Afgelopen week kon ik moeilijk in slaap komen. Best lastig als je de volgende ochtend om 4:55 uur moet opstaan om je kind naar zwemmen te rijden. Mijn hoofd was helemaal vol van ‘de wécéwé’ [1]. Ik besef dat dit echt heel triest zal overkomen en ik hecht eraan om iedereen gerust te stellen dat ik, naast mijn werk, ook gezonde interesses heb zoals hardlopen en boeken lezen.
Als het goed is lag ik niet als enige te piekeren over de nieuwe Warmtewet: afgelopen week was de aftrap van de behandeling door de Tweede Kamer van het in juni door Jetten ingediende wetsvoorstel. Omdat ik het grootste deel van mijn week doorbreng in de functie van programmamanager van een aardgasvrije wijk, heb ik veel met de huidige warmtewet te maken. Maar als een wet twaalf artikelen kent en negentig bladzijdes lang is word ik heel erg nerveus over de kleine lettertjes. En daarom heb ik me afgelopen september opgegeven voor een leergang Wcw, gegeven door een bekend advocaatkantoor van de Zuidas.

Toen de cursus begonnen was, lag ik dus midden in de nacht te mijmeren over de artikelen rondom de bredere bescherming voor gebruikers (vind ik het genoeg?), de marktordening (vind ik het nodig?) en zaken rondom aanwijzing, meldplicht en ontheffingen (wie zit hier op te wachten?).
“Waarom lig je eigenlijk nog wakker?” vroeg mijn man. Ik begon hem te vertellen over het overgangsrecht onder artikel 12 en hoe ik me afvroeg hoe ik artikel 12.2 (aanwijzing bestaande warmtebedrijven voor een warmtekavel) moest zien in het licht van de bepalingen onder 2.6 (mededeling start aanwijzingsprocedure tijdens de ingroeiperiode) en 2.7 (aanwijzingsprocedure warmtebedrijf tijdens de ingroeiperiode). Ook waarom je überhaupt VvE’s wil opzadelen met een meldplicht onder artikel 4 en hoe gemeentes en verenigingen van eigenaren hier niet op ingericht zijn.
Kortom: ik stortte in het holst van de nacht mijn warmtehart uit. Na een tijdje stil te hebben gelegen klonk er plots naast mij: “Je beseft dat je nu klinkt als iemand die promoveert op het gebruik van het woordje ‘het’ in de periode tussen 1281 en 1305 hè?” Aan hem heb ik dus komende maanden niets, maar gelukkig wel aan collega Mara, die ook meedoet met de cursus. Na de eerste cursusdag stonden wij met elkaar in de lift. “Denk je dat wij nu twee van de dertig mensen zijn die de Wcw daadwerkelijk een soort van begrijpen?”, vroeg ze mij bezorgd. Ik vrees dat ik haar gelijk moet geven.
Mijn warmteweek kende nog twee hoofdstukken. Ik ging donderdagochtend naar het jaarlijkse warmtecongres waar men in de pauzes vooral met elkaar (publiek én privaat) reflecteerde over hoe weinig zin ze in de nieuwe wet hadden. En reisde ik ’s middags naar de Tweede Kamer om vanaf de publieke tribune het rondetafelgesprek over het wetsvoorstel te volgen, waarin Kamerleden allerlei experts en/of belanghebbenden vragen konden stellen over hun vooraf ingebrachte position papers.
Omdat ik meestal mijn aandacht niet makkelijk op een taak/onderwerp kan vestigen, had ik mezelf voorgenomen om live verslag uit te brengen op X. Het werd een middag van belangen en van overtuigingen. Belangen van bedrijven die de door hen opgebouwde business voor hun ogen zien wegkwijnen versus overtuigingen van wethouders die denken het publieke vertrouwen te kunnen terugwinnen. Belangen van verenigingen van huiseigenaren die zich het liefst niets per wet laten voorschrijven en overtuigingen van publieke bedrijven dat wat de markt nu vooral gaat redden efficiëntie door schaalgrootte is. Met als enige echte inhoudelijk punt de inbreng van de Woonbond over de verdeling tussen verhuurders- en huurderskosten op de warmtemarkt ten opzichte van de situatie waar men nog stookt met een cv-ketel (een speciale vermelding waard wat mij betreft dus voor wie het lezen wil, hierbij de link naar het position paper van de Woonbond.
Geen van de sprekers heeft mij weten te overtuigen waarom wij negentig bladzijden aan nieuwe wettekst nodig hebben. Het vertrouwen is laag en de kosten zijn de afgelopen jaren buitensporig gestegen. Waarom zeggen de warmtebedrijven niet gewoon sorry, maken wij niet wat ruimte voor coöperaties, trekt de ACM niet de teugels strakker en gaan wij niet zo snel mogelijk de fouten in tariefstelling herstellen? Wie zegt dat de consument straks beter af is in een kostenplusconstructie? Wie zegt dat de kavelverschillen soms binnen één en dezelfde gemeente beter uit te leggen zijn dan het huidige gedrocht met maximale tarieven en leveranciers die er het ene jaar op en het jaar erop onder gaan zitten? Wie zegt dat er draagvlak is om die genoemde miljarden om de huidige warmtebedrijven uit te kopen vanuit publieke middelen te halen? En wie zegt dat deze wet huurders en VvE’s beter gaat beschermen?
Wat dat betreft heeft mijn man geen gelijk. Analyses over het gebruik van bepaalde lidwoorden in de Middeleeuwen eindigen zelden in rechtszaken. Mijn zorg over de nieuwe wécéwé is dat ze vooral voer gaat worden voor de kantonrechter en het cébébé[2].
[1] Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw)
[2] College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb)