Op basis van financiële informatie die bij leveranciers is opgevraagd, constateert ACM dat er geen acuut gevaar is op faillissementen. Dat goede nieuws is geen reden om op de lauweren te rusten, want de energiemarkt blijft wispelturig en dus kunnen er altijd slachtoffers vallen.
Zo hebben leveranciers ACM erop gewezen te vrezen voor een domino-effect als andere ondernemingen in de problemen komen. Tevens constateert ACM dat leveranciers ter eigen bescherming het aanbod aan contractvormen hebben ingeperkt, vergelijkingssites links laten liggen en soms zelfs geen nieuwe klanten meer aannemen. Redenen te over om als toezichthouder aan de slag te gaan om risico’s op een domino-effect in te perken en keuzemogelijkheden voor consumenten weer te vergroten. Helaas pakt ACM de handschoen niet op, maar volstaat met de toezegging controles te blijven uitvoeren om te kijken of leveranciers aan de eisen voor leveringszekerheid blijven voldoen.
Geen vaste tarieven, mede vanwege ACM
ACM probeert op tijd risico’s en problemen in kaart te brengen en energieleveranciers daar op aan te spreken als er aanleiding voor is. Een nogal minimalistische taakopvatting, want ACM beschrijft ook een probleem dat door ACM zelf is veroorzaakt. “Het voor langere tijd vastleggen van inkoopprijzen kan ook risicovol zijn als energieprijzen sterk zouden dalen. Bij een dalende prijs zijn klanten sneller geneigd om over te stappen omdat zij bij een andere leverancier een lager tarief kunnen betalen.” De pijnlijke plek is dat leveranciers hun inkoop eigenlijk niet goed kunnen regelen omdat consumenten te laagdrempelig langetermijncontracten voortijdig kunnen beëindigen.
Voortijdig beëindigen van vaste tarieven
In het algemeen houden leveranciers er rekening mee dat een deel van de klanten voortijdig vasteprijscontracten opzegt. Hoeveel klanten vertrekken is niet bij voorbaat te zeggen en hangt niet alleen af van marktprijzen maar ook van wervingsactiviteiten van concurrerende leveranciers. Dat maakt een zekere mate van gokken naar het benodigde in te kopen volume onvermijdelijk. Vooral als marktprijzen dalen, neemt het aandeel vertrekkers toe. Als het volledige (naar verwachting) gecontracteerde volume op de termijnmarkt wordt ingekocht, blijft de leverancier dus juist bij prijsdalingen met te dure energie zitten. De afgelopen periode was echter het omgekeerde het geval en dat zelfs in het extreme: ongekend forse prijsstijging en klanten die bleven zitten omdat lopende contracten een koopje bleken. Daarom moesten leveranciers tegen zeer hoge prijzen energie bijkopen die ze normaliter niet nodig zouden hebben gehad.
Een van de weinige maatregelen waarmee leveranciers voortijdig opzeggen kunnen inperken, is het aanbieden van een welkomstbonus die pas wordt uitbetaald nadat de volledige periode is uitgediend. Het wrange daarvan is dat bij onverhoopt faillissement van de leverancier, juist het mislopen van die welkomstbonus fors bijdraagt aan de schade die gedupeerde consumenten lijden.
In feite zijn vasteprijscontracten door overheidsingrijpen voor consumenten kunstmatig goedkoop. Consumenten kunnen altijd met hooguit een maand opzegtermijn contracten beëindigen. Leveranciers mogen dan wel redelijke kosten in rekening brengen maar die zijn door ACM gemaximeerd op €50 per product als de resterende looptijd korter is dan anderhalf jaar. Lang geleden was die €50 niet onredelijk. Echter, in de huidige energiemarkt dalen zelfs de jaarvooruit TTF-gasprijzen soms binnen enkele dagen met dik €20 per MWh (dit is 20 cent per kubieke meter). Dat betekent dat bij een jaarverbruik van 1.500 kubieke meter, voortijdig opzeggen door een consument al snel een kostenpost van €300 oplevert. Over een langere periode kan de daling nog beduidend groter zijn wat niet alleen navenant hogere kosten oplevert maar ook een hogere waarschijnlijkheid van voortijdig opzeggen. Geen wonder dat leveranciers zeer terughoudend zijn bij het aanbieden van vaste prijzen.
ACM’s voorlichtingssite Consuwijzer stelt dat leveranciers vanwege de hoge energieprijzen bijna geen contracten met vaste tarieven aanbieden. Dat is op zijn zachtst gezegd slechts de halve waarheid. Zolang energieleveranciers inkoopkosten kunnen doorberekenen aan afnemers, is het absolute prijsniveau van ondergeschikt belang. ACM’s Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders perkt de mogelijkheid om kosten door te berekenen echter sterk in, wat vaste tarieven voor leveranciers nogal hachelijk maakt. Door het zelf gecreëerde probleem niet op te lossen, doet ACM het collectief van consumenten tekort. Consumenten die behoefte hebben aan prijszekerheid, staan vanwege het afkoopplafond voor een leeg schap. Alleen daarom al doet ACM er goed aan om de €50 ‘per product per resterend jaar’, die al vijftien jaar onveranderd als plafond geldt, zo spoedig mogelijk aan de realiteit aan te passen.
Suggestieve Consumentenbond: speculeerden omgevallen leveranciers op prijsdaling?
In de Consumentengids mei 2022 breekt de Consumentenbond een lans voor strenger toezicht om consumenten beter te beschermen. Helaas wordt het op zichzelf redelijke pleidooi nogal ontsiert door de suggestie dat zeven van de acht recent failliet gegane leveranciers mogelijk te weinig energie op de termijnmarkt hadden ingekocht omdat gespeculeerd werd op een prijsdaling.
Speculatie als (mede) oorzaak valt wellicht niet uit te sluiten. Echter, consumenten het beeld voorspiegelen dat leveranciers überhaupt de contracten van hun klanten met langetermijn-inkoopcontracten zouden hebben moeten afdekken, miskent de weerbarstige werkelijkheid. Nota bene te ver doorgeschoten consumentenbescherming maakt risicomijdend inkopen voor energieleveranciers (of hun toeleveranciers) bijzonder lastig.
Althans, dat is het geval in zoverre leveranciers gehoor geven aan de grote voorkeur van overstappende afnemers om de tarieven voor 1, 2 of 3 jaar vast te leggen. Nood- en marktgedwongen passen veel energieleveranciers inmiddels de voor de hand liggende risicomijdende strategie toe: als dekkend inkopen ten behoeve van vasteprijscontracten niet goed mogelijk is, dan moeten die contracten niet meer worden aangeboden. Goed voor de leveringszekerheid maar beperkt wel de keuzemogelijkheden van consumenten.
Juist dit ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’ zou de Consumentenbond zorgen moeten baren. Dat vereist wel dat de Consumentenbond zich verdiept in de problemen waar leveranciers tegenaan lopen.
Waar blijft beperking domino-effect?
In het bericht wijst ACM op de vrees van leveranciers dat ze mogelijk kwetsbaar zijn voor het omvallen van andere bedrijven in de sector. Helaas gaat ACM daar niet dieper op in, terwijl het voor de hand ligt dat ook in deze kwestie meer actie van ACM verwacht mag worden. Zo is al jarenlang bekend dat programma- en balansverantwoordelijke partijen (let wel, bij elektriciteit is programmaverantwoordelijk hernoemd in balansverantwoordelijk, oftewel BRP) niet over adequate instrumenten beschikken om af te komen van een wanbetalende leverancier.
Af en toe steekt dat probleem de kop op. Dat leidt dan hooguit tot praten over het dempen van de put, maar actie blijft nog steeds uit. Zodoende kan een wanbetalende leverancier leiden tot het omvallen van een BRP die vervolgens diverse andere leveranciers in de val meesleept. Een domino-effect dat eenvoudig vermeden kan worden door BRP’s het recht te geven om klanten weg te switchen.
Systeemtechnisch zijn PV-partijen/BRP’s belangrijker voor de leveringszekerheid dan leveranciers en dus horen die ook het beste beschermd te worden. In de praktijk lijkt ACM zich echter vooral te richten op leveranciers en meer in het bijzonder op leveranciers met een vergunning om elektriciteit of gas te leveren aan beschermde kleinverbruikers. Die leveranciers dragen in principe de balansverantwoordelijkheid van hun kleinverbruikerklanten, maar in de praktijk wordt die verantwoordelijkheid vaak doorgeschoven naar een zusterbedrijf of naar een externe partij. Hetzelfde gebeurt vaak met de inkoop van energie op de groothandelsmarkt. Deze marktrollen horen daarom onderdeel uit te maken van betekenisvol toezicht en dat draagt er meteen aan bij dat het risico van domino-effecten wordt verkleind.
Eind maart heeft ACM aangekondigd om vooruitlopend op nieuwe wetgeving extra eisen te gaan stellen aan energieleveranciers. Op basis van aanbevelingen van een extern onderzoek gaat ACM beter letten op financiële continuïteit, houdbaarheid van bedrijfsplannen en zaken als deskundigheid. Dat is een goede zaak, maar jammer genoeg is er nauwelijks aandacht voor de keten van bedrijven tussen de groothandelsmarkt en de energiemeter bij de consument. Sterker nog, de onderzoekers vragen zich af of de financiële eisen die Tennet stelt aan PV-partijen (let wel, bedoeld is BRP’s), voldoende zijn om te voorkomen dat het omvallen meerdere vergunningshouders meesleept. Dat antwoord is eenvoudig: nee, totaal niet.
Tennet (en evenzo Gasunie) tracht met de financiële eisen de risico’s af te dekken die Tennet loopt. Dat betreft met name het niet voldoen van de rekening voor onbalans, iets waar Gasunie helaas niet altijd in is geslaagd. Deze financiële waarborgen zijn niet bedoeld en volstaan bij lange na niet om schades te dekken die klanten van de PV-partijen/BRP’s kunnen ondervinden. Die schades vloeien namelijk vooral voort uit de rol van ‘handelaar en toegangspoort tot de groothandelsmarkt’ die de BRP/toeleverancier voor vergunninghouders vervullen. Daarbij gaat het om grotere volumes en langere periodes waarin de onbetaalde rekening kan oplopen. Daarom volstaat het in veel gevallen niet om slechts de energieleverancier onder een sterkere toezichthouders-loep te leggen. Ook de kwaliteit van de (contracten met) essentiële dienstverleners zijn relevant voor het voortbestaan van energieleveranciers.
Structurele oplossingen?
Voor een goede werking van de markt is het belangrijk dat de drempels voor nieuwe toetreders niet al te hoog worden. Anderzijds is het omvallen van meerdere leveranciers in een kort tijdbestek ook slecht voor het vertrouwen van consumenten in een goede marktwerking. Goed dus dat de duimschroeven voor aanvang van de komende winter worden aangedraaid, maar nog beter zou zijn als er ook werk wordt gemaakt van structurele aanpassingen. Dat kan zelfs op een zodanige wijze dat de hele marktstructuur beter gaat functioneren.
Gedacht kan worden aan het splitsen van ‘fysieke levering’ en de prijszekerheid. De fysieke levering wordt in dat model net als nu verzorgd door een leverancier. Echter, de tarieven zijn bij voorkeur dynamisch en hooguit voor een maand vast. Aanbetalingen worden slechts beperkt toegestaan en voorschotten voor de fysieke leveringen worden verbannen. Afnemers die voor periodes langer dan een maand prijszekerheid zoeken en/of in de zomer willen sparen om de kosten van de winter te dekken, zullen zich moeten wenden tot financiële instellingen die onder financieel toezicht staan. Deze instellingen kunnen financiële termijncontracten aanbieden die het verschil tussen het fysieke tarief en het contractueel afgesproken tarief met de afnemer verrekenen: de bank betaalt de afnemer als fysiek (bijvoorbeeld de Epex DAM uurprijzen) duurder uitviel dan de financiële hedge; de afnemer betaalt de bank als fysiek goedkoper was dan het vaste tarief.
Ideaal is die constructie niet. Uitvoeringskosten zullen hoger zijn en de aanhoudende populariteit van het betalen van voorschotten toont dat Nederlandse consumenten niet zitten te wachten op ‘gedoe’. Echter, daar staat tegenover dat de financiële risico’s die consumenten lopen als de energieleverancier failliet gaat, vergaand worden beperkt. Deze constructie introduceert ook nieuwe risico’s die tevens juist kansen bieden. Dat betreft bijvoorbeeld het risico op mismatch tussen financieel afgedekt volume en het fysiek afgenomen volume. Anderzijds biedt deze ontkoppeling juist grote kansen om de marktwerking te verbeteren, omdat afnemers een sterke prikkel hebben om vraagrespons toe te passen.
Alleen consumenten die beschikken over een afnamecontract met dynamische prijzen (smart meter allocatie) konden vorig weekend enkele uren geld verdienen door extra elektriciteit af te nemen. Daar staat tegenover dat deze afnemers altijd zijn blootgesteld aan de variabele uurprijzen. Afnemers die wars zijn van die blootstelling, moeten in het huidige bestel kiezen voor vaste prijzen en missen dan ook meteen de kans om van lage marktprijzen te profiteren. Door levering en prijszekerheid te ontkoppelen, ontstaat wel de situatie dat kosten gedrukt kunnen worden door dure uren zo veel mogelijk te vermijden en goedkope uren zo veel mogelijk te benutten, terwijl over een langere periode gezien, de kosten van de totale energievoorziening goed te voorspellen zijn.