De gemeente Woerden en de provincie Utrecht mogen de minister van Economische Zaken best adviseren wanneer gaswinningsbedrijf Vermilion het winningsplan voor het Papekopveld actualiseert, maar “dat advies moet wel betrekking hebben op een van de toetsingsgronden in de Mijnbouwwet”. Dat stelt de minister in antwoord op Kamervragen. Een negatief advies omdat Woerden in 2030 klimaatneutraal wil zijn, zo maakt Kamp tussen de regels door duidelijk, zal geen doel treffen.
Het Papekopveld dat zich onder de Woerdense wijk Molenvliet bevindt, is in 1986 aangetoond, maar niemand heeft daadwerkelijk de winning ter hand genomen. Vermilion heeft een winningsvergunning voor het veld, dat zowel aardgas als olie zou herbergen, en in 2009 is een winningsplan goedgekeurd, maar dat is niet meer actueel. Dus als Vermilion daadwerkelijk zou willen gaan winnen, dan moet eerst een aanpassing van het plan door de minister van Economische Zaken worden goedgekeurd. Maar onder het mom van ‘ook Vermilion kan een euro maar één keer uitgeven’ staat Woerden niet bovenaan de prioriteitenlijst van het gasbedrijf.
Klimaatneutraal Woerden
De gemeente Woerden en de provincie Utrecht zijn tegen de productie van het Papekopveld. De Woerdense wethouder Milieu en Duurzaamheid Hans Haring (D66) zei in februari tegen een cameraploeg van de NOS: “We zijn vooral vóór een klimaatneutraal Woerden en in dat kader wil je geen fossiele energie uit de grond halen.” En Utrechts gedeputeerde Pim van den Berg (D66) schreef in april aan Provinciale Staten dat daar waar de provincie een rol heeft bij het besluitvormingsproces bij aardgasboringen, de provincie zal opereren vanuit de visie dat dat ongewenst is.
Daar stelde woordvoerder Manfred Steffens tegenover dat de tegenstand van Woerden en Utrecht geen onoverkomelijk bezwaar opleverde. “Het is uiteindelijk niet aan de gemeente of provincie om te zeggen of wij mogen produceren. Dat ligt bij de nationale overheid”, vertelde hij in april aan Energeia. Dat was voor Christenunie-Kamerlid Carla Dik-Faber reden om vragen te stellen aan minister Kamp.
Verwijzend naar het Energeia-artikel vroeg Dik-Faber aan Kamp op welke manier hij de bezwaren van provincie en gemeente zou wegen, mocht een actualisatie van het winningsplan op zijn bureau belanden. De Mijnbouwwet geeft sinds dit jaar de minister de mogelijkheid om decentrale overheden te consulteren bij de beoordeling van winningsplannen.
Kamp antwoordt positief te staan tegenover initiatieven van individuele gemeenten om klimaatneutraal te worden, maar laat in dezelfde adem weten dat hij alleen rekening houdt met adviezen van de regionale overheden die betrekking hebben op één van de toetsingsgronden in de Mijnbouwwet. Die toetsingsgronden gaan over veiligheid van burgers of over de kwaliteit van drinkwater dat in gevaar zou zijn -het streven klimaatneutraal te worden kan niet worden opgevoerd als reden om een winningsplan te weigeren.
Parijs
Bovendien memoreert Kamp nog maar eens dat het kabinetsbeleid is om aardgas in Nederland te winnen waar dit maar veilig kan. Kamp baseert zich daarbij op de Structuurvisie Ondergrond. Winning uit kleine velden zoals in Woerden wordt in die visie aangemoedigd: aardgas is de minst vervuilende fossiele brandstof, en wanneer deze uit Nederlandse bodem veilig kan worden gewonnen, dan is dat wenselijk. Niet alleen maakt dat Nederland minder afhankelijk van import, bovendien zorgt “de schonere winning in Nederland ten opzichte van andere landen waar gas gewonnen wordt” voor een beperktere klimaatbelasting. Op een vervolgvraag van Dik-Faber of winning uit kleine velden door Nederland wel in lijn kan worden gebracht met Klimaatverdrag van Parijs, antwoordt Kamp dan ook volmondig “ja”.