name tijdens een koude periode aan het eind van de winter. Desondanks is de kans op daadwerkelijke fysieke problemen met de gaslevering nog steeds klein.
Ook bij een relatief koude winter is het waarschijnlijker dat de gasprijzen tot grote hoogte gaan stijgen voordat de bodem van de gasopslagen wordt bereikt. Dat zullen dan hogere prijzen moeten zijn dan die van de afgelopen maanden. Weliswaar was er enige vraaguitval door het (gedeeltelijk) stilleggen van een aantal industriële sectoren, denk aan kunstmest en aluminium, maar de daarmee geassocieerde vraaguitval zette tot nu toe nauwelijks zoden aan de dijk.
Daarnaast lijkt het mogelijk dat, in het zicht van een noodsituatie, er een tijdelijke toestemming gegeven wordt om Nord Stream 2 in gebruik te nemen. Evenzeer is het voorstelbaar dat Gazprom, voor levering in het kader van een dergelijke tijdelijke regeling, ook bepaalde voorwaarden gaat stellen.
Aan het eind van de winter kan men dan de balans opmaken hoe groot de schade is die de hoge gasprijzen hebben veroorzaakt. Hogere kunstmest prijzen, of een vermindering van de activiteit in de glastuinbouw deze winter, kunnen leiden tot hogere voedselprijzen en meer inflatie in 2022.
7 Wat zou de Nederlandse regering kunnen doen?
Gasprijzen zijn het resultaat van marktwerking, op een gasmarkt die steeds meer een wereldwijde markt is geworden. Het vermogen daar iets aan te doen, zo men dat al mocht willen, is zeer beperkt.
Maar leveringszekerheid is iets waar wel wat aan gedaan kan worden, bijvoorbeeld door regelingen te treffen die ervoor zorgen dat de bestaande gasopslagen aan het begin van de winter goed zijn gevuld. Dat is het laaghangend fruit. Het is meerdere landen binnen de EU gelukt om een dergelijke regeling van de grond te krijgen. Ook voor de prijzen kan het helpen; nervositeit over slecht gevulde gasopslagen is een van de factoren die de gasprijzen tot ongekende hoogte hebben opgedreven de afgelopen maanden.
Verder moet er, misschien eerder binnen EU verband dan in Nederlands verband, iets gebeuren met de rol van Gazprom. Het bedrijf levert ruim 35% van het EU gas, is de monopolist voor export per pijpleiding van Rusland naar Europa en heeft grote belangen in Europese gasopslagen. Het heeft ook de hand aan de kraan. Dat een en hetzelfde bedrijf, direct of via dochters, zo’n grote invloed heeft op de gehele keten is een zeer ongewenste situatie.
Dit artikel focust op het onderhoud van het oude energiesysteem; noodzakelijk voor betaalbaarheid en betrouwbaarheid van energie zolang het nieuwe net zero carbon systeem nog niet is opgebouwd. De huidige gascrisis zou echter net zo goed een aansporing moeten zijn om voort te maken met de opbouw van dat nieuwe systeem.