Iedereen kijkt door zijn of haar eigen bril naar de gaswinning rondom Groningen en in bredere zin naar de huidige gascrisis.
Door sommigen wordt de liberalisering van de gasmarkten eruit gelicht. Veel NGO’s leggen de nadruk op een te langzaam op gang komen van de energietransitie: “Als men die transitie nu maar sneller had ingezet waren we niet zo afhankelijk geworden van Poetin en waren de prijzen voor energie niet zo hoog opgelopen”.
De insteek van de parlementaire enquêtecommissie Groningen is: waarom heeft het zo lang geduurd voordat de gaswinning hier werd afgebouwd; een gaswinning die zo overduidelijk negatieve gevolgen had voor de mensen in Groningen? De negatieve aspecten van de gaswinning komen uitgebreid aan bod; aan de voordelen wordt geen aandacht besteed. Ten opzichte van de situatie van vóór 2012, toen juist die nadelen werden genegeerd, is de slinger nu volledig doorgeslagen naar de andere kant.
In dit artikel worden een aantal aspecten van de gaswinning aangesneden die de enquêtecommissie in de verhoren (maar niet altijd in de voorgesprekken) heeft vermeden. Vervolgens worden zo droog en nuchter mogelijk de voor- en nadelen van een tijdelijke extra Groningen productie op een rij gezet. Om af te sluiten met de vraag: waarom is hierover in Nederland geen rationele discussie meer mogelijk?
Wat de enquêtecommissie niet wil weten
Over gasmarkten. De in het afgelopen decennium snel dalende Groningen gasproductie is niet de enige, maar wel de belangrijkste reden voor de toen snel dalende gasproductie in de EU. Tussen 2013 en 2018 was de stijging van de Russische gasexport vrijwel gelijk aan de daling van de Groningse gasproductie. Pas na 2018 werd een grotere LNG-invoer de belangrijkste manier om de daling van gasproductie in de EU op te vangen.
Vóór 2013 lag het aandeel Russisch gas in de EU lange tijd op ongeveer 30%. Dit werd in Brussel toen als het maximum percentage gezien dat nog acceptabel was. Tussen 2013 en 2019 steeg dit aandeel echter naar ongeveer 45%. Dat werd weliswaar met enige zorg geconstateerd, maar actie hierop werd nauwelijks ondernomen. Leveringszekerheid van energie stond simpelweg niet hoog op de agenda, noch in Den Haag noch in Brussel. Weliswaar moesten lidstaten elk jaar aan Brussel verslag uitbrengen over de status van de leveringszekerheid, maar daarbij lag de nadruk vooral op de infrastructuur. Er was (en is) geen cultuur om naast het plannen voor verwachte ontwikkelingen ook werkelijk serieus te anticiperen op minder waarschijnlijke of politiek onwenselijke scenario’s. De facto besteedde Europa de energievoorziening steeds meer uit aan Rusland en OPEC en de veiligheidsvoorziening aan de VS. Dat is steeds minder houdbaar.
Het sluiten van Groningen heeft grote gevolgen gehad voor de gasmarkten. Het heeft het vermogen van Gazprom om de gasprijs te zetten vergroot. En op geopolitiek gebied het vermogen van de Russische president Vladimir Poetin om gas als wapen te gebruiken vergroot. Het is een ongemakkelijke waarheid die de enquêtecommissie, en ook de Nederlandse samenleving, liever niet wil horen. De EU heeft lange tijd moeite gehad verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van geopolitiek en energie. Datzelfde geldt, op kleinere schaal, ook voor Nederland.
Schadeafhandeling. Er kwamen in 2012 ongeveer 2.000 schademeldingen binnen en die hadden een duidelijke correlatie met de aardbeving in Huizinge, qua locatie én tijd. De laatste jaren kwamen er ongeveer 50.000 binnen en die hadden, qua locatie én qua tijdstip, (vrijwel) geen correlatie meer met bevingen. Het zijn er ongeveer 1.000 per week, of er nu recent een relatief sterke beving is geweest of niet. Correlatie betekent geen causaliteit, maar een afwezigheid van een correlatie is wel een sterke aanwijzing voor een ontbreken van causaliteit.
Terwijl het aantal schademeldingen sinds 2012 met ruim een factor twintig toenam, nam de jaarlijks vrijkomende seismische energie met ruwweg een factor tien af. Verminderen van productie leidt tot een vermindering van de seismiciteit. De nu overgebleven seismiciteit is niet zozeer gerelateerd aan de huidige, lage, productie maar aan het zich geleidelijk aanpassen van de druk in het reservoir na decennia van productie, wat nu (tijdelijk) op sommige plaatsen nog een verlaging van de druk met zich meebrengt zonder dat er in de directe nabijheid nog geproduceerd wordt.
Een groot deel van de huidige schademeldingen komt uit locaties (Haren, Groningen-stad) waar bevingen niet of nauwelijks worden gevoeld en waar de maximale gemeten bodemversnellingen door bevingen veel kleiner zijn dan die uit andere oorzaken. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) constateert met enige verbazing dat “70% van de recente schade-opnames gedaan worden in een gebied waar de kans op schade juist het kleinst is”, op afstanden van 25 tot 35 kilometer van de epicentra van de zwaardere bevingen.
Onderzoek van de TU Delft laat zien dat in de gebieden buiten het kerngebied de bijdrage van bevingen aan de daar onderzochte complexe schades nihil (technische toerekenbaarheid minder dan 1%) of zeer klein (minder dan 10%) is. Variaties in het grondwaterpeil zijn hier, net zoals in andere gebieden in Nederland, een veel plausibeler verklaring voor deze schades dan bevingen of de gelijkmatige en geleidelijke bodemdaling door gaswinning. Dat er in Groningen bij het opnemen van schades geen enkele correlatie gevonden wordt tussen het aantal schades per huis (gemiddeld ruim twintig) en de afstand tot de epicentra en de kern van het gebied met bevingen sluit hier bij aan.
Elk huis in Nederland, zeker wanneer gebouwd op klei of veen, vertoont nu eenmaal schades, zo laat ook het IMG weten. In Groningen zijn de criteria voor het toepassen van de omkering van de bewijslast (een kleine, niet voelbare bodemversnelling die tot dertig jaar in het verleden mag liggen) zo ruim, dat deze gelden voor vrijwel de gehele provincie en in de praktijk neerkomen op een blanco cheque. Het is wel een langdurige en moeizame procedure om deze blanco cheque vervolgens ook te innen. Wat betekent dat vasthoudendheid en de capaciteit dit systeem te bespelen veel meer bepalend zijn voor een uitkering dan het aanwezig zijn van schade door bevingen.
Versterking. Met het afbouwen van de gaswinning is een grootschalige versterking zinloos geworden. Daarbij doet het er niet toe of men nu tijdelijk tijdens deze crisis nog ordegrootte 10 miljard kuub per jaar produceert of niet. Uit de HRA-modellen en de nu door TNO gebouwde analoge SDRA-modellen, volgt dat het aantal huizen dat volgens de Meijdam-norm versterkt moet worden, beperkt is tot enige tientallen en na een complete stop snel richting nul gaat.
Men kan bij het gebruik van een bouwnorm (NPR 9998), waarin de huidige gasafbouw niet volledig is geïncorporeerd, op hogere aantallen uitkomen. Wil men dat ook werkelijk? Ook bij een productie van ongeveer 12 miljard kuub per jaar is het seismische risico wat betreft fysieke veiligheid in Groningen, ten gevolge van geïnduceerde bevingen, vergelijkbaar met dat in Limburg ten gevolge van natuurlijke bevingen.
Wil men echt grootschalig gaan versterken, op een moment dat naar verwachting meer dan 90% van de seismiciteit achter de rug is? Ook in Limburg doet men dat niet en met een goede reden: het geringe fysieke veiligheidsrisico dat men daarmee oplost, weegt bij lange na niet op tegen de stress en onzekerheid die een langdurige en grootschalige versterking met zich meebrengt.
De overheid vertoont geen enkele animo om in te gaan op deze aspecten van schadeafhandeling en versterking, die door de NAM soms wel naar voren zijn gebracht. De prioriteit is hier het herstel van het vertrouwen in de overheid; niet het op een faire manier behandelen van een impopulair fossiel bedrijf.
Voor- en nadelen van een tijdelijke extra Groningen productie.
Technisch is er, rekening houdende met de tot dusver uitgevoerde abandonneringswerkzaamheden, nog een productiecapaciteit van ongeveer 25 tot 30 bcm/jaar (schattingen van Jan van Elk (NAM) bij de parlementaire enquêtecommissie en Johan Atema (NAM) in een recent interview).
Een tijdelijke extra productie (voor een periode van één tot drie jaar) van 10 bcm jaarlijks zou overheidsinkomsten van orde van grootte €10 mrd opleveren. Daarbij is uitgegaan van de huidige gemiddelde gasprijs voor de komende twee jaar op de TTF-markt van ongeveer €130 per MWh. Daarnaast draagt een dergelijke productie bij tot een minder krappe gasmarkt.
Een recente studie in ESB schat, voor een extra gaswinning van 10 miljard kubieke meter een vermindering van ruim 10% op de gasprijs (hierbij wordt aangegeven dat dit een conservatieve schatting is). Voor een extra productie van 25 bcm wordt dit geschat op ongeveer 22%. Daarnaast zijn er substantiële effecten voor zowel de Nederlandse als de Russische staatsinkomsten (zie de figuur hieronder).
Het effect op de gasprijs kent een substantiële onzekerheid. Bij de ruime markten van de periode 2015-2020 zal het effect waarschijnlijk eerder kleiner zijn geweest; bij de extreme krapte van de afgelopen zomer eerder groter. Toen rond eind juni de Russische gasexport met 40 bcm (op jaarbasis) daalde, verdubbelde de gasprijs van een niveau rond de 100 €/MWh naar een niveau rond de 200 €/MWh.
Een extra productie van 10 bcm (op jaarbasis) leidt tot naar schatting vijf extra bevingen met een magnitude tussen 1,5 en 2 op de schaal van Richter, en naar schatting twee extra bevingen met een magnitude groter dan 2. Dit is gebaseerd op de geobserveerde hoeveelheid bevingen (voor een productie van 10 bcm) het laatste decennium, waarop een kleine correctie kan worden toegepast om de langzaam toenemende hoeveelheid vrijkomende seismische energie per eenheid geproduceerd gas mee te nemen. Het hieraan gerelateerde fysieke risico is minimaal (orde van grootte 0,01 mensenlevens) maar niet nul.
Een veel plausibeler reden om tijdens deze crisis geen extra gas uit Groningen te produceren, is het verdere verlies aan vertrouwen in de politiek in Groningen en een verdere verlenging van een probleem dat voor veel Groningers reeds lange tijd speelt. Aan de andere kant: ook de huidige energiecrisis en recessie leiden tot een verlies aan cohesie in de samenleving en daar zou een tijdelijke extra productie in Groningen bij kunnen helpen.
Wat met name opvalt in dit dossier is dat, in de woorden van Diederik Samsom, een rationele discussie over Groningen gas in Nederland niet mogelijk is. Regering en provinciale bestuurders doen er alles aan om te voorkomen dat er een discussie over een tijdelijke extra Groningen productie gevoerd wordt waarbij kosten en baten tegen over elkaar worden gezet. De NAM-aandeelhouders kijken niet uit naar een grotere financiële liability waarbij de gang van zaken geheel bepaald wordt door de overheid, die hier in hun ogen een onbetrouwbare partij is geworden. Dat de staatssecretaris stelt dat “Groningen productie geen enkele invloed heeft op de gasprijs” grenst aan het absurde.