De afgelopen maanden was er veel te doen over het fenomeen fossiele subsidies. Die zouden in 2019 zo’n €17,3 mrd hebben bedragen. Dat onwaarschijnlijk hoge bedrag werd vooral door Extinction Rebellion uitgedragen in demonstraties en acties tegen de fossiele subsidies. Het bedrag leidt echter af van waar de werkelijke problemen en vooral, van waar de verbetermogelijkheden zitten.
Eerdere Trilemma over fossiele subsidies
Fossiele subsidies: gaat het om de omvang of om resultaat voor het klimaat?Maar helaas, in plaats van overschakelen op realistische berekeningen die kunnen helpen bij de afbouw van de echte fossiele subsidies, zijn de vermeende fossiele subsidies juist naar boven bijgesteld. En niet zo zuinig ook. Niet €17,3 mrd maar €30 mrd per jaar, aldus de nieuwste berekeningen van de heer Metten, grondlegger van de oorspronkelijke €17,3 mrd. Uiteraard valt ook op de nieuwste berekeningen het nodige af te dingen.
Wel of geen subsidie?
Criticasters van het werk van Metten maken vaak bezwaar tegen het bestempelen van belastingkortingen als zijnde subsidies. Echter, volgens een WTO-definitie kunnen belastingkortingen inderdaad als subsidie worden bestempeld. Logisch voor een instituut dat zich richt op een gelijk speelveld voor internationale handel.
Maar Metten gaat verder dan slechts bestempelen van belastingkortingen als subsidie. Hij bestempelt namelijk elke euro volume maal verschil in belastingtarieven als gemiste belastingen op fossiele brandstoffen, en dat is niet correct. De stelling van Metten dat een belastingvrijstelling of -verlaging (die dus niet leidt tot een geldstroom van de overheid naar de energieverbruiker) hetzelfde effect heeft als een echte subsidie (wel geld van de overheid naar de begunstigde), gaat niet op.
Om een vergelijkbaar effect te hebben moet op zijn minst redelijkerwijs verwacht kunnen worden dat de partij met het belastingvoordeel zonder die ‘subsidie’ wel het volle pond betaalt. Alleen dan is er sprake van gemiste belastinginkomsten. Echter, Metten onderbouwt op geen enkele wijze de aanname dat het om misgelopen inkomsten gaat. Het is ook verre van waarschijnlijk dat zo’n onderbouwing geleverd kan worden.
In de berekeningen van misgelopen overheidsinkomsten gaat Metten uit van het werkelijke energieverbruik in de jaren 2019 tot en met 2022. Op dat verbruik past hij dus achteraf de hoogste belastingtarieven toe. Maar hoe realistisch is pakweg 41 miljard kubieke meter gas en 113 TWh elektriciteit voor het totale Nederlandse jaarverbruik, als nota bene de grootste verbruikers in plaats van heel lage tarieven, destijds juist hele hoge belastingtarieven voor hun kiezen hadden gekregen? De inkoopkosten voor Nederlandse grootverbruikers elektriciteit zouden welhaast zijn verdubbeld en voor gas zowat verdrievoudigd. Onderwijl zouden die inkoopkosten voor bedrijven in het buitenland gelijk zijn gebleven.
Door de hoge marktprijzen lag het Nederlandse gasverbruik in 2022 pakweg 20% lager dan in 2021. Dat dus in een periode waarin gas in heel Europa duur was. Aangenomen kan worden dat de terugval nog veel groter zal zijn als gas alleen in Nederland heel duur is. Uiteraard betekent een veel lager verbruik ook dat de belastinginkomsten veel lager uitvallen.
Ook op de door Metten berekende €5 mrd per jaar inkomstenderving vanwege gemiste btw op gemiste energiebelasting gaat mank. Als de energiebelasting voor grootverbruikers fors stijgt, dan worden producten duurder en dus betaalt de consument meer btw, redeneert Metten. Maar de Nederlandse industrie produceert niet alleen voor de Nederlandse markt. Het is dus niet correct om over alle misgelopen energiebelasting op gas en elektriciteit 21% btw als schade voor de staatskas te becijferen.
Bovendien, huishoudens kunnen niet onbeperkt geld uitgeven. Als energie en energie-intensieve producten fors duurder worden, dan zal bezuinigd moeten worden en dat betekent dat de overheid minder btw ontvangt.
Belasting omgekeerd evenredig aan elasticiteit
Het echte probleem dat de overdreven claim van misgelopen belastingen op fossiele brandstof veroorzaakt, is dat het een bom legt onder een potentieel effectief en efficiënt belastingstelsel. Metten berekent de fossiele subsidies door het verschil te nemen tussen het hoge tarief voor kleinverbruikers en de lage tarieven voor grootverbruikers. Die hoge belastingtarieven voor huishoudens stimuleren echter energiebesparing en eigen opwek.
Daarbij is de mogelijkheid tot ontwijken van die belastingen heel beperkt. Slechts een enkeling zal vanwege hoge energiebelastingen naar het buitenland verhuizen. De zinvolheid van hoge belastingen op energie-afname door kleinverbruikers wordt echter in diskrediet gebracht door er continu op te wijzen dat grootverbruikers veel minder betalen.
Het degressieve belastingstelsel is helaas verre van perfect en bevat te veel verminderingen en vrijstellingen voor grootverbruikers. Gelukkig wordt er wel eindelijk werk gemaakt van het verbeteren van de Wet belastingen op milieugrondslag. Desondanks zal het verschil in tarieven tussen enerzijds huishoudens die niet elastisch zijn en anderzijds grootverbruikers die internationaal moeten kunnen concurreren, aanzienlijk blijven. Dat betekent ook dat de volgens methode Metten berekende fossiele subsidies aanzienlijk zullen blijven, tenzij de regering iets doet aan het hoge tarief voor kleinverbruikers. Dat is immers de eenvoudigste ingreep om het tariefverschil te verkleinen. Maar daar is het klimaat niet mee gediend, integendeel.