Nederland mag van Brussel de komende jaren €30 mrd vrijmaken voor de SDE++, de subsidieregeling voor duurzame energieproductie en het verminderen van CO₂-uitstoot. Volgens de Europese Commissie leidt de regeling niet tot oneerlijke concurrentie.
De eerste ronde van de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie, zoals de regeling voluit heet, ging in november al van start. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat zei destijds dat het rekende op goedkeuring uit Brussel, nog voordat de beschikkingen bekend zouden worden.
De SDE++ is de opvolger van de SDE+, die alleen de opwek van hernieuwbare energie subsidieerde. De nieuwe regeling is uitgebreider, omdat zij daarnaast ook categorieën heeft voor bijvoorbeeld CO₂-afvang en -opslag (CCS) en het gebruik van restwarmte. De regeling heeft een geraamd totaal budget van ongeveer €30 mrd en zal lopen tot 2025.
Reactie Vestager

De Europese Commissie onderzocht of de regeling in strijd was met de Europese regels voor staatssteun. De conclusie is dat de SDE++ weliswaar enkele negatieve effecten heeft op het vlak van concurrentieverstoringen, maar dat deze niet opwegen tegen met name de positieve milieueffecten.
Eurocommissaris Margrethe Vestager voor mededinging concludeert in een reactie in de eerste plaats dat de doelstellingen van de SDE++ in lijn zijn met de doelstellingen van de Green Deal, waarmee de Europese Unie haar uitstoot wil terugbrengen tot nul in 2050.
Daarnaast prijst ze de regeling omdat ze de steun beperkt tot een “noodzakelijk minimum”, aangezien de hoogte van de steun wordt vastgesteld via concurrerende veilingen, en omdat de regeling “brede subsidiabiliteitscriteria” hanteert. Vestager: “Hierdoor kunnen de meest kosteneffectieve projecten worden ondersteund, waardoor de kosten voor de belastingbetaler worden verlaagd en een eventuele verstoring van de mededinging tot een minimum wordt beperkt.”
Waterstof
Eerder heeft het kabinet de regeling al versoberd om goedkeuring door Brussel mogelijk te maken. De uiteindelijke versie bevat bijvoorbeeld weinig mogelijkheden voor de subsidie van groene waterstof -waterstof geproduceerd met elektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit. Pas in 2023 komt elektrolyse voor het eerst in aanmerking voor subsidie via de SDE++, maar voor niet meer dan 1.490 uur per jaar.
Omdat er nog niet genoeg hernieuwbare elektriciteit voorhanden is, vreesde de Europese Commissie dat subsidie voor elektrolyse zou leiden tot extra elektriciteitsproductie van fossiele centrales en dus tot meer uitstoot van CO₂, in plaats van minder.
Brussel is tevreden over de versobering, waardoor de projecten slechts een beperkt aantal bedrijfsuren per jaar steun kunnen krijgen, op basis van de verwachte beschikbaarheid van elektriciteit uit koolstofarme bronnen in Nederland. “Dit zal ervoor zorgen dat de steun daadwerkelijk tot een vermindering van de koolstofemissies leidt”, aldus de commissie.
CO₂-heffing
Een ander heikel punt was de Nederlandse CO₂-heffing voor de industrie. Minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat wilde die niet verrekenen met het subsidiebedrag uit de SDE++, terwijl dat in principe best logisch zou zijn.
De SDE++ moet de onrendabele top te subsidiëren, dus het verschil tussen de kosten om een ton CO₂ uit te stoten en de kosten om een ton CO₂-uitstoot te vermijden. De CO₂-heffing draagt bij aan de kostprijs van het uitstoten van CO₂. De heffing compenseert bijvoorbeeld wel voor de marktprijs van een ton CO₂ in het Europese emissiehandelssysteem EU-ETS.
Wiebes vreesde dat bedrijven zouden kunnen afzien van voorgenomen projecten voor het afvangen en opslaan van CO₂ (CCS), waarvoor zij al een subsidiebeschikking hebben ontvangen, als de CO₂-heffing alsnog zou worden verrekend en ze dus minder subsidie zouden krijgen. In een Kamerbrief schreef Wiebes eerder deze maand dat hij toelichting hierover heeft gegeven aan de Europese Commissie. Blijkbaar was dat afdoende.