Direct naar inhoud

De heffing op uitstoot als hefboom naar toekomst — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 11 juli 2025

Het opschorten van de CO₂-heffing komt als een boemerang terug – in gemiste inkomsten voor de overheid, maar ook omdat transitiefinanciering een achterstand oploopt. En van uitstel komt geen afstel, waardoor later tegelijkertijd duurder betekent, schrijft econoom Sandra Phlippen.

Minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei besloot recentelijk, onder druk van de Tweede Kamer, om de CO₂-heffing voor de Nederlandse industrie voorlopig op te schorten tot 2030. Dit lijkt een douceurtje voor het bedrijfsleven, maar niets is minder waar.

Er zijn inmiddels vele tienduizenden bedrijven die juist zaten te wachten tot de CO₂-heffing hun product of dienst relatief betaalbaar zou maken. Deze bedrijven hebben geen ingang bij lobbyorganen als VNO-NCW, maar zitten wel vaak in mijn e-mailbox, met fantastische ideeën over hoe ze de industrie kunnen helpen verduurzamen of de consument een schoon en lekker alternatief kunnen bieden.

Groene en schone groei

De CO₂-heffing is in wezen namelijk een hefboom naar de toekomst. Een toekomst waarin innovatieve nieuwkomers de kans krijgen om ons mee te nemen in wat een mooi, schoon én duurzaam bestaan wordt. De heffing afschaffen zet juist een rem op die toekomst van groene groei en een veilige energievoorziening in een tijdperk waarin de ons omringende landen steeds harder gaan in de transitie.

Sandra Phlippen op de Energeia Energy Day in november 2023. (Foto: Bastiaan Heus)

De heffing laat industriële bedrijven schoner produceren omdat zij investeren in bedrijven die schone productietechnologie aanbieden. Het laat consumenten hun keuzes – met hulp van subsidie – budgetneutraal omschakelen naar nieuwe duurzame producten. Subsidie overigens die de overheid alleen tot haar beschikking heeft vanwege de CO₂-heffing die het bij vervuilers int.

De Nederlandse industrie raakte sinds 2013, toen Europa een andere vorm van uitstootbeprijzing (ETS) introduceerde, steeds verder achterop. Waar de Europese industrie bijna een kwart van haar uitstoot reduceerde sinds 2013, was dat voor Nederland slechts een fractie daarvan. Om toch onze klimaatdoelen te halen was de CO₂-heffing dus hard nodig.

Gevolgen schatkist

Gelukkig is minister Hermans verstandig. Ze wil eerst weten wat de gevolgen van afschaffing zijn. Hopelijk kijkt ze daarbij wat breder dan de Kamer. Want behalve voor bedrijven die voor hun verdienmodel afhankelijk zijn van de heffing, zijn er ook gevolgen voor de schatkist.

De heffing zelf is uiteraard een inkomstenbron, maar die is gekoppeld aan een Brussels fonds ter waarde van €1,2 mrd. Gaan we werkelijk deze €1,2 mrd weigeren, om een heffing van zo’n €100 mln niet te hoeven vragen aan de industrie – die meer dan €100 mrd omzet per jaar?

Ook voor de industrie zelf is dit geen goed idee. Juist de grote uitstoters boekten voortgang in hun emissiereductie. De industrie als geheel is weliswaar meer gaan uitstoten vorig jaar, maar de data van de Nederlandse Emissieautoriteit laten zien dat een deel van de industrie afgelopen jaar duurzamer is geworden, met zo’n 1,6 megaton minder uitstoot. Vooral grote uitstoters als olieraffinaderijen en chemiereuzen droegen hieraan bij.

De problemen zitten juist bij de middelgrote industrie – producenten van steen, textiel, drank en kleinere raffinages die meer zijn gaan vervuilen (+3,9 megaton). Voor deze groep maakt de CO₂-heffing het financiële plaatje rond: investeren in CO₂-reductie loont, omdat het voor hen duurder is als ze de investering niet doen en de heffing moeten betalen.

Infrastructurele impasse

Hier zit wel een belangrijke voorwaarde, namelijk de mogelijkheid van het acteren op een heffing. Als het stroomnet vol zit en er is geen waterstofcorridor in zicht, schieten de heffingen hun doel voorbij.

Het doel is namelijk niet bedrijven straffen, maar een investering in schone productie rendabel te krijgen. Zonder handelingsperspectief voelt zo’n heffing wel als straf. Toch betekent dat niet dat het ontbreken van instapklare infrastructuur een argument is tegen een heffing.

Hermans zou de infrastructurele impasse kunnen gebruiken als conditionele voorwaarde: de CO₂-heffing ‘on hold’ op locaties waar de infrastructuur geen mogelijkheid biedt tot overstappen. Maar zodra die is opgelost, komt de heffing er weer bij. Een oplossing die ook de netbeheerders en lokale overheden een financieel zetje geeft om tempo te maken.

De transitie is een lange en hobbelige maar onvermijdelijke weg, waarin miljarden moeten worden geïnvesteerd. Bij de banken staan leningen klaar voor financiering van decarbonisatie. Daarvoor is het belangrijk dat het financiële plaatje laat zien dat investeren goedkoper is dan de heffing betalen. Een CO₂-heffing is zo een hefboom voor kapitaalallocatie bij banken: vervuilende activiteiten worden riskanter, schone activiteiten lucratiever.

De struisvogelpolitiek die we nu zien is bizar en riskant, want van uitstel komt geen afstel. Dat betekent dat een latere heffing een hogere heffing wordt. Daar wordt het transitiepad alleen maar hobbeliger van, en onze maatschappij bepaald niet stabieler.

Sandra Phlippen is hoofdeconoom bij ABN Amro en bijzonder hoogleraar duurzaam bankieren aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Delen op sociale media