De klimaatproblematiek is buitengewoon ernstig en verdient daarom veel aandacht. In dat opzicht complimenten voor Extinction Rebellion, want met een paar duizend betogers en hulp van de media, staat de overheidssteun aan bedrijven die slecht zijn voor het klimaat stevig op de kaart. Qua publiciteit was de actie bijzonder effectief, maar helaas valt nog te bezien of de blokkade van het laatste stukje van de A12 ook effectief was voor het beperken van de opwarming van de aarde. In plaats van het beperken van de uitstoot van broeikasgassen, lijkt de gehanteerde strijdkreet ‘stop fossiele subsidies’ te ontaarden in achterhoedegevechten over definities en bedragen.
Deelnemers aan het debat bestrijden elkaar met berekeningen en zienswijzen die de geclaimde €17,5 mrd aan jaarlijkse steun voor de ‘fossiele industrie’ moet onderbouwen, dan wel van tafel vegen. Dat de oorspronkelijke berekening door Alman Metten (de geestelijke vader van de €17,5 mrd) veel te wensen over laat, wordt uitvoerig uiteen gezet door CDA-Kamerlid Henri Bontenbal in een lezenswaardig artikel.
Fossiele subsidies
Het voeden van verontwaardiging helpt om mensen te mobiliseren voor de goede zaak, maar eens te meer blijkt dat getallen snel een eigen leven gaan leiden. Eind vorig jaar werd het bedrag nog gebruikt in een oproep van 380 wetenschappers om met fossiele subsidies te stoppen. Op sociale media verklaren sommigen de €17,5 mrd zowat heilig. Erger nog, vaak wordt zelfs gesuggereerd dat het een geldstroom van de overheid naar de bedrijven betreft. Dat voedt de verontwaardiging en zou inderdaad een grof schandaal zijn, maar de subsidies bestaan vooral uit het verschil tussen belasting per eenheid energie die huishoudens betalen, versus wat de grootste verbruikers per eenheid energie betalen. (Strikt genomen: wat betaald werd in 2019, want dat is het jaar waarop de €17,5 mrd is gebaseerd.)
Ergo, het verlagen van fossiele subsidies is simpel. Verlaag de energiebelasting in schijf 1 en elimineer zodoende een substantieel deel van de €17,5 mrd. Die is immers berekend door het verschil tussen het hoogste en het laagste tarief aan te merken als subsidie. Uiteraard schiet het klimaat daar niets mee op, integendeel. De belastingtarieven in de eerste schijf zijn namelijk juist hoog om energiebesparing te stimuleren terwijl huishoudens een groot deel van de belasting, die per afgenomen kWh en/of kubieke meter wordt betaald, via de vaste heffingskorting retour krijgen. Overigens, deze cruciale heffingskorting, die er voor zorgt dat de effectieve belastingdruk per eenheid energie voor huishoudens beduidend lager is dan het tarief per eenheid energie, wordt in Metten’s berekening genegeerd.
2009: hogere energiebelasting in plaats van variabel transporttarief
Tot 2009 betaalden kleinverbruikers transporttarieven elektriciteit per afgenomen kWh. Die wijze van doorbelasten van de kosten van netbeheer sluit echter slecht aan bij de kostenstructuur van de netbeheerders. Die kosten zijn grotendeels vast zodat een capaciteit gerelateerd tarief passend is bij het kostenveroorzakersprincipe. Aan het vervangen van een kWh-tarief door een vast bedrag per jaar kleeft echter een groot nadeel. De out-of-pocket-kosten van het gebruik van elektriciteit dalen door zo’n ingreep. Dat zou tot energieverspilling kunnen leiden, wat met een noodgreep werd voorkomen.
De energiebelasting voor de eerste 10 MWh elektriciteit per jaar werd per 1 januari 2009 verhoogd met een bedrag dat globaal overeen kwam met het vervallen variabele transporttarief. Omdat die exercitie uitdrukkelijk niet bedoeld was om geld op te halen, werd de vaste heffingskorting verhoogd met een bedrag dat globaal overeenkwam met de extra kosten voor de energiebelasting die een doorsnee huishouden op jaarbasis zou maken. Hoewel de forse verhoging in principe budgettair neutraal was, draagt deze dus ook substantieel bij aan de zogenaamde fossiele subsidies, althans, in die berekeningen waarbij de vaste heffingskorting buiten beschouwing wordt gelaten.
Zelfs bij een meer gematigde berekening van de fossiele subsidies, blijft het aandeel energiebelasting in de uitkomst nog steeds problematisch. De energiebelasting maakt namelijk (terecht) geen onderscheid naar de herkomst van de energie. Per afgenomen kWh en/of kubieke meter moet worden betaald, ongeacht of het grijze of (deels) groene energie betreft. Verbruik in een hogere, goedkopere staffel telt dus mee als fossiele subsidie, óók als er specifiek groene stroom of groen gas wordt ingekocht. (Begin deze eeuw werd enkele jaren vrijstelling energiebelasting gegeven op groene stroom, maar daarmee lekten honderden miljoenen euro’s naar het buitenland.)
Naar de aard van de zaak hoeft het gestaffelde tarief dus geen fossiele subsidie te betreffen. Echter, fossiel of niet fossiel zou helemaal geen rol moeten spelen. Energie blijft de komende decennia schaars en dus zouden de kaarten enerzijds op vermindering van het energieverbruik gezet moeten worden en anderzijds op verhoging van de productie van CO₂-vrije energie.
Kees Vendrik wil prijs voor vervuiling en lage prijs voor groene energie
In een interview in Follow The Money pleit Kees Vendrik, voorzitter Nationaal Klimaat Platform, er voor dat de overheid vervuiling een prijs geeft: “Denk aan €100 per ton CO₂, dan gaan bedrijven veel makkelijker om.” Dat vervuiling beprijsd moet worden staat buiten kijf, maar het is daarbij wel zaak dat het beprijzen niet beperkt wordt tot (grote) bedrijven, noch dat het specifiek bedragen betreft die door de overheid worden opgelegd. Binnen de EU moeten de meeste grote energieverbruikers namelijk al emissierechten kopen voor (een deel van) hun uitstoot, emissierechten die momenteel al bijna €100 per ton CO₂-equivalent kosten. Kleinere bedrijven, organisaties en particulieren ontspringen die dans en zouden dus als eerste in aanmerking moeten komen voor CO₂-heffingen.
Bovendien, zolang CO₂-arme energie schaars is, hoort ook deze energie een correcte prijs te hebben. Vendrik slaat in dat opzicht de plank op een riskante manier mis door een lans te breken voor een lage prijs voor afnemers van groene energie. Erger nog, anders dan Vendrik stelt, is de prijs van windenergie niet “nog steeds gekoppeld aan de internationale gasprijs, waardoor de energierekening hoog blijft, ook voor wie bewust voor groene energie heeft gekozen”. Vendrik wil de regels veranderen om al die groene energie, voor een lagere prijs, direct te kunnen leveren aan mensen met energietekorten. Kunstmatig lage prijzen werken echter verspilling in de hand en hebben daarmee een averechts effect voor het klimaat, niet bepaald iets wat van de voorzitter van Nationaal Klimaat Platform verwacht zou worden.
De hoogste tijd voor herziening energiebelasting
De energiebelasting en voorlopers hebben een bewogen geschiedenis achter de rug met tal van opportunistische ad hoc wijzigingen als rode draad. Het resultaat is een ingewikkeld bouwwerk met tal van tarieven, kortingen en vrijstellingen. Die vrijstellingen zijn vaak gericht op specifieke economische activiteiten, zoals bijvoorbeeld een (fors) verlaagd tarief voor aardgas dat wordt gebruikt voor groeibevordering, oftewel: gas dat wordt gebruikt in de glastuinbouw. Tuinders kunnen zodoende relatief goedkoop hun producten leveren, maar de keerzijde is dat de afnemers van die tuinbouwproducten dus niet de volle prijs betalen. Daar kan iets voor te zeggen zijn als het gezonde voeding betreft, maar waarom krijgen kopers van snijbloemen uit met aardgas verwarmde kassen korting? Bovendien, korting op de inzet van aardgas kan een rem zetten op de overgang naar meer duurzame vormen van energie, zoals geothermie. .
Naast de tariefdiscriminatie tussen toepassingen van gas, respectievelijk elektriciteit, verstoort de energiebelasting ook de keuze tussen de energiebronnen gas en elektriciteit. Al vanaf de introductie van de regulerende energieheffing in de jaren negentig kwam elektriciteit er veel slechter vanaf dan aardgas. In 2009, met de introductie van het capaciteitstarief voor transport elektriciteit (zie eerste kader), verslechterde die balans dramatisch ten nadele van elektriciteit. De afgelopen jaren is die balans enigszins bijgesteld, maar met in de eerste staffel van de reguliere tarieven zo’n 6 cent per kWh gas (bovenwaarde) versus dik 15 cent per kWh elektriciteit (bedragen incl. BTW), is elektriciteit dus 2,5 maal zwaarder belast dan gas.
Gelet op het snel groeiend aandeel duurzame elektriciteit in de Nederlandse handelsmix, zou de belasting op elektriciteit ten opzichte van aardgas fors omlaag moeten om energieverbruikers richting lagere CO₂-emissies te sturen. Immers, volgens PBL’s Klimaat- en Energieverkenning 2022 daalt de emissiefactor van doorsnee elektriciteit richting 2025 nagenoeg tot de emissiefactor van aardgas. Binnen de deelgroepen kleinverbruikers, liggen gelijke belasting per eenheid energie dan voor de hand. Dat mede omdat het aloude argument dat de financiële consequenties van duurder gas te groot zijn voor de energieconsument’, door de opkomst van warmtepompen achterhaald raakt.
Fossiele subsidies zitten overal
Een groot probleem van de fossielesubsidiediscussie zoals Extinction Rebellion die aanzwengelt, is dat de (groot)industrie als belangrijke boosdoener van de klimaatproblematiek wordt aangewezen. Daar wordt de meeste uitstoot veroorzaakt en gaat de meeste geld naar toe, lijkt het dan. Dat beeld verhult dat ‘fossiele subsidies’ bijna overal zitten waar sprake is van directe of indirecte subsidies. De aanleg en verbredingen van snelwegen, het ontsluiten van woonwijken en regio’s, het in leven houden van verliesgevende regionale vliegvelden, het gedogen van Schiphol zonder geldige natuurvergunning, et cetera, zijn allemaal zaken met een negatief effect op het klimaat.
Weliswaar is politieke steun voor dit soort zaken vaak gebaseerd op afwegingen ten aanzien van werkgelegenheid, welvaart, internationale concurrentiepositie en dergelijke, maar daarbij wordt onterecht lang niet altijd voldoende gewicht gegeven aan gevolgen voor het klimaat. Daar zou zich het protest tegen fossiele subsidies dan ook op moeten richten. Van klein tot groot wordt fossiel vooral de hand boven het hoofd gehouden door vervuilende activiteiten onvoldoende te laten betalen voor de kosten van vervuiling en opwarming van de aarde en dat moet zo snel mogelijk veranderen.