“Ik geloof dat ik van mening veranderd ben over de schooltuintjes.” Dit appte ik zondagochtend tijdens het uitlaatrondje van de hond aan mijn man. In de buurt is recentelijk een heel schoolplein omgetoverd in een soort Engelse tuin. Daar zijn wij allebei niet over te spreken. Niet dat we de kinderen groen willen ontzeggen maar meer omdat het een beetje onbenullig lijkt te zijn aangelegd, met midden op het plein paadjes waardoor er niet meer lekker gevoetbald kan worden. Wij vinden dat je als kind vooral ruimte wil waar je doorheen kan rennen en huppelen en niet op mooie aangeharkte paadjes arm in arm met elkaar wandelen alsof het een scene is uit een boek van Jane Austen.
Maar afgelopen dagen hebben we in Nederland een soort van weer-armageddon gehad, waardoor veel plekken in het land te lijden hebben gehad onder wateroverlast. Zo ook dit schoolplein. De dag ervoor grapten wij nog dat het weinig nut had, zo’n mooie tuin die nu onder water stond. Waarop ik had opgemerkt dat dit sowieso altijd een dramaplek was als het had geregend. En ik kan het weten want ik woon nu bijna twintig jaar in dezelfde straat. Zondagochtend, geen 24 uur na dat gesprek, stond het schoolplein er kurkdroog bij. Verbijsterend vond ik dat. Dat zette mij aan het denken of ik niet mijn mening moest bijstellen. Wat heb je aan een schoolplein dat een derde van het jaar onbruikbaar is vanwege wateroverlast?
Ik ben opgevoed door (onder andere) een vader die niet de kans heeft gehad om na zijn vijftiende nog te studeren. Die zijn leesvaardigheid op zijn twintigste bijhield door overal waar hij kwam het telefoonboek te pakken en vóór het slapen minimaal tien bladzijdes eruit te lezen. Mijn vader had altijd twee belangrijke levenslessen. Over eentje dicht ik misschien later nog een column, dus die houden jullie nog tegoed. Maar de andere les wil ik nu met jullie delen. “Il n’y a que les imbéciles qui ne changent pas d’avis.” Oftewel, voor wie Frans in de derde met opluchting heeft laten vallen: “Alleen domme mensen veranderen niet van mening.”
Als ik heel eerlijk ben, ben ik de afgelopen 23 jaar -de tijd dat ik werkzaam ben in de energiesector- best vaak van mening veranderd. Ik neem maar één voorbeeld (whoehoe Windalarm, let je even op?): ik heb in 2014 een petitie getekend tegen wind energie op Lage Weide, een industrieterrein in Utrecht west. Huh? Ik? Yep, jullie lezen het goed. In 2014 was ik zelf druk bij een energiebedrijf en kon ik enkel denken in vollasturen. Je moest windmolens bouwen in Noorwegen of aan de kust. Of in Noord-Holland. Daar was plek en veel wind. Waar de meeste mensen die hun steun voor de petitie hadden betuigd het hadden over overlast van geluid en slagschaduw, was ik aan het rekenen geslagen en leek een molen die slechts 2.300 uur per jaar stroom zou produceren mij totaal onzinnig.
Het was ook nog eens een plan van een burgercoöperatie. Wat nou burgers die windmolens bouwen? Het moest gebouwd worden door grote energiebedrijven die makkelijker geld konden lenen en het mooi konden opnemen in een gediversifieerde opwekportfolio. En wat doe ik vandaag de dag in mijn avonduren? Juist.
Later ben ik ook gedraaid als het gaat om kernenergie. Meermaals overigens. Als Française was ik uiteraard pro kernenergie in mijn jonge jaren. “Buurman, mag ik uw elektrische boormachine?” “U bedoelt mijn boormachine op nucleaire elektriciteit”, was een welbekende slogan van postbus cinquante-et-un uit mijn jeugd. Ik verhuisde op mijn negentiende naar Engeland, op steenworp afstand van de Heysham-elektriciteitscentrale in Lancashire waar de bevolking in die tijd faliekant tegen was en er elk weekend wel ergens een demonstratie te vinden was waar ik deels voor de gezelligheid ook naartoe ging.
Eenmaal in Nederland kwam het onderwerp bijna nooit meer ter sprake, behalve in discussies of er wel/niet genoeg zou zijn gespaard om de centrale van Borssele op termijn te ontmantelen. Ik hield mij er niet mee bezig maar ik denk dat als er een referendum gekomen was, ik tegen een verlenging of bouw van een nieuwe centrale zou hebben gestemd. Vooral weer vanwege de ontwikkeling van de energietransitie, met aardgas als transitiebrandstof en de opkomst van wind offshore. De beste mix was gas en wind. En ik was zeker niet de enige die dat vond.
Ik ben nu drie jaar lid van de externe veiligheidsadviescommissie van de kerncentrale in Zeeland. Een rol die veel mensen verrast, want zij hadden mij graag gelabelled als tégen. Ik ben toch dat groene deug-linkse meisje? In deze rol heb ik vooral gezien hoe enorm serieus de mensen die bij de centrale betrokken zijn hun werk opvatten. Hoe adequaat er wordt geluisterd als er zorgen worden geuit. Hoe de WANO (World Association of Nuclear Operators, de internationale ‘brancheorganisatie’ van kerncentrales) als zelfstandig orgaan nog strenger is dan welke toezichthouder dan ook. Hoe de centrales elkaar uitdagen over de continentsgrenzen heen om het beste uit zichzelf te halen op het gebied van veiligheid.
Maar ook hoe nuttig het is om als kikkerlandje een kerncentrale te hebben om aan alle overlegtafels aan te schuiven tussen grote geopolitieke machten en vaak, juist door de geringe positie, de besprekingen te mogen leiden. Jullie lezen het: ook mijn mening over kernenergie is gaan schuiven. Zeker omdat ik mij totaal losgezongen voel van alle zinloze debatten over kern versus wind. Als er één of meer centrales komen, dan zal dat in 2035 zijn en zijn wij al een heel eind op weg met onze transitie richting wind en zon.
Maar nu draai ik de spiegel even om en stel ik een korte oefening aan de lezer voor. Pak een blaadje en zet op een rij een aantal onderwerpen die vaak tot polarisatie leiden: warmtenetten, biomassa, waterstof, kerncentrales, elektrisch vervoer. En ga bij jezelf na of je in de afgelopen vijf, tien of voor mijn part twintig jaar ooit van mening bent veranderd.
Ik vind dat mijn vader gelijk heeft. De enige diepgewortelde overtuiging die je in het leven mag hebben en houden zonder er ooit over na te hoeven denken is dat de Graafschap de beste club van het land is. In de energietransitie is daar écht geen ruimte voor.