Vorige week werd ik heel even teruggeworpen in de tijd. Naar 2008, toen wij middenin mijn tweede zwangerschap de zolder lieten verbouwen. Nu moeten jullie weten dat ik ruime tijd geen neus had voor betrouwbare aannemers. En dan druk ik me nog voorzichtig uit.
Ik heb op dat vlak eerlijk gezegd zo ongeveer alles meegemaakt: van de keukenboer die in de bak belandde tijdens de werkzaamheden tot de man die de badkamer in onze vakantie opnieuw zou betegelen, maar bij terugkomst onverwacht het werk bleek te hebben gestaakt om aandacht te geven aan zijn tweede bedrijf in Polen: een escortbureau. Oh ja, en wij hebben ook eens een schilder gehad die ons eerst de verf liet betalen en nooit meer terugkwam, waarna bleek dat wij van hem twintig potten water voor ons geld hadden gekregen. I kid you not.
Kortom, toen de zolderaannemer mij, op de desbetreffende dinsdagochtend, belde met de mededeling dat hij helaas slecht nieuws had, begonnen mijn knieën te knikken. Wat nu weer?
Hij vertelde dat hij ontevreden was geweest met het werk van de timmerman en hem toch maar terug wilde laten komen. Ook had de stukadoor een paar uur extra nodig gehad, waardoor de zolder niet meer op de afgesproken donderdagochtend zou kunnen worden opgeleverd. Al had ik nog twee maanden te gaan tot de komst van ons tweede kind, ik zag me al bevallen temidden van alle troep. “Enige vertraging” in bouwtaal stond na mijn eerdere rampzalige ervaringen gelijk aan een half jaar.
Maar nee, hij wilde laten weten dat het werk “helaas na de lunch op vrijdag” zou worden afgerond en dat het hem speet. De beste man heeft geen idee van de opluchting die zijn telefoontje destijds heeft veroorzaakt. Het ging goed komen, de zolder zou af komen, deze man hield woord! De slechte-aannemer-serie was eindelijk doorbroken. Tegenstrijdig klinkt het misschien wel, maar het feit dat hij mij belde om zijn belofte met 28 uur uit te stellen gaf mij juist alle vertrouwen.
En zo bewees Rob Jetten afgelopen 25 april op zijn beurt een zeer betrouwbare aannemer te zijn. Hij informeerde de Tweede Kamer dat de gigantische ambities voor wind op zee van 21 GW niet meer in 2031 gerealiseerd zullen worden, maar een jaar later. De redenen zijn ook erg goed te begrijpen, in de huidige context van tekort aan mensen, materialen, een overspannen markt en ellenlange procedures voor het verlenen van de nodige vergunningen.
Niets hiervan zal voor wie dan ook als een verrassing zijn gekomen. Kabels die door de Waddenzee getrokken moeten worden, terwijl de rest van de wereld tegelijkertijd diezelfde kabels aan het bestellen is, waardoor de toeleveringsketen dichtslibt, en de keiharde realiteit dat je toch even bezig bent met het plaatsen van 2 GW aan nieuwe molens in weer en wind. Het is niet zolang geleden dat wij nog babymolens bij Egmond aan Zee bouwden die tezamen niet meer vermogen hadden dan 5,5% van de parken die de minister komende jaren moet helpen aansluiten.
Het is een uitdaging van formaat waar enige vorm van vertraging bij te verwachten was, wat mij betreft. En dat de minister er ook transparant voor kiest om niet coûte que coûte de zelf opgelegde deadline te halen maar om de maatschappelijke kosten van een “inhaalsprint” goed te wegen, spreekt ook voor hem. Bedrijven en burgers zuchten al genoeg onder de sterk gestegen netwerkkosten. Wij kunnen ons simpelweg geen sprint veroorloven. Dit is dan ook een mooie eerste toepassing van het (tot lelijkste stroomschema ever uitgeroepen) “toetsingskader maatschappelijke waarden” uit het Nationaal Plan Energiesysteem, die keurig in bijlage A was opgenomen. Zo kunnen komende jaren vaker de publieke belangen duurzaamheid, betaalbaarheid, en in dit geval ook rechtvaardigheid, tegen elkaar worden afgewogen.
Ondanks dat ik ook donkere wolken boven de Noordzee zie opstapelen, in de vorm van een eroderend businessmodel voor producenten en onhaalbaar lijkende doelen voor de omzetting van elektriciteit op of rond de Noordzee in bruikbare energy carriers, put ik hoop uit deze brief. Voor mij is hiermee bewezen dat de Nederlandse overheid een serieuze aannemer is geworden in de verduurzaming van Nederland. Mijn zolder kwam keurig af en de 21 GW komt ook steeds meer in zicht.
“Ik voorzie dan ook een zonnige (en windrijke) toekomst op ons deel van de Noordzee”, schreef de minister. Al ben ik meer van de school “glas half leeg”, misschien moet ik het ministerie ook meer gaan vertrouwen met de verbouwing van andere onderdelen van onze energietransitie.