De nieuwe Warmtewet biedt onvoldoende oplossingen voor het grootste knelpunt bij de ontwikkeling van nieuwe projecten: de financiering. Dat betogen AKD Benelux Lawyers en BNG Bank in een nieuw discussiestuk. Daarom zijn er nieuwe instrumenten nodig. Regionale warmtebedrijven en een landelijke garantieregeling kunnen helpen financiers over de streep te trekken.
Eerder deze week maakte minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) bekend meer mogelijkheden te creëren voor samenwerking in de warmtesector. Om de snelle opschaling van infrastructuur te stimuleren, kunnen straks ook publieke netwerkbedrijven deelnemen aan projecten. Maar volgens Marjolein Dieperink (AKD Lawyers Benelux) en Caspar Boendermaker (BNG Bank) is daarmee het grootste knelpunt nog niet opgelost. Want vanwege de risico’s die aan een warmteproject kleven, zijn banken doorgaans zeer terughoudend de portemonnee te trekken.
Gemeente-overschrijdend denken
Zij pleiten daarom voor de introductie twee nieuwe instrumenten. Op de eerste plaats is dat het zogenoemde Regionaal Warmtebeheer Bedrijf (RWB), een door verschillende gemeenten samen op te richten entiteit die de regie voert over meerdere warmtekavels. Het RWB kan dan per kavel de toewijzing verzorgen om vervolgens namens de gemeente met het aangewezen warmtebedrijf de verdere ontwikkeling op zich te nemen. De rol van het RWB blijft in de minimale variant beperkt tot die van adviseur, maar het kan ook risicodragend participeren.
“We moeten gemeente-overschrijdend denken”, zegt Boendermaker. “En niet alleen bij het opstellen van de regionale energiestrategieën, maar ook bij de uitwerking daarvan. Vanuit dit idee zijn wij op de gedachte van het Regionaal Warmtebeheer Bedrijf gekomen. En de feedback van stakeholders is duidelijk: ja, dat zal helpen.” Boendermaker verwijst naar geothermieprojecten, waarin staatsbedrijf EBN een rol als risicodragend partner gaat spelen. “Dat model hebben we naar de warmte-infrastructuur willen brengen.”
Vollooprisico
Een tweede voorstel is de ontwikkeling van een landelijke garantieregeling voor warmteprojecten. De gedachte hierachter is dat initiatiefnemers van met name grote projecten te kampen hebben met het zogenoemde vollooprisico: zullen zich wel voldoende afnemers aandienen? Een door de rijksoverheid en gemeenten gezamenlijk op te richten garantiefonds, dat wordt aangevuld met premies van bedrijven, kan dat risico afdekken. Het idee is dat dit potentiële financiers meer zekerheid geeft over de goede afloop. Ook voor het bronrisico –welke duurzaamheidseisen worden in de toekomst gesteld en kan daaraan worden voldaan?- is dit een oplossing.
“Er zullen altijd risico’s kleven aan de businesscase, al was het alleen maar vanwege de lange looptijd van concessies”, zegt Dieperink. “Nu moet dat per project worden opgelost; het wiel wordt elke keer opnieuw uitgevonden. Een uniforme regeling kan daarbij helpen, ook omdat het een herkenbaar instrument wordt voor investeerders. Bijkomend voordeel is dat je maar een keer langs Brussel hoeft voor een staatssteuntoets, en niet voor elk afzonderlijk project.”
Lagere regelgeving
De timing van publicatie van het discussiestuk is wellicht opmerkelijk: daags nadat de minister de laatste aanpassingen aan zijn concept-wetsvoorstel heeft gedaan voordat hij het naar de Raad van State verstuurt. Toch zijn Dieperink en Boendermaker niet bang dat hun ideeën in onvruchtbare aarde vallen. Beide voorstellen –het Regionaal Warmtebeheer Bedrijf en de garantieregeling- kunnen ook in lagere regelgeving worden opgenomen. Daarvoor is het wel van belang dat partijen in de sector zelf hierom vragen. Dieperink: “Het is aan de stakeholders om dit naar de markt te brengen”.