Anne-Marie Spierings verruilde in juni het provinciebestuur van Noord-Brabant voor Deltalinqs, de ondernemersvereniging van de Rotterdamse haven en industrie. Ze is “zeker niet pessimistisch, maar ook niet optimistisch dat we de klimaatdoelen halen”. Ze ziet drie grote knelpunten: krapte op het elektriciteitsnet, strenge regels voor stikstof en een grondstoffentransitie die langzaam op gang komt.
Op het gebied van netcongestie kan haar Brabantse ervaring van pas komen. Spierings was gedeputeerde Energie, Circulaire Economie en Milieu in de provincie Noord-Brabant voor D66, toen hoogspanningsnetbeheerder Tennet bekend maakte dat bedrijven daar voorlopig geen nieuwe aansluiting meer konden krijgen op het elektriciteitsnet.
“Helaas hebben we de uitdrukking: als het kalf verdronken is, dempt men de put”, zei ze daar destijds over. “Dat we nu moeten constateren dat ‘het net vol is’, heeft in ieder geval als voordeel dat iedereen nu snapt hoe belangrijk deze kwestie is.”
In de haven van Rotterdam is dat zeker het geval, weet Spierings na een kennismakingsronde bij het Rotterdamse bedrijfsleven. “Dit staat echt bovenaan het prioriteitenlijstje”, aldus Spierings, die zich als programmadirecteur economische transitie bij Deltalinqs richt op projecten op het gebied van de energietransitie, circulariteit en digitalisering in de haven. Ook in Rotterdam dreigt netcongestie roet in het eten te gooien van dit soort verduurzamingsprojecten.
Ruimtegebrek
Aan de ene kant gebeurt er al veel op dit gebied, zegt Spierings. Om de plannen van bedrijven en netbeheerders beter op elkaar aan te laten sluiten, wordt er dit najaar met een nieuwe versie van de cluster-energiestrategie (CES) gestart. De vorige was nog niet volledig en fijnmazig genoeg om de investeringsplannen van netbeheerders op aan te passen. Een datasafehouse -opgericht mede op initiatief van Deltalinqs- moet bedrijven stimuleren mogelijk concurrentiegevoelige plannen te delen in een beveiligde omgeving.
Duidelijk is dat met name de vraag naar elektriciteit in alle scenario’s gaat verveelvoudigen als gevolg van de transitieplannen van bedrijven. Om het stroomnet daarop aan te passen is geen makkelijke klus, om het eufemistisch uit te drukken. “De beschikbare ruimte in de haven is beperkt en voor een transformatorstation van 380 kV heb je zo tien à twintig hectare nodig”, schetst Spierings. “Onder het Hollands Diep ligt nu een tunnel met buizen. Die is bijna vol. Dan is de vraag: moeten we een nieuwe tunnel bouwen voor nieuwe infrastructuur? Zo ja, wie betaalt dat?”
‘Tijd van wijzen is voorbij’
Daarnaast moeten er verschillende werelden bij elkaar komen om congestie te kunnen aanpakken, spreekt Spierings uit ervaring. “Van de kant van de bedrijven is er soms wat te veel ongeduld. Dan hoor ik klachten dat de netbeheerders geen afspraken willen maken, terwijl ze wettelijk gezien bepaalde afspraken gewoon niet mogen maken. Aan de andere kant maken bedrijven een verduurzamingsplan dat dikwijls valt of staat met een grotere aansluiting op het elektriciteitsnet. Zonder gaat het gewoon niet. Daar mag ook wel iets meer begrip voor zijn aan de kant van de netbeheerders.”
Ze vervolgt: “Waar het om gaat is dat we manieren vinden waarop netbeheerders en het bedrijfsleven elkaar tegemoet kunnen komen, zonder meteen tegenover elkaar te staan. Wat kan er wel? De tijd van naar elkaar wijzen moet voorbij zijn. Dat geldt overigens ook voor de relatie tussen overheden en bedrijfsleven.”
Stikstof
Dreigende problemen op het elektriciteitsnet zijn niet de enige flessenhals bij het verduurzamen van het haven- en industriecluster Rotterdam. Ook stikstofrestricties dreigen roet in het eten te gooien. CO₂-afvang en -opslagproject Porthos mag dan doorgaan van de Raad van State, “veel verduurzamingsprojecten kunnen door stikstofrestricties zelfs voor de bouwfase geen vergunning meer krijgen”, aldus Spierings. “Dat kan gelden voor projecten zoals elektrolysers, maar ook voor infrastructuur zoals waterstofleidingen die de haven koppelen met het achterland.”
Ze put hoop uit de ruimte die er is voor projecten van algemeen belang in de Europese vogel- en habitatrichtlijnen, die het fundament vormen onder de stikstofregels. “In het jaar dat een elektrolyser wordt gebouwd heb je weliswaar extra stikstofuitstoot, maar in de jaren daarna voorkomt een elektrolyser juist veel stikstofuitstoot. Datzelfde geldt voor windturbines. Daar zit een aanknopingspunt.”
Een panklare oplossing is er vooralsnog niet en een eventuele oplossing moet wel een stevige juridische basis hebben. “Niemand zit te wachten op een nieuw geitenpaadje dat bij de Raad van State onderuit gaat”, waarschuwt ze. “Het vervelende is alleen dat het opzetten van een redeneerlijn tijd kost die we eigenlijk niet hebben.”
Afvalstoffen
Het derde grote knelpunt bij de verduurzaming van de havenindustrie heeft minder met energievoorziening te maken, en des te meer met het gebruik van fossiele grondstoffen. “Bedrijven zijn hier mee bezig, maar de grondstoffentransitie loopt minstens vijf tot tien jaar achter op de energietransitie. Dat zie je terug in de aandacht en het geld dat Den Haag eraan besteedt.”
“De uitwerking van het Klimaatakkoord heeft op dit punt eigenlijk geen aandacht gekregen”, vervolgt ze. “Het zou fijn zijn om in het volgende kabinet een staatssecretaris te hebben met veel ambitie op dit gebied. Of misschien zelfs een minister.”
Als voorbeeld van een punt waarop de huidige wet- en regelgeving onvoldoende duidelijkheid biedt noemt ze de zogenoemde eindeafvalstatus. Stoffen die niet als primair resultaat uit het productieproces van een bedrijf komen, krijgen in principe de status van afvalstof. Voor het verwerken, toepassen en vervoeren van afvalstoffen gelden andere regels en vergunningprocedures dan voor producten die niet als afvalstof geregistreerd staan.
Bedrijven die een restproduct willen verkopen als grondstof, kunnen een zogenoemde eindeafvalstatus aanvragen. Hiervoor zijn in Europees verband kaders vastgesteld, die in Nederland zijn uitgewerkt in een ministeriële regeling. Het nadeel van de huidige opzet is dat een eindeafvalstatus te weinig zekerheid biedt voor bedrijven, zegt Spierings.
“Zo’n eindeafvalstatus kan nu te allen tijde aangevochten worden. Bedrijven gaan niet investeren in het aanpassen van een productieproces, als ze onzekerheid hebben of ze het bijproduct überhaupt als grondstof kunnen doorverkopen”, aldus Spierings. “Zij hebben meer zekerheid nodig. Zulke aanpassingen lijken misschien klein, maar voor bedrijven zijn ze wezenlijk.”