Direct naar inhoud

Wiebes stelt grote delen hoogspanningsnet vrij van verplichte storingsreserve — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 20 december 2019

Minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) heeft donderdag de conceptversie gepubliceerd van het ministeriële besluit waarmee wordt geregeld dat de vluchtstrook van het hoogspanningsnet gebruikt mag worden. De vrijstelling creëert meer ruimte op het net voor duurzame opwek.

Op dit moment is de wettelijke norm dat alle hoogspanningsnetten (110 kV en hoger) zo zijn ontworpen dat elektriciteitstransport mogelijk blijft als een onderdeel van het net (kabel of transformator) uitvalt. Voor elk netwerkelement moet dus een reserve-onderdeel of een omleidingsroute beschikbaar zijn. Die norm staat bekend als de enkelvoudige storingsreserve of n-1.

Vrijstelllingen

In het nu gepubliceerde besluit worden op deze wettelijke norm een aantal uitzonderingen geïntroduceerd. De vrijstelling waar de afgelopen maanden reikhalzend naar uit werd gezien, is dat de verplichte storingsreserve vervalt voor het transport van duurzame opwek. De reservecapaciteit, oftewel de vluchtstrook, van het net kan hierdoor benut worden. Daarmee ontstaat er ruimte op het net om 30% meer wind- en zonneparken aan te sluiten, volgens het besluit. Deze vrijstelling voor duurzame energieproductie werd door minister Wiebes in juni aangekondigd als een van de kortetermijnoplossingen voor de netcapaciteitsproblemen die met name in het noorden van Nederland spelen.

Niet minder belangrijk, in elk geval voor hoogspanningsnetbeheerder Tennet, is dat voor verschillende netwerkelementen ook voor verbruik een vrijstelling wordt geïntroduceerd. Zo worden de transformatoren die de verbinding vormen tussen het (extra)hoogspanningsnet en het middenspanningsnet gedeeltelijk vrijgesteld van de n-1-norm. Hiermee wordt extra transportcapaciteit gecreëerd om de groene stroom die op het middenspanningsnet wordt ingevoed -en dat is het geval voor de meeste wind- en zonne-energie- verder te transporteren.

Ook railsystemen op extrahoogspanningsniveau (220 kV en hoger) worden gedeeltelijk vrijgesteld van n-1. Voor deze netwerkelementen, waarvan uitval grote gevolgen kan hebben, is de vrijstelling alleen van toepassing voor het transport ten behoeve van productie tot maximaal 1.500 MW. Voor transport ten behoeve van verbruik moeten deze railsystemen wel aan de wettelijke storingsreserve blijven voldoen. Voor railsystemen op hoogspanningsniveau (110 tot 220 kV) geldt dezelfde vrijstelling voor productie, en daarnaast ook een gedeeltelijke vrijstelling voor verbruik, namelijk gedurende een uur tot 500 MW en daarna gedurende vijf uur tot maximaal 100 MW.

Legalisering bestaande situatie

Overigens zijn de verschillende vrijstellingen niet alleen maar ingegeven door de recente capaciteitsproblemen op het net. Deels zijn de vrijstellingen ook bedoeld om de huidige staat van het hoogspanningsnet te legaliseren. De bestaande situatie is namelijk dat niet het gehele hoogspanningsnet voldoet aan de wettelijke n-1-norm.

Strikt genomen voldoet het hoogspanningsnet tot nu toe dus niet in alle gevallen aan de norm, maar als Tennet daadwerkelijk het gehele hoogspanningsnet van Nederland zou moeten aanpassen aan die norm, zou dat een miljardeninvestering zijn. In 2013 is al eens uitgerekend dat €7 mrd in het hoogspanningsnet geïnvesteerd zou moeten worden om overal te voldoen aan de eis van een enkelvoudige storingsreserve.

Hoogspanningsmasten van Tennet. (Foto: Tennet)

Zowel Tennet als het ministerie van EZK vinden dat die investering niet opweegt tegen de zeer beperkte extra leveringszekerheid die ermee wordt bereikt. Een versoepeling van de n-1 norm was daarom al veel langer in voorbereiding, ruim voordat het vrijstellen van aansluitingen voor duurzame opwek in beeld kwam als oplossing voor de capaciteitsproblemen.

De mogelijkheid om bij de ACM een ontheffing aan te vragen voor onderdelen van het net die nog wel aan de norm van een enkelvoudige storingsreserve moeten voldoen, blijft bestaan. Zo’n incidentele ontheffing is altijd tijdelijk: voor het hoogspanningsnet is een ontheffing maximaal vijf jaar geldig, en voor het extrahoogspanningsnet (220 kV en hoger) maximaal tien jaar.

Onderscheid producenten en afnemers

Het ministeriële besluit ligt tot 22 januari ter consultatie. Een mogelijk discussiepunt kan zitten in het onderscheid dat in het besluit wordt gemaakt tussen de belangen van producenten en afnemers.

In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen het effect dat de vrijstellingen van de n-1 norm mag hebben op producenten en afnemers. Als bijvoorbeeld een transformator tussen het extrahoogspanningsnet en het middenspanningsnet uitvalt, en de reservetransformator is ook in gebruik, schrijft het besluit voor dat productie zal moeten worden afgeschakeld, zodat de resterende transformator gebruikt kan worden voor transport ten behoeve van afnemers. Voor afnemers mag uitval van een transformator alleen leiden tot een korte onderbreking van maximaal tien minuten en voor maximaal 100 MW. Voor productie mag een onderbreking oplopen tot maximaal 200 MW gedurende twee weken.

De achterliggende gedachte is dat, met het oog op leveringszekerheid, de onderbreking van transport naar afnemers zoveel mogelijk moet worden beperkt. Volgens de minister is het gevolg van een transportonderbreking ernstiger voor een afnemer dan voor een producent: “Verbruikers ontvangen geen elektriciteit bij een onderbreking, producenten kunnen even niet invoeden. […] Transport ten behoeve van verbruik is in dit besluit dan ook anders gewaardeerd dan transport van ingevoede elektriciteit door producenten”, schrijft Wiebes in de toelichting bij het besluit. Volgens de minister gaat het om een “gerechtvaardigd onderscheid” en is er geen sprake van discriminatie van aangeslotenen.