“Je spreekt geen slecht Nederlands, je Nederlands is gewoon creatief.” Dit zeggen mijn vriendinnen als ik weer eens zucht over een mailtje van een luisteraar van Voetnoten over taalfouten die ik in de podcast maak. “Bij minuut 5:18 spreek je van het ACM maar A staat voor Autoriteit en het is de Autoriteit dus het is dé ACM.”
Er staat niet voor niets in mijn twitterbio dat ik een “de- en het-twijfelaar” blijf. Ik heb avondenlang gezeten bij de Volksuniversiteit, de cursus “het neusje van de zalm” afgerond, wat eigenlijk betekent dat je de taal gewoon spreekt maar nog elke dag hoor ik mezelf “dat en die” door elkaar halen en alle woorden met “tje” verkleinen zodat ik veilig zit met “het”. Het hoort gewoon bij mij.
Wat ook leuk is aan een nieuwe taal leren nadat je al alle tanden hebt gewisseld is dat je ook al beschikt over een hele berg aan gezegden uit je moedertaal. En daar gaat het regelmatig mis. Ik ben namelijk gek op spreekwoorden, maar vergeet te vaak welke bij welk land hoort of – nog erger – ik combineer ze half-half. Ik mag in het Nederlands bijvoorbeeld geen “polshoogte” nemen, maar in het Frans zeg ik echt “je prends le pouls“. En ik vind ook, als mensen mij iets te vriendelijk benaderen terwijl ik ze niet ken, dat het niet is “alsof wij samen op de schapen hebben gepast”. Ga zo maar door.
Hoewel de uitdagingen in de energietransitie tussen Frankrijk en Nederland misschien wezenlijk van elkaar verschillen, vertonen Frans en Nederlands toch veel overeenkomsten. Dat een zwaluw nog geen zomer maakt, kan ik gelukkig in beide talen succesvol uitdrukken. Dat is maar goed ook, want ik kan me al jaren enorm opwinden over hoe wij in dit land energie-innovatie in de kiem ophemelen, de hoop die ze ons bieden aangrijpen om de broodnodige (maar vaak niet sexy) maatregelen en interventies uit te stellen, en vervolgens doodleuk vergeten dezelfde kiempjes innovatiewater te geven.
Er zijn talloze voorbeelden te vinden, maar ik noem er drie: weten jullie nog hoe afgelopen augustus alle machines van Umincorp geveild werden; het recyclen van plastic is cruciaal voor de verduurzaming van de koolstofketen en toch heeft de ooit veelbelovende scale-up de transitie niet overleefd, wegens gebrek aan continue ondersteuning. Doodzonde. Deze week verging het EAZ ook niet goed: de houten erfmolens hebben, ondanks het gestadige enthousiasme van Jan en alleman voor kleine en schattige molens, het ook niet overleefd. En wie kent Nerdalize nog? Vorig decennium waren ze hipper dan hip en haalden ze zelfs de New York Times! Er was veel kritiek vanuit de rekenaars, maar je kon geen congres vinden waar ze niet werden onthaald als dé oplossing voor de warmtetransitie. In 2018 vroegen ook zij faillissement aan.
Hoe dit gaat werd recentelijk nog fijntjes geïllustreerd in het ene interview van Sven (Kokkelman) en Manon (van Beek), van twee columns geleden. Het gesprek ging over het tekort aan gespecialiseerde arbeidskrachten en de noodzaak tot innoveren. “U werkt met robots, toch?”, vroeg de host. Waarop het antwoord luidde: “Ja, wij hebben er ééntje.” Toch maar even het archief van TenneT ingedoken: de robot heet ‘Sparky’ en die snuffelt over hoogspanningstuinen op zoek naar informatie over de conditie en noodzaak van onderhoud. Ik vind dit echt geniaal en het toont aan dat het bedrijf alles uit de innovatiekast haalt om haar problemen in de toekomst een stuk behapbaarder te maken.
Maar als je de informatie goed zou willen neerzetten voor het grote publiek zou je als journalist vooral duidelijk moeten maken dat er tienduizenden onvervulde vacatures worden verwacht in de netbeheersector en dat Sparky snel veel nakomelingen moet krijgen. Op dit moment zijn er dus welgeteld één Sparky-in-opleiding en 59,999 onvervulde vacatures in de sector [1]. Dat is de status. Laten wij in ieder geval nog geen recruiter of HR-medewerker boventallig verklaren.
Wij hebben de neiging om (weer eentje die je één-op-één kan vertalen) de huid te verkopen voordat de beer geschoten is. Ik heb het hier vaker over gehad, wij hebben heel graag dat het goed komt. “Technology wins!”, was het credo van de inaugurele rede van Gert-Jan Kramer bij de Universiteit Utrecht in augustus 2017. Laten we eerlijk zijn, techno-optimisme klinkt veel aantrekkelijker dan een toekomst waarin wij ons gedrag moeten aanpassen.
Laten wij eens kijken naar de berenhuidsituatie rondom elektrolyse. Wij beginnen in 2018 met de geboorte van de groene waterstofcoalitie, bestaande uit een vreemde partnercombinatie. Dit leidde in 2019 tot de verankering van een tot nu toe door niemand succesvol teruggeredeneerd getal van 3 à 4 GW in het Klimaatakkoord. De aankondigingen voor GW-schaal-projecten volgden erna snel met als kers op de taart de kick-off van NortH2 in februari 2020 waar le tout monde van energieland naar toesnelde om te vieren dat er een haalbaarheidsstudie zou worden gedaan naar 10 GW groenewaterstofproductie in 2040.
Er is in de tussentijd lang en hard gewerkt aan een opschalingsubsidie voor elektrolyse en het is dan ook realistisch om te kijken waar deze voor bedoeld is: wilt u hernieuwbare (duurzame) waterstof produceren met een elektrolyser? En heeft deze elektrolyser een vermogen van ten minste 0,5 MW? Vraag dan subsidie aan met de Subsidieregeling grootschalige productie volledig hernieuwbare waterstof via elektrolyse (OWE). Dat is pak ’m beet een factor 20.000 verwijderd van 10 GW.
En natuurlijk gaan jullie mij terechtwijzen: Shell is toch bezig op de Maasvlakte, en Nouryon was toch ook aan de slag? Het is ook zo, maar zoals PBL het stelde in de laatste KEV: de oorspronkelijke 3 à 4 GW uit het klimaatakkoord zijn erg geslonken. We zijn allemaal veel te druk geweest met de artist impressions van groot-groter-grootste elektrolysers dan met het daadwerkelijk doorontwikkelen van de polymeer-membranen.
Betekent dit dat wij geen waterstof meer nodig gaan hebben? Zeker niet! 21 GW aan opwek op zee neerzetten zonder omzetting naar iets anders dan elektriciteit is simpelweg krankzinnig. Maar wat zou het geholpen hebben als de grote lobbymachten vanaf minuut één hadden gesteld dat de felbegeerde elektrolysers niet per se bij de schappen van de bouwmarkt te halen waren. Toen niet, in 2024 niet en in 2030 ook niet. Dan hadden wij kleine projecten eerder van subsidies voorzien, ondernemers in Nederland meegenomen in de opzet van een toeleverende keten en waren wij vandaag de dag verder geweest. Niet GW-en verder, maar wel verder. Want dit heeft vertrouwen gekost en veel vertraging opgeleverd bij bedrijven, autofabrikanten en huishoudens die heel andere productiecijfers in gedachten hadden.
Innovatie is hard werken, het is een flikkerend licht in de tunnel ver aan de horizon. Het is dus goed om feiten en fictie te scheiden en eens goed te analyseren waar wij écht staan. Wat dat betreft is het jammer dat ik nooit de moeite genomen heb om eens door te klikken op de gesponsorde content van Missie H2 op social media. De kaart op hun website is een transparant venster op Nederland waterstofland. Vol ondernemers en bedrijven die moedig pionieren op een schaal van 0,5 MW – 10 MW. Een elektrolyser van 0,5 MW is een beetje te vergelijken met een Sparkypup: lief en schattig en best hard werken.
Samenvattend: Er is nog maar één snuffelende Sparky bij TenneT. Er zijn nog maar een handvol werkende elektrolysers in Nederland aan het pruttelen. Dat is de harde waarheid en hiermee wil ik graag slapende honden wakker maken. Ik doe dit door jullie vandaag een gloednieuwe Nederfranse uitdrukking aan te reiken om eventueel op een tegeltje te zetten voor bij het koffieapparaat: “Een PowerPoint maakt nog geen elektrolyser” of “ beter tien nieuwe monteurs op de loonlijst dan 1.000 Sparky’s in de lucht”.
[1] Jaarverslag Alliander 2023: tekort op de technische arbeidsmarkt
Over de auteur
-
Laetitia Ouillet
Laetitia Ouillet is senior associate bij eRiskgroup en voorzitter van de landelijke energiecoöperatie de Windvogel. Eerder was ze directeur strategic area energy bij de TU/e en werkte ze als directeur strategie bij Eneco.