Liander pleit ervoor om zonneparken op 75% van de piekcapaciteit aan te mogen sluiten. Op die manier kan er uiteindelijk meer duurzame energie op het net worden aangesloten tegen lagere maatschappelijke kosten, betoogt de netbeheerder.
Netbeheerders sluiten op dit moment wind- en zonneparken aan op basis van de piekcapaciteit van de productie-installatie. De aansluiting en de kabels moeten voldoende groot zijn om ook midden op een zonnige zomerdag alle elektriciteit van een zonnepark door te laten. “Wij moeten onze infrastructuur zo aanleggen dat we elke piek op kunnen vangen”, zegt manager strategie en innovatie Huibert Baud van Liander tegen Energeia. “Maar dat zijn eigenlijk heel inefficiënte kabels.” Baud pleit er daarom voor dat het mogelijk wordt voor netbeheerders om duurzame productie-installaties, en het is hem dan met name te doen om zonne-energie, aan te kunnen sluiten op 75% van de piekcapaciteit.
Concept-RES’en
De aanleiding voor de oproep van Liander zijn de concept-regionale energiestrategieën (concept-RES’en), die deze zomer in dertig energieregio’s gepubliceerd worden. Hoewel de officiële deadline vanwege corona verschoven is van 1 juni naar 1 oktober, hebben vrijwel alle dertig energieregio’s de conceptversie van hun RES inmiddels gepubliceerd. Daarin valt op dat veel regio’s in sterke mate inzetten op zonne-energie, en in veel mindere mate op windenergie. Omdat zon een ‘piekeriger’ productieprofiel heeft dan wind, zou dat voor netbeheerders betekenen dat ze, om alle pieken op te kunnen vangen, heel dikke kabels moeten aanleggen die een groot deel van de tijd nauwelijks benut worden.
Op basis van de concept-RES’en zoals die er nu liggen, zou alleen al in Liander-gebied €1,4 tot €1,8 mrd geïnvesteerd moeten worden in netuitbreidingen om alle duurzame opwek uit de plannen in te kunnen passen. Door zonnestroominstallaties aan te sluiten op 75% van het piekvermogen, kan volgens Liander-woordvoerder Peter Hofland €270 tot €390 mln bespaard worden op dat bedrag, doordat de hoogste pieken niet meer opgevangen hoeven te worden door het netwerk. Als dat vertaald wordt naar heel Nederland, gaat de besparing richting €1 mrd, aldus Hofland.
De consequentie daarvan zou zijn dat op jaarbasis maximaal 3% van de productie verloren zou gaan. “Nu zijn we dus verplicht om met maatschappelijk geld hoge investeringen te doen die relatief weinig opleveren”, aldus Hofland. Baud vult aan: “Bij duurzame energie is overcapaciteit aan de productiekant noodzakelijk, maar je hoeft niet alle overcapaciteit te kunnen transporteren. Het bouwen van overcapaciteit in het transport is niet rendabel.”
Systeemperspectief
Vanuit systeemperspectief is het volgens Liander dus verstandiger om zonneparken niet op de piekcapaciteit aan te sluiten, maar de nadelen daarvan komen voor rekening van de producenten die hun jaaropbrengst met 3% zien afnemen. “Dat is een kostenverdelingsvraagstuk”, zegt Baud. “Wij proberen een integrale businesscase voor het hele systeem te maken. Hoe je de kosten vervolgens verdeelt, daar gaat Den Haag over. Maar je zou dat bijvoorbeeld op kunnen lossen via de SDE++.”
Uiteindelijk, vult Hofland aan, gaat het ook over de haalbaarheid van alle plannen voor nieuwe duurzame opwekcapaciteit. De kans is groter dat alle plannen uit de RES’en gerealiseerd en aangesloten kunnen worden als ze niet op de piekcapaciteit aangesloten hoeven worden. “Het totaalbod van de RES-regio’s ligt stevig boven de 35 TWh die in het Klimaatakkoord ten doel is gesteld. Die 3% kunnen we dus prima missen als we kijken naar de doelstelling. Daarnaast komt de realiseerbaarheid van de inpassing van de beoogde duurzame opwekinstallaties tot 2030 dichterbij als we op 75% aansluiten.”
Tot slot kan een kleinere aansluiting ook voor de producent zelf soms voordeliger zijn, aldus Baud. De kosten van een kleine aansluiting zijn immers kleiner dan van een grote aansluiting. De producent kan vervolgens zelf berekenen of het voor zijn businesscase beter is om de pieken die niet meer op het net passen simpelweg ‘te laten lopen’, of eventueel om te zetten in waterstof of op te slaan in een batterij. “Het converteren van de capaciteit zou rendabel kunnen zijn”, zegt Baud, “maar dat moet dan dus wel achter de meter”.

De oproep van Liander om zonneparken niet op het piekvermogen aan te sluiten, is onderdeel van een breder verhaal dat de netbeheerder vertelt over de concept-RES’en. In dat verhaal gaat het niet alleen over de dimensionering van de aansluitingen en de kabels, maar ook over de verhouding tussen zonne- en windenergie in het systeem, en over ruimtelijke keuzes. Liander vindt dat in de RES’en zoals ze er nu uitzien, sprake is van suboptimale keuzes, wat uiteindelijk de samenleving op kosten jaagt. Behalve het afknijpen van de piekproductie door een kleinere aansluiting, wil Liander daarom ook oplossingen voor een betere verhouding tussen zon en wind, en dat er ingezet wordt op cablepooling.
Drietrapsraket
Om tot betere keuzes te komen, moet volgens Baud allereerst gekeken worden naar die verhouding tussen zon en wind. In de concept-RES’en die betrekking hebben op Liander-gebied ligt die verhouding op 80% zon en 20% wind. “Dat is een onevenwichtige verhouding, en het is verstandig om daar nog eens goed naar te kijken”, zegt Baud. “Het aantal vollasturen van wind ligt veel hoger dan het aantal vollasturen van zon, wat betekent dat je er minder van nodig hebt om hetzelfde aantal kWh per jaar te produceren. De perfecte verhouding is niet precies te zeggen, maar 80/20 is het in ieder geval niet.”
Liander wil de komende tijd in gesprek met de regio’s om te proberen in de definitieve RES een betere verhouding tussen zon en wind te krijgen. De netbeheerder heeft uitgerekend dat als uitgegaan wordt van dezelfde energieproductie met een gelijke verhouding tussen wind- en zoncapaciteit (50/50), de piekbelasting van het net 20% lager komt te liggen. “Dat komt ongeveer overeen met een besparing van €300 tot 400 mln”, aldus Hofland.
Een volgende stap is volgens Baud om te zorgen dat wind- en zonneparken, voor zover mogelijk, bij elkaar in de buurt komen te liggen, zodat ze op dezelfde kabel kunnen worden aangesloten. “Het grootste deel van de tijd vindt opwek door zon en wind niet gelijktijdig plaats.” Volgens Baud is het daarom goed mogelijk om wind en zon aansluitkabels te laten delen, zonder dat hiermee veel energie verloren gaat.
En nog weer een stap verder is dus het aansluiten van zonneparken met een kleinere aansluiting dan op basis van de piekcapaciteit nodig zou zijn. “Eerst moet je vanuit het systeem kijken naar de juiste verhoudingen tussen wind en zon, dan naar de ruimtelijke verhoudingen, en tenslotte naar zo efficiënt mogelijk gebruik van de kabels”, zo vat Baud de drietrapsraket samen.
Wet- en regelgeving
Liander kan op dit moment een zonnepark niet zomaar aansluiten op een lager vermogen dan de opgestelde maximale productiecapaciteit. De netbeheerder kan met eigenaren van zonneparken op vrijwillige basis afspraken daarover maken, maar als een producent om een aansluiting vraagt waarmee hij al zijn stroom op het net kwijt kan, is Liander vooralsnog verplicht die aansluiting te verzorgen. “Eventuele aanpassing van wet- en regelgeving ligt bij de wetgevende macht”, zegt Hofland daarover. In de contouren van de nieuwe Energiewet wordt dit idee nog niet genoemd.
Liander probeert nu volgens Hofland en Baud vooral “bewustwording” te creëren bij EZK en in de PV-sector voor de vraagstukken die spelen bij het aansluiten van zonneparken. Hofland: “Wij zijn in goed gesprek met onder andere de PV-sector over oplossingen om het net efficiënter en slimmer te gebruiken en ook de productiebelangen zo optimaal als mogelijk te behartigen. Daarbij wordt nagedacht over de mogelijkheden en haalbaarheid om zonneparken op een lager vermogen dan de opgestelde maximale productiecapaciteit aan te sluiten.”