Toen ik in NL kwam wonen, alweer 23 jaar geleden, kwam ik erachter dat ik qua integratie op één punt heel erg achterliep: iedereen leek bij een clubje thuis te horen en ik had er geen. Niet dat ik als Remi door het leven ging, maar ik had nog nooit van een jaarclub, sociëteit of van een dispuut gehoord.
Het idee van een corps waar van tevoren bepaald wordt op welke dag je jasje-dasje gaat of van verplicht vakantievieren met mensen die je in de studie al niet per se beschouwde als je beste vrienden leek mij echt verschrikkelijk. Noem het een cultuurkloof. Net als dat ik oliebollen vies vind en nooit zal begrijpen waarom men ervoor kiest om niet voor iedereen een cadeau te kopen met kerst, maar liever een lootje trekt met een budgetgrens van €12,50.
Over de jaren heen heb ik echter wel een clubje weten te vormen, mensen die aan elkaar zijn gaan klonteren door een gedeelde liefde voor Zwitserland, bergen en veel te lang hardlopen. Tijdens het hardlopen en kauwend op je achtste gelletje na de zoveelste klim ga je vaak over eten fantaseren. En zo kwam het dat huisvriend EJ ooit riep: “Ik zou nu zo naar de wok willen”. Dus spreken wij twee keer per jaar af, buiten onze berguitjes om, met het clubje bij de ‘Eastern Plaza’ na een rondje Amerongen om te meten hoeveel sushi er in een hardlopersmaag past.
Drie weken geleden was het zover en kwam het gesprek aan tafel ineens op functioneringsgesprekken en hoe het alle restjes werkmotivatie uit de mens trekt. “Ik heb volgende week mijn T&B”, begon een van mijn clubvrienden. “Je wat?” “Mijn T&B: de together and better.” Lachsalvo nummer één. “Oh heet het bij jullie zo? Bij ons is het de ‘experience survey‘”, antwoordde de volgende. “Wij noemen het het goede gesprek, hoor”, vervolgde de derde vriend. “Wat ouderwets allemaal, wij voeren een ‘continue dialoog’”, besloot de laatste.
Alle zeven waren wij het met elkaar eens dat dit echt het allergrootste dieptepunt is van je werkjaar. Iedere keer opnieuw. Over het algemeen gegoten in mensonvriendelijke HR software waarin je vooraf moet schrijven hoe je zelf vindt dat het gaat langs assen die weinig zeggen, zoals “core standards of excellence”. Nee, in de jaren als zzp’er heb ik dit absoluut niet gemist.
Ik kon in mijn tijd in loondienst me altijd vooraf al enorm lopen opwinden over wat er tijdens het beoordelingsgesprek gezegd ging worden. Ik had dan geen oog voor de complimenten of de “boven niveau” of “exceeding expectations” – HR heeft in aan het begin van deze eeuw een enorme verengelsingsgolf doorgemaakt – maar ging als een sniper op zoek naar de drie motivatie-dooddoeners: “te weinig bestuurlijke sensitiviteit”, “te veel op de detail” en “kritisch”.
Ik ga ze voor jullie heel even vertalen:
- “Te weinig bestuurlijke sensitiviteit” is corporate taal voor “heeft weer eens tegen een bestuurder gezegd waar het op staat”. Wordt over het algemeen niet gewaardeerd. Helemaal als het gaat om baanbrekende nieuwe ideeën die geboren zijn in een te duur consulting-rapport geschreven met veel input van ‘team analysis‘. Het kan betekenen dat je in een meeting geopperd hebt dat je vraagtekens plaatst bij de gedane aannames (“Sorry, hoeveel cent per kilogram groene waterstof precies?” ) of dat je de RvB of RvC iets te duidelijk hebt gemaakt dat de uitgesproken ambities nergens op slaan gelet op de stand van zaken van de afgelopen vijf jaar. Niet sensitief. Volgend jaar beter.
- “Te veel op de detail” betekent niets anders dan “verveelt ons met eenheden en wetsartikelen”. Who cares of een windpark van zes molens genoeg is voor “de hele energieconsumptie van een bepaalde streek” of “dekt op 2.100 uren van het jaar één derde van de elektriciteitsvraag, als je vervoer en industrie meetelt”. “Het gaat om de grote lijnen, de stip op de horizon!” Als ik €1 had gekregen per keer dat ik dit heb gehoord, zou ik nu deze column vanuit Zwitserland schrijven.
- En dan is er nog “kritisch”. Gaat samen met “te weinig bestuurlijk sensitief” en “teveel op de detail” en bespaart vaak geld en tijd aan ondernemingen die luisteren of gemeenten die op het punt staan een energieleverend fietspad aan te leggen of congestie binnen een jaar willen oplossen met auto’s die hun accu aan het net gaan aanbieden. Laat ik voorop stellen dat ook mensen die nooit iets nieuws willen proberen binnen een bedrijf deze “kritisch” ook in hun beoordelingsgesprek terugkrijgen, dus is het een dun lijntje waarop je met “kritisch zijn” balanceert.
Alle gekheid op een stokje: met zoveel openstaande vacatures in de sector en zoveel moeite om goed en kundig personeel te werven zou ik alle managers, teamleiders en directeuren in de energietransitie een tip willen meegeven. Mensen van mijn en jongere generaties zullen tot ver na hun zeventigste moeten werken vermoed ik. Hierbij speelt zingeving misschien nog een belangrijkere rol dan de leaseauto, cafetariamodel of het salaris.
In de energietransitie hebben wij beperkt tijd, geld en middelen om een blad voor de mond te nemen, de rekensommen niet te maken en een concept/technologie technisch niet goed te doorgronden. Heb je iemand voor je die alle drie kan, dan is het goede gesprek makkelijk te voeren: je bent meer dan tevreden!
Over de auteur
-
Laetitia Ouillet
Laetitia Ouillet is senior associate bij eRiskgroup en voorzitter van de landelijke energiecoöperatie de Windvogel. Eerder was ze directeur strategic area energy bij de TU/e en werkte ze als directeur strategie bij Eneco.