Direct naar inhoud

Flexibiliteit: wil de echte oplossing voor het congestieprobleem nu opstaan?

Netcongestie is op de lange termijn op te lossen door het elektriciteitsnet uit te breiden. Voordat het zo ver is, zal Nederland uit een ander vaatje moeten tappen. Dat vaatje heet flexibiliteit, althans, dat is de theorie. De praktijk blijkt weerbarstiger. “De ene flexibiliteit is de andere niet.”

Prominenten uit de energie- en industriesector, politici en deskundigen spraken vrijdag over dit probleem tijdens de Energeia Energy Lunch – onder Chatham House Rules. Een definitieve oplossing voor de netcongestie leverde het gesprek niet op, interessante inzichten des te meer.

(Foto: Sander Nieuwenhuys)

Het rondetafelgesprek begon redelijk eensgezind. Vrijwel alle deelnemers staken hun hand op bij de stelling ‘Netcongestie is het grootste probleem van de energiemarkt’. En dat netcongestie de komende jaren alleen maar erger gaat worden, daarover waren alle aanwezigen het ook eens.

Dat is geen fijne constatering voor een inwoner van pak hem beet de provincie Utrecht, waar het elektriciteitsnet op een winterse dag nu al zo’n 250 MW aan capaciteit tekort komt, oftewel een kwart van wat er nodig is. “Als de voorziene oplossingen niet snel van de grond komen, gaat daar binnen nu en anderhalf jaar het licht uit”, waarschuwt een deelnemer.

Bouwen, bouwen, bouwen

Van die voorziene oplossingen zijn de belangrijkste drie: bouwen, bouwen en nog eens bouwen, klonk het aan de tafel. Oftewel: het elektriciteitsnet zodanig uitbreiden dat capaciteitsproblemen tot het verleden gaan behoren. Dat dit een langdurig proces zal worden, werd onder meer duidelijk uit de investeringsplannen die de netbeheerders eerder dit jaar presenteerden.

Netbeheerders lopen tegen de grenzen aan van wat ze kunnen. Tot een kwart van het werk dat ze zouden moeten uitvoeren om aan de groeiende vraag naar capaciteit op het stroomnet te voldoen, krijgen ze niet gedaan door gebrek aan personeel, materialen en fysieke ruimte.

Als de voorziene oplossingen niet snel van de grond komen, gaat daar binnen nu en anderhalf jaar het licht uit.

“Dan is er een locatie gevonden voor een transformatorstation, blijkt het een werelderfgoedlocatie te zijn”, schetst een van de deelnemers. “Dan is er dus geen enkele mogelijkheid om op die plek te bouwen. Maar als het station elders moet komen, kost dat zo €200 mln extra, plus twee of drie jaar vertraging. We lopen muurvast!”

Flexibiliteit

Met andere woorden: de komende jaren zal Nederland het moeten hebben van flexibiliteit. Dat is een manier om het bestaande elektriciteitsnet efficiënter te gebruiken. Transportcapaciteit is op momenten immers een schaars goed, maar het grootste deel van de tijd zit het net helemaal niet vol. Het verschuiven van het verbruik naar momenten dat er minder vraag naar elektriciteit is, kan helpen het net te ontlasten.

Toch?

Niet altijd, betoogt een deelnemer. Ze wijst erop dat in discussies over netcongestie twee vormen van flexibiliteit bestaan, die verwarrend genoeg door elkaar worden gebruikt. “Flexibiliteit om vraag en aanbod bij elkaar te brengen is niet hetzelfde als flexibiliteit om congestie op te lossen.”

Ze vervolgt met een concreet voorbeeld. “Als een huishouden met een dynamisch contract tijdens goedkope uren de wasmachine aanzet en de thuisbatterij en de elektrische auto gaat laden, dan is dat goed voor het balanceren van vraag en aanbod. Maar als nog drie mensen in de straat dat doen, dan klapt de kabel eruit.”

Noordzee

Op grotere schaal voorzien anderen eenzelfde probleem. Wanneer grootverbruikers hun productie afstemmen op lage stroomprijzen, helpen zij vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Als er sprake is van lokale elektriciteitsopwek, helpen zij daarmee ook congestie te verzachten.

(Foto: Sander Nieuwenhuys)

Maar als die goedkope stroom van de Noordzee komt omdat het daar hard waait, en de betreffende fabriek ligt in het binnenland, dan is het net daar niet mee geholpen. Integendeel. De kans dat dit scenario zich voordoet, wordt in de toekomst alleen maar groter. Het demissionaire kabinet wil van windenergie op zee de belangrijkste energiebron maken, met een streefdoel van 70 GW vermogen in 2050

Tegengestelde prikkels

Grootverbruikers hebben op dit moment nog “geen enkele” prikkel om af te schakelen vanwege congestieproblemen, stelt een deelnemer. “Dat gebeurt enkel op basis van de marktprijzen.”

Hetzelfde speelt bij kleinvebruikers, constateert een ander. “Energienerds – ik bedoel dit positief – trekken thuis 17 kW met hun thuisbatterij en elektrische auto als de prijzen laag zijn. Dat is dus wel een probleem. Er moet eigenlijk een tegenprikkel komen voor deze marktprikkel. Dat zal bij grote partijen makkelijker te regelen zijn.”

Makkelijker is hier een relatief begrip, blijkt al snel. Al was het alleen maar omdat de verbruiksprofielen van TenneT en de regionale netbeheerders niet op elkaar aansluiten. “Dan zegt TenneT: wil je wat meer afnemen? Terwijl het regionale net er bijna uit klapt. Een bedrijf gaat dan gewoon kijken: wie betaalt er meer.”

Energiehubs

Die afwijkende verbruiksprofielen leiden ertoe dat ook energiehubs niet op alle plekken een oplossing zijn. Een bedrijventerrein waar bedrijven verbruik, opwek en opslag afstemmen om beter gebruik te maken van de bestaande transportcapaciteit, lijkt een goed idee. Maar dat concept botst dus op praktische bezwaren. “We hebben in Nederland 3.700 bedrijventerreinen. Ongeveer 10% daarvan kun je omvormen tot een energiehub.”

Je zou kunnen concluderen dat 10% weinig is, maar dat is niet de conclusie die de betreffende deelnemer trekt. “Dat zijn een kleine vierhonderd energiehubs. Daar moeten bedrijven, ondernemersverenigingen en gemeenten echt samen de schouders onder zetten.”

Marktprikkel

Los van de soms tegengestelde behoeften van TenneT en de regionale netbeheerders, is er het probleem dat de prikkel van de marktprijs altijd groter zal zijn dan de prikkel van de nettarieven, zegt een aanwezige. “Uiteindelijk is de marktprijs doorslaggevend. Daar komt hooguit een kleine prikkel bij om de marktpiek te vermijden. De nettarieven zijn kostengebaseerd. Het zou disruptief zijn om die keer tien te doen.”

Een ander is het daarmee eens. “We moeten niet met externe prikkels het gebruik van het net maximaliseren. Dan overprikkelen we een inefficiënte markt.” Hij gaat een stap verder. “De stroomprijs is leidend. Of dat het net helpt, is minder relevant. In de markt zit waarde. Het net moet dat faciliteren. Als dat technisch niet kan, moet de netbeheerder grenzen stellen, door te beperken en te vergoeden.”

We moeten niet met externe prikkels het gebruik van het net maximaliseren. Dan overprikkelen we een inefficiënte markt.

De deelnemer brengt de discussie het liefst terug naar bouwen, bouwen, bouwen. “We praten veel over prikkels, maar dan moet je je afvragen: welke prikkels en hoe gaan ze helpen? Flex pakt de kern van het probleem niet aan. Netbeheerders kunnen slechts 75% doen van wat ze moeten doen. Kunnen we onze energie dan niet beter besteden aan het opkrikken van dat percentage naar 76% of 77% of 78%?”

Here to stay

Dat is anderen wat al te kort door de bocht. “Netbeheerders investeren €8 mrd per jaar. Dan kun je echt niet suggereren dat ze te weinig doen. Het ontwikkelen kost jaren, dus dan moet je gewoon kijken of je in de tussentijd de kabels beter kan gebruiken.”

Een ander werpt tegen: “Je kan niet op verschillende prikkels investeren. We willen elektrificatie, maar ik ben inmiddels op het punt beland dat ik zeg: stop er maar mee.” Hij wijst erop dat 80% van de regionale industriebedrijven hun verduurzamingsplannen niet kunnen doorvoeren, vanwege een gebrek aan de juiste infrastructuur. “De belastingdruk stijgt, de nettarieven stijgen. Wat moeten ze doen? Ze kunnen niks! Dus laten we kijken wat er wél mogelijk is en dat doen, in plaats van zeggen: bedrijven moeten flex aanbieden.”

Ook die stelling lokt een reactie uit. “Ik ben pessimist, maar zo pessimistisch ben ik nu ook weer niet”, begint een deelnemer. Ze wijst op het voorbeeld van Schiphol Trade Park, waar bedrijven door samen te werken konden uitbreiden en een aansluiting konden krijgen, zonder dat zij extra transportcapaciteit hoefden te contracteren bij netbeheerder Liander.

“Dit laat zien: er kan nog veel meer. En bovendien: als de ernstigste congestie voorbij is, blijft flex belangrijk. We gaan niet terug naar de koperen plaat”, vervolgt ze, verwijzend naar het principe dat iedereen op elke locatie zonder beperkingen toegang zou moeten hebben tot het elektriciteitsnet. Een ander vult aan: “Flex is here to stay. Omdat het slim is. Het elektriciteitsnet moet uiteindelijk zo groot worden als nodig, maar vanuit maatschappelijk perspectief ook zo klein als het kan.”

Gespreksleider Rens de Jong (links) en hoofdredacteur van Energeia Wouter Hylkema. (Foto: Sander Nieuwenhuys)

Van onze partner

Energeia Energy Lunch is een initiatief van Energeia, en is mede mogelijk gemaakt door TenneT.

Klik hier voor een partnerbijdrage van TenneT.