3 februari 2023, ergens einde middag. Ik loop net terug van de techniek die mij van mijn microfoon af heeft geholpen. De zenuwen gieren nog door mijn lijf, ik heb net in deze veel te kleine zaal een bijdrage geleverd aan de Bilderbergconferentie van Oosterbeek. Voor mij een nieuwe wereld, buiten mijn bubbel, vol netwerkende mensen met witte tanden, nette pakken en oranje stropdassen.
Ik ruim mijn tas nog even op en pak mijn mobiel om het thuisfront verslag uit te brengen. Net als ik weer op kijk staat er een man recht voor mij met een uitgestrekte hand en een warme glimlach. “Ik heb erg genoten van je verhaal, ga zo door”, zegt hij. Hij komt mij bekend voor: de stem, zijn ogen, zijn haar. Ik begin dan ook snel te denken: kennen wij elkaar van de wijk? Nee. Van school? Nee, hij is echt ouder dan ik. Ooit van Nuon misschien? Ook niet. Mijn tong gaat sneller dan mijn gedachten: “Sorry, ik ben even vergeten van welke energiecoöperatie u bent”. Ik heb amper mijn zin uitgesproken en mijn ogen vallen op zijn naamplaatje: shit. De man lacht nu breeduit en zegt: “Dit wordt vanaf nu mijn favoriete anekdote! We zien elkaar bij het diner!”
Sinds mijn komst uit Frankrijk, in april 2001, heb ik acht landelijke stemrondes meegemaakt, maar deze pijnlijke ontmoeting met Jan Peter Balkenende eerder dit jaar bewijst dat ik pas vanaf Rutte I ben begonnen mij in de Nederlandse politiek te verdiepen. De programma’s lezen doe ik eigenlijk pas sinds Rutte II. Als mensen zeggen dat debatten beter waren in de tijd van Den Uyl en Wiegel of van Agt heb ik niets in te brengen. Het zal wel.
Sowieso was alles vroeger beschaafder. Mensen lieten elkaar uitpraten en je hoefde als debatprogramma niet de concurrentie voor de aandacht van kijkers aan te gaan met eilanden waar half-naakte mensen in verleiding worden gebracht om met anderen te zoenen of boeren die de liefde zoeken. Ik heb fragmenten van diverse televisiedebatten teruggekeken en ben zelf aanwezig geweest bij een klimaat- en energiedebat in Tivoli. De “eens of oneens”, “zwaai nu met een rode of groene stemkaart” en “vertel nu waarom wij op jou moeten stemmen met een pitch van één minuut” zijn in al die debatten voorbij gekomen. Frustrerende debattechnieken die de kijkers behandelen als een kudde randdebiele zwart-wit-denkers. Is de politiek nou inderdaad inhoudsloos geworden? Is het zo dat wij nog alleen over de vorm en de toon in gesprek zijn?
Afgelopen vrijdagavond vroeg mijn zwager in de familie-appgroep wie er in ‘s hemelsnaam tijd had gehad om de verkiezingsprogramma’s door te lezen? 84 bladzijdes voor de VVD, 105 voor GL-PVDA, 128 bij de BBB. Om maar te zwijgen over de 244 pagina’s van D66. Hij zag het in ieder geval niet zitten. Er zijn zelfs podcastmakers die een financiële bijdrage vroegen om zelf door alle programma’s heen te ploegen.
En ik kan mijn zwager alleen maar gelijk geven. Er moet echt een tussenweg te vinden zijn tussen de platte oneliners “meer goedkope huizen, voor iedereen betaalbare energie, vlotter rijden” en de nitty-gritty details à la “wij gebruiken de opbrengsten van ETS2 voor de gebouwde omgeving om de verdere isolatie van de sociale huur te financieren”. Over dat laatste heb ik al drie weken een vraag uitstaan bij NSC omdat het qua timing niet matcht. Maar dit geheel terzijde, ze hebben het druk zat.
Het valt mij op dat de verkiezingsprogramma’s extreem inhoudelijk zijn geworden. Ze staan bol concrete beleidsopties en doorrekenbare plannen. Ik heb uiteraard vooral gelezen wat er op klimaat, energie, wonen, onderwijs & onderzoek en innovatie is geschreven maar mijn conclusie is dat wij een onwaarschijnlijk brede consensus kunnen vinden voor het versterken van ons klimaatbeleid, maken van scherpe keuzes in infrastructuur en voor de industrie en dat wij met zekerheid kunnen stellen dat huisjesmelkers met lekke kozijnen en enkel glas geen roze toekomst tegemoet gaan. Er lag wat mij betreft in deze campagne voer voor zoveel goede gesprekken:
“De VVD vindt dat iedereen melding zou moeten kunnen doen van een slecht geïsoleerde woning bij de gemeente en dat de gemeente verhuurders zou moeten verplichten om maandelijkse huurkorting te geven tot de maatregelen zijn genomen. Hoe gaat dat in zijn werk en vanuit welke bevoegdheid moet een gemeente dit gaan doen?”
“De BBB wil een toegankelijke en laagdrempelige regeling voor kleine ondernemers om via pilots hun innovaties te bewijzen, wordt dit een nieuwe regeling naast de DEI/DEI+ en zo ja waar ligt de grens?”
“De ChristenUnie beweert dat gebouwgebonden financiering te complex is gebleken en stelt dat er hier alternatieven voor moeten komen: geef ons een voorbeeld.”
“De SP wil publieke zeggenschap bij subsidies voor vergroening van multinationals: moeten we van Tata Steel weer een Nederlands staatsbedrijf maken.”
“D66 wil een lager belastingtarief voor groene waterstof en in de transitiefase voor blauwe waterstof: is dit niet een verkapte fossiele subsidie en komt het EU-ETS dan tekort?”
“GL-PVDA wil een deel van de productiecapaciteit van elektrolysers in publieke handen leggen: faalt de markt dan nu, of faalt de overheid in het scheppen van de nodige voorwaarden voor de markt?”
“De Partij voor de Dieren wil geen groen gas en geen fossiele restwarmte voor warmtenetten: moeten de doelen van de gebouwde omgeving dan worden herzien?”
Dit zijn in ieder geval de vragen waar ik sinds het lezen mee rondloop en afgelopen maand geen antwoord op gekregen heb. Het is een campagne waar iedereen redelijk op uitgekeken is (de kandidaten vast ook) maar waar hoe dan ook zwaar inhoudelijke programma’s de grondslag voor hebben gevormd. Enkel een handjevol partijen hebben er in de campagne voor gekozen om weg te blijven van te gemakkelijke populistische prietpraat en zijn bij de inhoud van hun programma’s gebleven. Ik ben ze hier dankbaar voor. Ik hoop dat, als de gemoederen weer bedaard zijn en er weer ruimte is voor nuances in de verschillende standpunten, er snel een solide coalitieakkoord zal liggen waarmee wij ons klimaat en energiebeleid verder vorm kunnen geven.
Ga stemmen! Ik mag (nog) niet.