Het is woensdag middag op het station in Den Bosch. Wij zitten bij elkaar om een aantal investeringsvoorstellen van de koepelcoöperatie te bespreken. Wij in deze zijn de “grote coöperaties” van Energie Samen. In coöperatieland heb je gauw de titel te pakken. Nou gauw, het kost je wel een jaar of tien en heel wat grijs haar maar dan tel je vanaf drie windmolens écht mee. Je hebt dan genoeg leden, en verdient wat extra’s om in nieuwe decentraal duurzame projecten te stoppen of collega-coöperaties uit de brand te helpen.
Wij beginnen met een kleine sfeerimpressie. Hoe zit iedereen in de wedstrijd? De dagvoorzitter doet een aftrap: “Het gaat goed, wij hebben wind mee, de coöperatieve sector heeft het voor het zeggen”. De aanwezigen kijken elkaar eerst aan tot een van ons het woord neemt: “Ik vind het vervelend dat ik je nu al moet onderbreken maar het gaat helemaal niet goed: alles staat stil! Er is geen functionerend subsidiesysteem, er komen nergens nog vergunningen los, en er is geen netaansluiting meer te verkrijgen.” De rest knikt instemmend: het is gewoon een drama.
In haar rapport ‘Beleving windenergie op land: inzichten uit vier windparken’ concludeerde TNO recent dat distributieve rechtvaardigheid een belangrijke voorspeller is van de beleving van een windpark. “Distributieve rechtvaardigheid” is een duur begrip voor “wie er last van krijgt moet er ook wat aan verdienen”.
Ook vonden ze dat het gevoel voor rechtvaardigheid gepaard gaat met het beleven van overlast. Heb je het gevoel dat er niet naar je is geluisterd tijdens de realisatie van een windpark, dan houd je er een nare smaak aan over. TNO voegde nog een belangrijke aanbeveling toe: “Zorg voor een collectieve kennisbasis door daar gezamenlijk aan te werken”. Dit was overigens ook een van de adviezen van de Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij klimaatbeleid vorig jaar.
Een collectieve kennisbasis, distributieve rechtvaardigheid en gedegen participatie zijn nou net drie zaken waar je nergens een businesscase voor kan vinden. Dat zijn talloze koppen koffie, sloten geduld en avonden in niet geventileerde oude gymzalen of het plaatselijke activititeitencentrum waar je pas mag aanschuiven met je participatietafel als de bingoavond is afgelopen. Dat is zoeken naar de juiste woorden, je inleven in wat er in het gebied leeft en heeft geleefd. Hoe een gebied ooit bestemd was voor een uitbreiding van de snelweg, maar waar daarna lang gesproken is over een nieuwe vestiging van de McDonalds en wat nu ineens op een kaart is opgenomen als ‘Zoekgebied wind’.
De minister is ondertussen met andere zaken bezig: er moet een waterstofbackbone worden aangelegd en energie-eilanden op zee worden gebouwd. De realisatie van zon en wind op land met lokaal eigendom is in Den Haag geen thema meer. De grootste politieke partijen richten hun pijlen op het verdubbelen van de capaciteit van wind op zee, uitzoeken of een paar kerncentrales een rol kunnen spelen om het systeem in balans te houden en zoeken naar manieren om tot afspraken te komen met de grote industrie. Allemaal keihard nodig en gelukkig zaken waar je straks de burger minder voor nodig hebt. Denken ze.
Recent nog was ik te gast bij een kennisbijeenkomst over het gebruik van waterstofgas in de gebouwde omgeving. Een aantal netbeheerders presenteerden hun “lessons learned” uit de paar pilots die worden gedaan her en der in het land. “We denken dat het belangrijk is om mensen goed en tijdig te informeren.” “Het is belangrijk om te weten wat er lokaal speelt.” “Je gaat het mét de burger moeten doen.”
En gekscherend vertelden ze hoe je straks mogelijkerwijs met “lokale badhuizen” moet gaan werken om tijdens de ombouw van aardgas naar waterstof mensen alsnog een mogelijkheid te geven om te douchen. Dit omdat je de lokale gasleidingen eerst zou moeten ontkoppelen en schoonspoelen voordat hergebruik voor waterstof mogelijk is. Op de stoel naast mij herkende ik iemand die hiervoor jaren aan de ontwikkeling van wind op land had gewerkt. “Nou nou, wat een vernieuwende inzichten”, hoor ik haar mompelen.
Nee mensen, we zijn niet van de burger af. Je zou dan ook zuinig moeten zijn op je energiecoöperaties. Want díe investeren toevallig wel tijd, geld, geduld en liefde in alle zaken waar geen businesscase voor is. Die weten hoe ze aan de keukentafel informatie kunnen delen en mensen kunnen bereiken. Als je (onzalige) plan is om hele wijken op waterstof om te zetten, weet dan dat je mensen niet in een rij in hun badjas op straat gaat krijgen vanuit je hoofdkantoor in Arnhem, Rotterdam of Amsterdam.
Kijk naar Betuwewind, die dankzij haar aanpak de Volkskrant haalde als enige leverancier die haar klanten in deze energiecrisis geld gaat teruggeven, in plaats van de tarieven voor groene stroom te verdubbelen zoals de rest doet onder de mom van ‘ja maar DE MARKT’.
Terug in Den Bosch.
“Nou, wie gaat hier geld bij leggen?”, vraagt de voorzitter die net een presentatie heeft gegeven over een initiatief van de koepelcoöperatie om coöperaties te helpen met het standaardiseren van een aantal contracten voor warmtelevering. Wij kijken elkaar aan en steken allemaal de hand op. Wij zien dat geld natuurlijk nooit terug. BV Nederland hopelijk wel.