Als de stikstofzaak die over het CO₂-opslagproject Porthos wordt gevoerd bij de Raad van State leidt tot een nederlaag voor het kabinet, krijgt het hele Nederlandse klimaatbeleid een optater. Niet alleen Porthos komt dan op losse schroeven, maar ook de aanlanding van de kabels voor offshore windstroom en allerlei andere infrastructurele energieprojecten die nodig zijn om de industrie te verduurzamen. Dat schrijft minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) aan de Tweede Kamer.
Het schrijven van de minister is een antwoord op vragen van CDA-Kamerleden Henri Bontenbal en Derk Boswijk. Zij bevroegen Jetten over de rechtszaak die milieuorganisatie MOB bij de Raad van State heeft aangespannen over het toepassen van de zogenoemde “partiële vrijstelling voor stikstof” -ook wel de bouwvrijstelling genoemd- bij het CO₂-opslagproject Porthos en de mogelijk verstrekkende gevolgen van deze zaak. Aanleiding van de vragen vormde een uitzending van een podcast van Studio Energie.
De partiële vrijstelling komt er in het kort op neer dat de stikstofuitstoot die tijdens de bouwfase van een project plaatsheeft, niet meetelt. Het kabinet is van mening dat de vrijstelling een geoorloofd instrument is, omdat de stikstofemissie tijdens de bouwfase slechts een zeer geringe bijdrage levert aan de totale stikstofdepositie. Of dit standhoudt bij de Raad van State wordt niet alleen door tegenstanders van het stikstofbeleid van het kabinet maar ook door diverse juristen betwijfeld.
De milieu-organisatie Mobilisation for the Environment (MOB) van Johan Vollenbroek bestrijdt het inpassingsplan en de omgevingsvergunningen die het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft afgegeven aan het Porthos-project. Porthos is een joint venture van EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam. Binnen dit project wordt koolstofdioxide die is afgevangen bij industriebedrijven in de Rotterdamse haven naar de Noordzee getransporteerd en opgeslagen in een leeg gasveld. Daarvoor moet onder meer een compressorstation worden gebouwd en moet het gasproductieplatform P18-A in de Noordzee worden aangepast.
Volgens MOB leiden het plan en de vergunningen in de bouwfase tot stikstofneerslag in omliggende beschermde Natura 2000-gebieden. Voor het plan had het kabinet volgens de milieuclub daarom een zogenoemde passende beoordeling moeten maken, maar dat is niet gebeurd. Het kabinet verdedigt dit met een beroep op de partiële vrijstelling, maar volgens Vollenbroek is de partiële vrijstelling in strijd met de Europese Habitatrichtlijn. 29 maart stond de zaak bij de Raad van State (RVS) op de rol, wat maakt dat de uitspraak voor de zomer kan worden verwacht.
Het is de eerste zaak bij de bestuursrechter waarin deze partiële vrijstelling aan de orde komt. Consequentie: als er een streep gaat door de bouwvrijstelling voor Porthos, gaat er een streep door tal van andere projecten die op vergelijkbare manier gebruik maken van de bouwvrijstelling.
Acuut probleem
In antwoord op vragen van Bontenbal en Boswijk vertelt Jetten hoe ver de gevolgen in dat geval strekken. “Alle energietransitieprojecten waarbij inzet van bouwmaterieel nodig is, hebben te maken met [stikstof, red.]deposities in de aanlegfase. Naast de transportnetten van verschillende modaliteiten (CCS, waterstof, elektriciteit) betreft het ook bijvoorbeeld netaansluitingen van windmolens op zee of nieuwe hoogspanningsstations, waaronder de projecten van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat [Miek, red.].”
Mocht de rechter een streep zetten door de partiële vrijstelling “dan ontstaan acuut problemen voor een aantal energieprojecten van nationaal belang en als er niet snel een generieke oplossing komt, ontstaat er een vertraging voor alle andere projecten die randvoorwaardelijk zijn voor verduurzaming van de industrie en het halen van de CO₂-reductiedoelen voor 2030”, aldus Jetten.
‘Bizarre tegenstelling’
Een streep door de bouwvrijstelling lijkt daarmee een streep door de klimaatambities. Alleen het Porthos-project zelf zorgt al voor een CO₂-reductie van 12,5 megaton in 2030 (en 37 megaton voor de gehele levensduur). In een optimistisch scenario zorgt de industrie voor 21 megaton CO₂-uitstootreductie in 2030, maar voor vrijwel al die Miek-projecten is sprake van tijdelijke stikstofdepositie in de bouwfase waarvoor een partiële vrijstelling is of moet worden verleend. Datzelfde geldt voor de aanlanding van de windstroom van de grote offshore windparken Hollandse Kust (west) en IJmuiden Ver. “Duidelijk is”, stelt Jetten, “dat al deze projecten nodig zijn voor het uitfaseren van fossiele energie, hetgeen zowel nodig is om de 2030 Klimaatdoelen te halen als ook om te komen tot structureel natuurherstel”.
Het leidt bij Bontenbal en Boswijk tot de vaststelling “dat er in Nederland inmiddels sprake is van een redelijk bizarre en ongewenste tegenstelling tussen stikstofreductie (natuur) aan de ene kant en CO₂-reductie (klimaat) aan de andere kant”. Jetten nuanceert dat: “Er zijn veel maatregelen die nu genomen worden om stikstofuitstoot te reduceren, die óók zullen leiden tot een afname van de uitstoot van broeikasgassen, vooral in de landbouwsector.” Maar ook beaamt hij dat om de doelstellingen van het Klimaatakkoord te halen, bouwactiviteiten “essentieel” zijn.