Europa moet weer een complete industrieketen in zonne-energie opbouwen om grotere onafhankelijkheid te realiseren van buitenlandse energiebronnen. Een eigen industrie met hoge eisen aan circulariteit en duurzaamheid maakt het bovendien mogelijk eisen te stellen aan buitenlandse leveranciers van zonnepanelen. Dat zegt professor Wim Sinke bij zijn afscheid van TNO wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
“Hernieuwbare energie is freedom energy omdat het ons strategisch minder afhankelijk maakt”, zegt Sinke, in navolging van de Duitse minister van Financiën, Christian Lindner, die deze karakterisering gebruikte bij de aankondiging in februari van dit jaar dat Duitsland in 2035 volledig op hernieuwbare bronnen wil draaien. “Zon is een van de sleuteltechnologieën die we daarvoor hebben, maar voorwaarde is dan wel”, benadrukt Sinke, “dat er in Europa eigen industriële productie is van grondstof en zonnecellen tot en met panelen en complete zonnestroomsystemen”.
Portret Wim Sinke
‘Fysici zouden het energieprobleem oplossen’Sinke spreekt in zijn kantoor in het laboratorium voor onderzoek naar zonne-energie van TNO in het Noord-Hollandse Petten, waar op een dag in juni vanuit de Noordzee een straffe wind waait over de duinen. Verhuisdozen staan al klaar voor de spullen die hij mee wil nemen na een carrière gewijd aan zonne-energie van ruim veertig jaar, waar op 21 juni een einde aan kwam. Hij begon in de jaren tachtig van de vorige eeuw als onderzoeker aan het instituut Amolf in Amsterdam en stapte vervolgens over naar het Energieonderzoek Centrum Nederland, dat enkele jaren terug opging in TNO. Nu pas verlaat hij de organisatie weer.
Zonne-energie vast onderdeel energiemix
Zonne-energie is inmiddels niet meer weg te denken uit de energiemix. Wél weg te denken zijn de zonneparken die alleen elektriciteit opwekken. De toekomst is aan integratie van zonne-energie in infrastructuur en gebouwen en aan combinaties met andere functies, zoals bijvoorbeeld natuur- of waterbeheer en land- of tuinbouw. meent Sinke. Voor dat onderzoek maakt Sinke graag ruimte voor nieuw talent bij TNO, om voor het eerst na ruim veertig jaar te ervaren hoe het is om geen overvolle agenda te hebben.
Maar een “zwart gat” ziet hij niet opdoemen. Hij blijft voorlopig als emeritus hoogleraar verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en is ook internationaal nog actief – bijvoorbeeld als co-voorzitter van het van het European Technology and Innovation Platform for Photovoltaics (Etip PV). Dit platform werkt aan plaatsbepaling van zonne-energie en gerelateerde industrie in het Europese beleid.
De ontwikkelingen van de afgelopen jaren moeten leiden tot een strategiewijziging in het Europese industriebeleid, meent Sinke. In de sector zonne-energie bracht de corona-epidemie een kink in de kabel van internationale handel: de levering van zonnepanelen uit China haperde. “Nu zeggen we in Europa beteuterd: hoe hebben we niet zien aankomen dat bijvoorbeeld containers met hightech-producten soms niet arriveren?”
“Er was een tijd dat men dacht dat goedkopere productie elders in de wereld resulteert in het beste resultaat voor iedereen, maar we merken nu dat het misgaat als de markt niet goed functioneert.” Corona en, sinds dit jaar, de oorlog in Oekraïne hebben vraagtekens gezet bij dit ideaal van de mondiale vrijhandelseconomie.
Europese maakindustrie noodzaak
Voor het realiseren van de “freedom energy” van Christian Lindner “moet Europa wel een fair share van de productie van high tech hebben”, zegt Sinke. “We moeten een Europese maakindustrie hebben om zo strategisch werkelijk minder afhankelijk te zijn.”
“Als we zelf geen zonnepaneel kunnen maken, kunnen we ook geen eisen stellen”
Na decennialang bij ECN en TNO te hebben gewerkt aan de technische ontwikkeling van zonne-energie is het dit industriebeleid dat nu zijn grootste aandacht heeft en waar hij zich als co-voorzitter van het van Etip PV mee bezig houdt. Er zijn positieve ontwikkelingen in de EU, zegt Sinke. Zo heeft de Europese Commissie het European Solar Initiative omarmd, dat financiering van nieuwe initiatieven in de sector faciliteert, en wordt er nu gewerkt aan opname van zonne-energie in de categorie Important Project of Common European Interest (IPCEI), waardoor overheidssteun voor deze industrie mogelijk wordt. “De belangrijke lidstaten moeten dit omarmen en mijn hoop is dat Nederland daarbij hoort. Daarom willen we er in Nederland nu ook enthousiasme voor creëren, en ik heb goede hoop dat die er wel komt.”
Europa moet niet terugkeren naar een ouderwetse mercantilistische economie met gesloten grenzen, benadrukt Sinke, “maar we moeten voor onszelf wel de lat zo hoog leggen dat we werkelijk meedoen met de grote jongens op technieken die belangrijk zijn, zoals zon- en batterij-techniek. Als we zelf geen zonnepaneel meer kunnen maken, kunnen we ook geen eisen meer stellen aan kwaliteit, duurzaamheid of circulariteit, terwijl we dat juist wel willen in de EU.”
Gigawattschaal
Europa heeft eerder een zonnepanelenindustrie gehad, maar die is juist ten onder gegaan door de scherpe internationale concurrentie. Hoe zou deze industrie nu wel een toekomst kunnen worden gegeven? “Schaal is de eerste vereiste”, zegt Sinke. “Je moet op gigawattschaal ambitie hebben.” Schaal drukt de kosten per product, maar Europa moet niet alleen op kosten willen concurreren. “Concurreren met de goedkoopste zonnepanelen gaat niet lukken, maar concurreren met producten waar zware eisen voor gelden is wel mogelijk. Bij veel geïmporteerde producten zitten niet alle kosten in het prijskaartje. We moeten scherpe eisen formuleren waar technieken aan moeten voldoen op het vlak van bijvoorbeeld circulariteit, lage koolstofvoetafdruk of arbeidsomstandigheden, zodat Europese bedrijven niet hoeven te concurreren met bedrijven die daar niet aan voldoen.”
“Om dit te stimuleren kijken we nu ook naar groene, publieke aanbesteding: waaraan moeten producten voldoen die we aanschaffen? Hoe kunnen we de vraag stimuleren naar producten die voldoen aan voorwaarden die we willen? Hoe kunnen we aanvullende eisen stellen, zodat koplopers kunnen worden gestimuleerd? Hoe kunnen we steeds scherpere eisen stellen en zo innovatie stimuleren? Daarvoor is het belangrijk dat bedrijven transparant zijn over hun hele productieketen. Sommige bedrijven of landen zeggen misschien: dat interesseert ons niet zoveel. Import van zulke producten zou moeten stoppen.”
“We willen geen protectionisme of een fort Europa”, recapituleert Sinke, “maar we willen wel sectoren ondersteunen. Als China een strategische keuze maakt voor een industrie, dan moeten we zelf ook een strategie ontwikkelen. Het is een delicate kwestie, want welke argumenten zijn daarbij geldig? Niet simpel terugvallen op: koop Europese waar dan helpen we elkaar.”