Direct naar inhoud

IBO-rapport mist goedkopere decentrale oplossingen

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 20 maart 2025

Het langverwachte IBO-rapport laat zien wat de uitdaging is voor het elektriciteitsnet, en welk prijskaartje daaraan hangt. Het is een omissie dat er geen oog is voor het beter lokaal afstemmen van vraag en aanbod om daarmee de enorme investeringen in een zwaar landelijk hoogspanningsnet te beperken, betoogt Tanja de Jonge in dit opinie-artikel.

Er is lang uitgekeken naar het rapport van het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) naar de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur. Het resultaat is een goed inzicht in de kolossale uitdaging waar ons land voor staat. Impliciet laat het rapport zien dat het huidige centrale systeem met invoeding los en ver weg van afname, onbetaalbaar begint te worden. Het IBO blijft qua beleidsopties echter binnen de bestaande centrale en sectorale lijntjes, terwijl meer decentrale, gebiedsgerichte alternatieven mogelijk en hard nodig zijn.

Tanja de Jonge is wethouder in Dordrecht en voorzitter van de themagroep Duurzaamheid van het G40-Stedennetwerk. (Foto: Michel ter Wolbeek)

Het IBO-rapport komt op een moment van grote zorg over de kosten van het elektriciteitsnet. Sinds 2021 zijn de nettarieven voor industriële bedrijven maar liefst verdrievoudigd. Ook huishoudens hebben in deze periode een bijna verdubbeling van de nettarieven gezien. Het slechte nieuws uit het IBO-rapport: dit is binnen de bestaande plannen nog maar het begin. De nettarieven voor huishoudens gaan volgens het rapport tot 2040 nog eens driemaal over de kop, tot boven de €1.000 per jaar. Deze tarieven worden daarmee voor veel huishoudens en bedrijven ondragelijk.

Voor deze berekening is bovendien uitgegaan van een stevige groei van het elektriciteitsverbruik door met name de industrie. Indien dit tegenvalt, zijn er minder schouders voor dezelfde lasten en stijgen de tarieven nog veel meer. De kans op dit soort tegenvallers is groot gezien de stagnatie in de elektrificatie van de industrie en in de uitrol van elektrolyse voor groene waterstof, mede als gevolg van de hoge nettarieven.

Baten bij grootverbruikers, kosten bij huishoudens

Als het over de oorzaken van netcongestie gaat, wordt al snel gewezen naar de zonnepanelen op daken die onbelemmerd pieken aan stroom invoeden. En naar elektrische auto’s en warmtepompen die op winteravonden de laagspanningsnetten zullen overbelasten. Het zijn voor iedereen begrijpelijke oorzaken, maar daar ligt dus niet de uitdaging waarvoor circa €200 mrd de komende vijftien jaar geïnvesteerd moet worden. De bijlage bij het IBO-rapport van bureau Kalavasta en Berenschot laat zien dat tot 2040 slechts €10 mrd, 5% van alle miljarden, naar de laagspanningsnetten in de wijken gaan. Bijna de helft van de investeringen (€90 mrd) gaan naar het net op zee en ruim 30% – €60 mrd – naar het hoogspanningsnet op land.

De kosten worden echter vooral bij huishoudens neergelegd. De bijlage van bureau PwC toont hoe 58% van de netkosten nu bij kleinverbruikers terecht komt (overwegend huishoudens), gevolgd door MKB-bedrijven. Uiteraard is het begrijpelijk dat industriële grootverbruikers van energie nu steen en been klagen over stijgende nettarieven, maar huishoudens hebben dus veel meer reden bezorgd te zijn.

Relatieve verdeling investeringskosten en bijdragen

Bron: bijlagen bij het IBO, rapporten van Kalavasta en Berenschot en van bureau PwC.

Als we de cijfers over elektriciteitsgebruik, nettarieven en geplande netinvesteringen per segment combineren, ontstaat met bovenstaande grafiek een helder beeld over de disbalans. De miljarden aan investeringen komen vooral neer bij het net op zee en het hoogspanningsnet op land (weergegeven als tezamen 100%; net op zee-kosten zijn verdeeld navenant het elektriciteitsgebruik van het betreffende segment).

Bekend en onderwerp van vurig debat is de disbalans in de energiebelasting tussen huishoudens en industriële aansluitingen. Het bovenstaande beeld toont dat ook de netkosten een vergelijkbare oneerlijkheid bevatten. Deze ongelijke structuur is een restant uit een verleden waarbij elektriciteitscentrales via het hoogspanningsnet de elektriciteit leverden aan lagere netvlakken. Deze situatie klopt echter steeds minder, door de sluiting van centrales en door een forse groei van zon- en windinstallaties die invoeden op de lagere netvlakken.

Ruimtelijke mismatch tussen aanbod en vraag

Aanbod en vraag vinden elkaar wel in tijd, maar niet in ruimte. Dat is logisch: op tijdstippen met veel aanbod is voor bedrijven de stroomprijs laag en loont het om juist dan bijvoorbeeld batterijen te laden, waterstof te maken of water te verwarmen. Op plekken met veel aanbod is de prijs echter niet lager dan elders. Voor de ruimtelijke koppeling mist dus – anders dan de tijdskoppeling – iedere prikkel voor lokaal gebruik. Om deze mismatch op te lossen wordt er nu zonder veel discussie gekozen om honderden miljarden te investeren in zware hoogspanningsnetten. Netten die voor het grootste deel laag benut zullen zijn en enkel op specifieke momenten nodig zijn in hun volle omvang.

Dit systeem van een zwaar hoogspanningsnet is echter geen gegeven dat gekoppeld is aan de energietransitie. Het is een gegeven dat voortkwam uit een bewuste keuze om opwek juist ver weg van de vraag te ontwikkelen. De nu dominante politiek heeft jaren terug al expliciet gekozen om wind op land en zon op land zoveel mogelijk te beperken en ver weg van woningen te positioneren, zie de onmogelijke afstandsnormen rond windmolens. Het alternatief werd gevonden in windparken ver op zee en op termijn in kerncentrales.

Dit zijn centrale puntbronnen die een zwaar en nieuw netwerk vereisen om de elektronen door het land te transporteren. Uiteraard kwam deze keuze voort uit de lokale weerstand tegen zonnevelden en windmolens. De vraag is of daar met omwonenden de eerlijke keus is besproken: een peperdure netaansluiting voor opwek ver weg, of een veel lager tarief dankzij een windmolen in de buurt.

Lokale menging van vraag en aanbod

In plaats van deze bewuste scheiding van opwek en vraag zou juist gekozen moeten worden voor lokale menging. Het IBO-rapport noemt in de bijlage 6 de voordelen hiervan expliciet, oplopend tot €10 mrd aan beperkte investeringen door elektrolyse nabij opwek te positioneren. Andere segmenten zijn niet gekwantificeerd, maar dit bedrag geeft een beeld van de enorme potentie om de (hoogspannings-)netinvesteringen te beperken.

– Het eerste wat nodig is, is inzicht in de lokale vraag, opslag en aanbod aan elektriciteit. Met dit inzicht kunnen bestuurders lokaal sturen naar een betere afstemming. Dit inzicht ontbreekt nu. Gelukkig heeft de Kamer hier deze week een motie over aangenomen.
– Sturing naar locatie werkt alleen als er financiële voordelen zitten aan deze menging van opwek, opslag en vraag. Daarvoor zijn nettarieven het geëigende middel, met bijvoorbeeld een lager tarief bij (gelijktijdig) gebruik van lokaal opgewekte of opgeslagen elektriciteit. Met een boog is het ambtelijke IBO-team helaas om het instrumentarium van nettarieven heen gelopen (want geen taak van het Rijk maar de discretie van de ACM).
– Het derde instrument is lokale optimalisatie: planologisch maar ook als ‘makelaar’ tussen sectoren in een gebied, bijvoorbeeld om lokale opwek en gebruik te mengen en om samenvallende pieken van afnemers te voorkomen. Met inzicht en met financiële prikkels is deze optimalisatie veel beter uit te voeren. Er zal automatisch meer draagvlak zijn voor zon, wind en opslagsystemen nabij woonwijken en bedrijventerreinen. Als wethouder ervaar ik dagelijks dat zonder deze informatie en financiële voordelen de door IBO-genoemde planologie al snel zijn grenzen bereikt.

Conclusie

Forse netuitbreidingen zijn nodig. Echter, de verdeling van de kosten en baten is scheef. Inwoners en MKB’ers betalen onevenredig de rekening voor een verzwaring van met name het hoogspanningsnet.

Deze rekening zou echt lager kunnen uitvallen door productie en afname in tijd en plaats op elkaar af te stemmen. Dat lukt in het huidige stelsel niet. Er is immers geen waardering via bijvoorbeeld lagere nettarieven voor gebruik van lokaal opgewekte elektriciteit. Met de juiste informatie en juiste prijsprikkels kunnen gemeenten vraag en aanbod veel beter lokaal op elkaar afstemmen en zo pieken in invoeding of afname vermijden en de noodzaak van enorme investeringen in een zwaar landelijk hoogspanningsnet beperken. Deze oplossing ontbreekt nu in het IBO. Als dat wel mogelijk wordt gemaakt, kunnen miljarden bespaard worden, wordt de energietransitie vergemakkelijkt en vergroten we onze strategische energie-onafhankelijkheid.

Over de auteur

  • Tanja de Jonge

    Tanja de Jonge is wethouder in Dordrecht en voorzitter van de themagroep Duurzaamheid van het G40-Stedennetwerk.

Delen op sociale media