Het begrip ‘fossiele subsidies’ is niet meer weg te denken uit de media. Die bewustwording van het feit dat tal van regelingen het gebruik van (fossiele) energie bevorderen, is belangrijk om letterlijk en figuurlijk gas terug te nemen. Helaas volstrekt zich tegelijk ook waarvoor gevreesd werd: veel discussie over de omvang van de subsidies en vooral niet-constructieve verontwaardiging en verwijten aan de grootindustrie die immers per eenheid energie slechts een fractie betaalt van wat huishoudens kwijt zijn. Met de nieuwste berekeningen van €37,5 mrd per jaar hebben Somo c.s. olie op het vuur gegooid en naar het zich laat aanzien, wakkert minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) dat vuur nog verder aan.
Het probleem van de niet-constructieve verontwaardiging is echter weerbarstig. De €37,5 mrd-berekening op zichzelf is goed gedocumenteerd en kan dienen als basis voor een gezonde discussie over afzonderlijke regelingen en of en in hoeverre die wel of niet als fossiele subsidie zouden moeten worden aangemerkt. Elektriciteit en gas bijvoorbeeld zijn slechts in beperkte mate onderling uitwisselbaar en er wordt ongeveer vier maal meer gas-energie dan elektrische energie gebruikt. Omdat het elektriciteitsnet nu al in zijn voegen kraakt, lijkt het schier onmogelijk om vier tot vijf keer zo veel elektriciteit te transporteren. Omdat gas en elektriciteit volstrekt verschillende energiedragers zijn en massaal overstappen van gas op elektriciteit vooralsnog onhaalbaar is, doet de €6,6 mrd fossiele subsidie vanwege relatief lage belasting op aardgas per kWh energie ten opzichte van elektriciteit nogal vreemd aan.
Desalniettemin, in een gezonde discussie is de vermelding van dit verschil in belastingdruk nuttig. Bijvoorbeeld omdat bezitters van een hybride warmtepomp door dit verschil in belastingdruk meer gas gebruiken dan bij een gelijke belastingdruk. Mogelijk wordt dat effect zelfs versterkt door de nieuwe korte eerste schijven energiebelasting die in 2024 worden ingevoerd.
Helaas maakt de niet-constructieve verontwaardiging, aangejaagd door de flankerende publiciteit over de berekeningen, zo’n gezonde discussie erg lastig. Aangewakkerd door vragen als ‘wat zou u doen met €37,5 mrd’, wordt het beeld vertekend met een links/rechts-polarisatie als gevolg. Natuurlijk besteden politieke partijen €37,5 mrd liever aan goede publieke dienstverlening, dat geldt niet alleen voor links maar ook voor rechts. Echter, voor links is de verontwaardiging een kans om de noodzaak voor een streng klimaatbeleid te bepleiten en gelijktijdig op te komen voor ‘rechtvaardigheid’, terwijl rechts vooral betoogt dat die €37,5 mrd geen kasuitgaven betreffen en dus helemaal niet beschikbaar is om aan onderwijs of openbaar vervoer te besteden.
De Somo c.s.-berekeningen laten zien dat het energieverbruik in 2022, het jaar met fors hoge prijzen, beduidend lager was dan in 2020 en 2021. Het ligt dus voor de hand dat als het afschaffen van de fossiele subsidies leidt tot een verdubbeling van de energiekosten voor de grootindustrie, het verbruik verder zal dalen en daarmee dus ook de belastinginkomsten. Die daling kan naast de lagere inkomsten uit energiebelasting ook bestaan uit daling van inkomsten uit vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting.
Nog meer fossiele subsidies
Anderzijds zijn er meer regelingen met fossiele-subsidie-elementen dan waar Somo c.s. aan gerekend hebben. Dat betreffen bijvoorbeeld: het prijsplafond, de energietoeslagen, de salderingsregeling, de (niet zo) tijdelijke accijnsverlaging op benzine en diesel, fiscaal vriendelijke aanpak van motorfietsen en old-timers en niet te vergeten, de auto van de zaak. Immers, onbeperkt in een benzine- of dieselauto rijden zonder out-of-pocket-kosten is een toppunt van fossiele subsidies, zowat op gelijke hoogte als belastingvrije kerosine voor de luchtvaart.
Opvallend is dat Somo c.s. juist diverse huishouden-vriendelijke regelingen, zoals de auto van de zaak, negeert. Bij het wegverkeer nemen Somo c.s. bijvoorbeeld alleen de relatief lage belasting op diesel ten opzichte van benzine mee (gecorrigeerd voor de hogere wegenbelasting voor dieselauto’s) en maken melding van gunstige regelingen voor zakelijke (diesel) bestelbusjes. In dat opzicht hoeft het niet te verbazen als Jetten tot een hoger bedrag komt dan Somo c.s. en het valt zelfs te hopen dat er een compleet overzicht komt waarin huishoudens niet worden gespaard. Dat laatste is niet bedoeld om vervolgens huishoudens hard te kunnen aanpakken, maar om tot een meer gebalanceerde discussie te komen.
Het moet gaan om de vragen waartoe de regelingen dienen en hoe die doelen op een klimaatvriendelijkere wijze behaald kunnen worden. Dat kan er toe leiden dat sommige regelingen in sommige gevallen in stand moeten blijven. Dat zeer grote verbruikers per kWh minder belasting betalen dan huishoudens is namelijk niet per definitie slecht. Neem een van de grootste elektriciteitsgebruikers, de spoorwegen. Die concurreren voornamelijk met (vracht)auto’s die op benzine of diesel rijden en op lange afstanden met vliegtuigen op kerosine. Daardoor zou afschaffen van deze subsidie juist tot verhoging van de CO₂-uitstoot kunnen leiden. Die eventuele stijging is mede afhankelijk van wat er gebeurt met de fossiele subsidies op (vracht)automobiliteit en kerosine. Het is dus zaak om bij het aanpassen of afbouwen van fossiele subsidies goed op de context te letten.
Somo c.s. willen dat de overheid in 2023 een rechtvaardig afbouwplan opstelt. Met enige goede wil biedt die oproep ruimte om terdege rekening te houden met de context van de bestaande regelingen, zodat averechtste effecten op de mondiale CO₂-uitstoot vermeden kunnen worden. Somo c.s. benadrukken daarbij echter ook dat de verdeling van de klimaatkosten als rechtvaardig ervaren moeten worden, omdat anders het draagvlak verloren gaat. Juist op dat vlak van hoe de subsidies ervaren worden, gaat het fout door vingerwijzen naar de grootindustrie en de suggesties dat het om misgelopen belastinginkomsten gaat. Daarom moeten uitdrukkelijk ook de huishoudens-vriendelijke regelingen in overzichten met subsidieregelingen worden betrokken, mede om mogelijk verdere polarisatie te voorkomen. Natuurlijk moet de grootindustrie stappen zetten, grote stappen zelfs, maar daar wordt onder andere door de emissiehandel al fors aan gewerkt. Daarnaast is het ook zaak dat de miljoenen huishoudens en midden- en kleine bedrijven en organisaties niet achterblijven. Om die mee te krijgen helpt polariseren niet, maar moeten juist verbanden worden gesmeed.