Direct naar inhoud

Doelstelling wind op land 2020 verder uit zicht — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 1 juli 2019

De doelstelling wind op land voor 2020 -6.000 MW opgesteld vermogen- is verder uit zicht geraakt. De overheid verwacht nu dat er volgend jaar 4.726 MW vermogen zal staan. Een jaar geleden lag die verwachting nog op 5.153 MW. Dit blijkt uit de jaarlijkse Monitor wind op land die afgelopen vrijdag is gepubliceerd.

De doelstelling wind op land is opgenomen in het Energieakkoord uit 2013. Alle provincies kregen destijds een taak, afhankelijk van onder meer geschikte windlocaties. Tezamen opgeteld komen alle provinciale doelen op 6 GW aan opgesteld vermogen wind op land.

Eind 2018 was ruim de helft van de taakstelling gerealiseerd: 3.382 MW vermogen. Ten opzichte van de Monitor 2017 is het vermogen netto met slechts 133 MW toegenomen -netto omdat ook oude molens worden gesaneerd op sommige locaties. Wel constateert de nieuwe monitor dat het totaal aan geplande capaciteit voor de komende jaren is gegroeid, en wel tot 7.188 MW. Dit hogere doel komt door de toename van het vermogen per turbine in de loop der jaren. Tegen de tijd dat bij planning en ontwikkeling van een windpark er eindelijk wordt gekozen voor een leverancier van windturbines is het vermogen weer zodanig toegenomen dat het vermogen van een windpark vaak hoger uitvalt dan aanvankelijk gedacht.

Wiebes herhaalt in zijn brief de afspraak van vorig jaar dat provincies die hun doelstelling niet halen in 2020, het ontbrekende deel in tweevoud moeten uitvoeren in de drie jaar erna. Dat zijn alle provincies uitgezonderd Noord-Holland. Limburg zal het slechts scoren met slechts 21% (zie kaart onderaan artikel).

Verzet tegen de komst van windpark Drentse Monden en Oostermoer in Tweede Exloërmond, Drenthe, in 2015. (Foto: Kees van de Veen/HH)

Er is een aantal redenen aan te wijzen voor de vertraging van wind op land, schreef minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) afgelopen vrijdag aan de Tweede Kamer bij aanbieding van de Monitor. Wiebes wijst onder meer op “conflicterende (rijks)doelstellingen, zoals hoogtebeperking rondom luchthavens en laagvliegroutes, natuur/ecologie, obstakelverlichting en radarverstoring”. Zo zijn in de provincie Flevoland, waar wind op land zich voorspoedig ontwikkelt, geplande turbines geschrapt wegens de plannen met vliegveld Lelystad. De minister had ook de vele procedures bij de Raad van State kunnen noemen waardoor projecten traag lopen, maar laat deze reden schieten.

Wel wijst de minister er expliciet op dat het rijk afgelopen jaar actie heeft ondernomen om processen te versnellen, zoals een landelijk “kernteam Wind op Land”. Zo geeft dit team lokale overheden steun en zoekt het naar oplossingen voor obstakels, zoals de afkeer van omwonenden van knipperende topverlichting. Dit toplicht kan nu ook vast brandend zijn, en er wordt geëxperimenteerd met detectieradar waardoor topverlichting pas aangaat als er een vliegtuig in de buurt is.

Het maatschappelijke verzet tegen windparken heeft de overheid veel geleerd, aldus Wiebes. “Door alle partijen is veel ervaring opgedaan op het gebied van proces, draagvlak en financiële participatie. […] Deze inzichten worden benut bij de nog te realiseren (nieuwe) windparken.”

Gepland vermogen wind op land en verwacht gerealiseerd vermogen in 2020. (Bron: brief ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 28 juni 2019)
(Bron: Monitor Wind op Land 2018)