Ik heb er een gewoonte van gemaakt om tijdens een introductierondje mijn verhaal zo kort mogelijk te houden. Het allerleukste is als je het rondje mag beginnen. “Hoi, ik ben Laetitia, vandaag hier in de hoedanigheid van voorzitter van de Windvogel (punt)”, en dan draai ik me altijd opzichtig om naar de volgende om aan te geven dat mijn introductie hiermee klaar is. Je voelt altijd lichte paniek bij de rest: gaan wij niet onze staat van diensten etaleren? Komt er geen referentie aan de studie die wij lang geleden nog ergens hebben afgerond?
Ik heb eigenlijk in al die jaren nog nooit meegemaakt dat iedereen het ook kort houdt. Ergens in het rondje staat altijd iemand te popelen om ons te vertellen dat hij, na zijn studie elektrotechniek in 1978 nog door ging naar Philips, DSM, Shell, enzovoorts. Dan ben je vijf minuten verder en nog bij DSM in de jaren negentig en dan ga ik dan altijd rekenen hoe lang het rondje nog gaat duren aan de hand van het aantal resterende deelnemers en hun leeftijd.
Vorige week vierde de wereld Internationale vrouwendag en ik kreeg op die dag tijdens een meeting te horen dat ik “wel heel intelligente vragen” kan stellen. En nee, maak je geen zorgen. Dit is niet de column waarin ik vertel over de ene keer dat ik als 22 jarige opstond in een meeting, naar mijn werkplek liep, een nietmachine pakte en terug de kamer in kwam om in view of all mijn blouse tot aan mijn nek dicht te nieten, te gaan zitten en te roepen: “Nú hoop ik op een inhoudelijk gesprek over de technische codes gas en het leveren met meerdere shippers op één GOS”. Dit is niet die column, omdat het mij persoonlijk totaal niet heeft geraakt, mijn carrière op geen enkele wijze heeft beïnvloed en mij eigenlijk heeft voorzien van een grappige anekdote die het goed doet bij feestjes en partijen.
Dit is ook niet de column over de tijd dat ik, net gescheiden en met kleine kinderen, stelselmatig om 08:00 uur werd gebeld door mijn baas, terwijl ik gezegd had dat dit een tijdstip was waarop hij weliswaar blijkbaar alle ruimte voor een telefoontje had, maar ik dan net de bakfiets moest inladen om de één naar school te brengen en de ander gelijk twee kilometer verderop naar de crèche. Dit is ook niet de column waarin ik jullie ga vertellen dat ik bij een reorganisatie werd gevraagd of ik, nu ik weer zwanger was, wéér van plan was om lang borstvoeding te gaan geven en dus onder werktijd te gaan kolven, want dan zou mijn werk-privé balans toch echt in de knel gaan komen. Dat ik bij de eerste baby vijf weken na de bevalling een hele dag vrijwillig bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven had gezeten om een zaak die wij hadden aangespannen tegen Gasunie bij te wonen en de advocaat inhoudelijk bij te staan, telde blijkbaar niet.
Dit gaat ook niet over de ene lunch met een partner van een bekend advocatenkantoor op wat mijn eerste werkdag zou zijn, waarin hij mij bedankte voor mijn openheid in de sollicitatieprocedure over mijn prille zwangerschap en mij daarna met een knipoog vroeg: “Het is toch zo vroeg, en je bent nog zo jong: je kan toch nu nog een andere keuze maken?”, waarna ik opstond en nooit meer terugkwam en waar dus nooit een tweede werkdag is gekomen.
En last but not least gaat dit ook niet over de opmerking, niet al te lang geleden, van iemand die mij leiding zou gaan geven en aangaf dat hij als “witte man van 55 geen zin had in de concurrentie van jongere vrouwen met een accentje waar de media altijd gek op is”.
Waarom gaat deze column hier niet over? Omdat het incidenten waren. En dat zij totaal niet in verhouding staan met de hoeveelheid fijne constructieve samenwerkingen die ik in de mannenwereld die de energiesector is heb mogen meemaken. Het teamwerk bij fusies en overnames. Het samen je schouders zetten onder gasopslagen, het sluiten van deals voor de bouw van windparken in Noorwegen, het keihard onderhandelen van een power purchase agreement, het openbreken van de Nederlandse gasmarkt, het knokken voor levering op de TTF, het samen tot diep in de avond brainstormen hoe je toch de financiering van een windpark in turbulente tijden voor elkaar gaat krijgen. Het sparren op zondag met specialisten over blokverwarming en hoe je daar ook een prijsplafond voor zou kunnen ontwerpen. Geen man/vrouw-kwestie, gewoon ieder met eigen kennis en invalshoek en samen het oog op dezelfde bal.
Het doet geen recht aan de ongelofelijke hoeveelheid mannelijke collega’s en peers die mij altijd met respect hebben behandeld en mij nooit enig verschil hebben laten voelen. Aan de ongelofelijke fijne samenwerking met de ene podcastmaker die alsmaar kritiek kreeg dat hij mij ooit “lieve schat” had genoemd, terwijl hij mij de kans van mijn leven geboden heeft.
Het doet de mensen te kort die zich in managementposities hebben ingespannen om mij een gelijkwaardig salaris te geven, of die mij geadviseerd hebben om niet parttime te gaan werken omdat parttime werken voor de meeste vrouwen alleen maar een parttime salaris betekent en verder 120% werkuren. Omdat je dan je lunch achter je beeldscherm doorbrengt om goed te maken dat je op woensdag thuis zit. Omdat je toch tijdens de slaapjes van je kind snel een memo tikt of een call doet. Omdat je ‘s avonds maar doorgaat en vaak in het weekend ook. En mij vervolgens altijd met rust hebben gelaten op de vrije woensdag.
Ik heb het ongelofelijk naar mijn zin in de energiesector. Als vrouw, maar vooral als vakidioot. Ik hoef dan ook niet naar vrouwenbijeenkomsten en heb een onvoorstelbare hekel aan het stempel ‘powervrouw’. Ik heb wel na 24 jaar werkervaring mijn conclusies getrokken over de carrièreladder en het welbekende glazenplafond. Daar heb ik ooit een LinkedIn-post aan gewijd toen veel vrouwen op een dag allemaal hun voornaam hadden veranderd in Peter.
Ik heb ervoor gekozen om mijn gezin voor te laten gaan. Mijn kinderen zijn (bijna) veertien en zestien en vinden het fijn om hun verhaal gelijk bij thuiskomst te kunnen doen. Ze willen graag dat ik ze naar zwemmen of volleybal kan brengen, ‘s ochtends vroeg of aan het einde van de middag. Dit zou niet kunnen wanneer ik mee zou moeten doen met al die MT/risk-, investering-, portfolioreviewcommitteevergaderingen waar grote bedrijven geen genoeg van kunnen krijgen. Ik kan niet ergens CEO zijn en ook op dinsdagmiddag de swimkicks van Zwemlust den Hommel leren borstcrawlkeerpunten te maken. En ik zou vast ook ergens gezeur krijgen dat zo’n baan wegens belangenverstrengeling niet te combineren valt met een vrijwillige bestuursfunctie bij een energiecoöperatie.
De mooie keerzijde van dit besluit is dat ik geen compromis hoef te sluiten en mij vol kan storten op de inhoud. Alle rapporten mag lezen die ik wil lezen en in mijn bio niet hoef te vertellen dat “tweets my own” zijn. Lang is mij gevraagd om water bij de wijn te doen, mij niet zo gepassioneerd te gedragen en los van de inhoud te komen om meer aandacht aan het proces te schenken. Keer op keer was dit het argument om mij af te wijzen voor functies in raden van toezicht/commissarissen.
Ik ben er een tijdje teleurgesteld over geweest tot ik ineens moest denken aan mijn sollicitatiegesprek bij Nuon, in maart 2002. “Wat is eigenlijk je ambitie?”, was de vraag. En mijn antwoord? “Dat iedereen met een inhoudelijke vraag over de groene elektriciteitsmarkt weet dat hij/zij bij mij moet zijn.” En de vervolgvraag “Oké, maar op de lange termijn dan?”. “Dan wil ik graag boswachter worden.”
Dus eigenlijk ben ik waar ik altijd wilde zijn. In afwachting van een glanzende carrière als boswachter, sta ik in de inhoudelijke hoek op jullie vragen te wachten.
PS: De volgende column gaat weer over energie, hoor.