Direct naar inhoud

Weer nieuwe regels geothermie op komst

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 8 juli 2025

Voor de verdere ontwikkeling van geothermie zijn op meerdere vlakken wijzigingen nodig in de regelgeving. Ook de Mijnbouwwet, twee jaar geleden gewijzigd op het domein geothermie, moet weer enkele aanpassingen ondergaan. Dit schrijft demissionair minister Hermans aan de Tweede Kamer.

Boortoren van Energie Beheer Nederland voor een onderzoeksboring naar aardwarmte in Ede. (Foto: Sander Koning/ANP)

De brief over de stand van zaken rond geothermie, komt samen met een rapport van TNO over de toekomst van geothermie. TNO stelt dat een productie van 15 PJ aan aardwarmte in 2030 “waarschijnlijk haalbaar” is, maar een ambitie van 80 PJ in 2050 “lijkt moeilijk haalbaar”. TNO noemt beide cijfers de “ambitie van de rijksoverheid”, maar auteur Jeroen van der Molen van TNO plaatst daarbij de kanttekening dat de overheid nooit een harde ambitie voor 2050 heeft vastgelegd. Het Masterplan Aardwarmte in Nederland van de sector zelf sprak in 2018 over 50 PJ aardwarmte in 2030, maar dat doel is nooit overgenomen door de overheid.

Wel wil de overheid geothermie stimuleren want het is een warmtebron zonder CO₂-uitstoot. Dus is het ministerie nu weer in gesprek met de sector over nog een herziening van de Mijnbouwwet, aldus demissionair minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD), zonder een termijn voor deze herziening te noemen.

Startvergunning

Er moet een aanpassing komen van de termijn en condities voor een startvergunning voor aardwarmte, dat wil zeggen de vergunning om aardwarmte op te sporen en te winnen. De aanvrager van een startvergunning moet sinds de laatste wetswijziging al een overeenkomst “met betrekking tot de afzet van warmte indienen”, schrijft Hermans. Maar dat is lastig want een startvergunning is nodig om überhaupt te kunnen boren en de warmtewinning op te starten.

Ook is de looptijd van een startvergunning maar twee jaar (met mogelijke verlenging met één jaar) en blijkt het lastig om alle nodige activiteiten in die korte tijd te passen. Wrang is dat de beperkte looptijd juist “beoogd had om versnelling van aardwarmteprojecten te realiseren”, aldus Hermans. “De wens vanuit de sector is dan ook om deze termijn te verlengen.” Ook ziet de sector graag kortere doorlooptijden voor het verlenen van een vergunning. “Het kabinet werkt aan een herziening van de Mijnbouwwet waarbij deze ontwikkelingen en wensen vanuit de sector in overweging worden genomen.”

Wet collectieve warmte

Hermans verwacht dat aanname van de Wet collectieve warmte (Wcw), die nu bij de Eerste Kamer ligt, “een belangrijke stap” zal zijn voor de ontwikkeling van aardwarmte. “De Wcw zorgt voor meer duidelijkheid over de publieke regie op collectieve warmte”, schrijft Hermans. Het doel van de wet – het bevorderen van de warmtetransitie – zal volgens Hermans leiden tot “een positief effect op investeringen in aardwarmteprojecten” omdat alle betrokken partijen (markt, overheden en nutssector) beter inzicht krijgen in hun rol. Met de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) in de hand kunnen gemeenten vervolgens kijken welke bronnenstrategie ze willen volgen. Dat zal uiteindelijk een “positief effect [hebben] op de inzet en ontwikkeling van duurzame warmtebronnen zoals aardwarmte”.

Op nog twee punten ziet Hermans een noodzaak van regelgeving. Ten eerste een schaderegeling, ook al is er een “kleine kans op schade bij aardwarmtewinning”. Toch is het voor omwonenden, zeker bij projecten in de gebouwde omgeving, “belangrijk om aan te kunnen tonen dat de schadevoorziening goed geregeld is”. De overheid is dus, aldus Hermans, in gesprek met de sector om een schaderegeling op te zetten met afspraken over te volgen procedures bij meldingen van schade en voor het vaststellen van verantwoordelijkheid. Hermans verwacht de regeling in het najaar met de Kamer te kunnen delen.

Congestieverzachter

Aardwarmte ontkomt ook niet aan de problematiek rond stikstof en netcongestie. Beperkte netcapaciteit maakt het ingewikkeld en soms zelfs onmogelijk om een (tijdelijke) aansluiting op het net te krijgen, schrijft Hermans, terwijl een eenmaal draaiende aardwarmte-installatie met een beperkt elektriciteitsverbruik duurzame warmte levert aan woningen of bedrijven en daarmee dus als congestieverzachter kan dienen. “Het Rijk is momenteel in gesprek met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om de rol van warmtebronnen in het prioriteringskader te bespreken.”

Voor het stikstofprobleem heeft Hermans geen oplossing, ook al speelt stikstofuitstoot alleen in de bouw- en aanlegfase. Ruimte voor uitstoot is nodig voor bouwverkeer en back-up dieselaggregaten bij boren (in geval van netcongestie of stroomuitval). Concluderend schrijft de minister: “Voor de overgang van fossiele bronnen naar duurzame bronnen is dus tijdelijke stikstofruimte nodig en een tijdelijke aansluiting op het net. Zonder deze ruimte vertraagt de ontwikkeling van aardwarmteprojecten aanzienlijk of kunnen deze zelfs helemaal geen doorgang vinden.”

Prognoses

Bij deze stand van zaken heeft TNO een nieuwe prognose opgesteld voor de toekomstige ontwikkeling. Met een huidige productie van 7,49 PJ in 2024 is de ambitie om in 2030 een niveau van 15 PJ aan aardwarmte te produceren “zeer waarschijnlijk haalbaar”. Het Rijk heeft geen hard doel vastgelegd voor het realiseren van aardwarmte door de jaren heen, zoals bijvoorbeeld voor windenergie in de Routekaart Wind op Zee. Wel is de 15 PJ voor 2030 door toenmalig minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) in 2018 in een brief over geothermie genoemd, en herhaald door minister Hermans in een brief herfst 2024. Zodoende neemt TNO dit als overheidsdoel.

Voor de prognose heeft TNO bestaande en geplande aardwarmteprojecten “op basis van maturiteit” in zes groepen verdeeld, waarbij elke groep zijn eigen onzekerheden kent. Een analyse van die onzekerheden en de kans op realisering leidt tot verschillende prognoses die gemiddeld (ruim) boven de 15 PJ in 2030 uitkomen. Een mogelijk doel van 80 PJ in 2050 “lijkt moeilijk haalbaar”, behalve in het meest optimistische scenario.

Sector

Geothermie Nederland zegt in reactie op het rapport van TNO dat men ziet dat de groei van geothermie stagneert en achterblijft bij de verwachtingen. Om gestelde ambities te halen “zijn verdergaande maatregelen nodig”, aldus de branchevereniging. “Wij zullen hier samen met het ministerie en EBN de komende periode verdere invulling aan geven. Wij denken dat een groter aandeel vanuit onze leden goed haalbaar is, mits er ook echt verbeteringen vanuit het ministerie komen.”

“Het afsprakenkader biedt een enorme kans”, aldus voorzitter Hans Bolscher van Geothermie Nederland. “Met inzet van het ministerie kunnen we vergunningen sneller verlenen én zorgen voor financiële ondersteuning die echt aansluit bij de praktijk.” Verwijzend naar een doel dat de sector eerder heeft gesteld voor 2050, vervolgt Bolscher: “De 125 PJ is niet alleen noodzakelijk maar ook realiseerbaar. De sector staat klaar om op te schalen, maar dat vraagt om perspectief. Want er zijn volop mogelijkheden om betaalbare en duurzame warmte uit eigen bodem te realiseren.”

—–
Correcties & aanvullingen:

In de alinea direct onder de tussenkop ‘Prognoses’ is op 8 juli verduidelijkt wat TNO beschouwt als de ambitie van het rijk, namelijk de 15 PJ voor 2030.

Delen op sociale media