Wetenschappers en CCS-experts uiten kritiek op een studie naar de wereldwijd beschikbare capaciteit voor CO₂-opslag. De studie hanteert strikte restricties voor veilige opslag, waar bijvoorbeeld Porthos en Aramis al niet aan voldoen. Ook is er kritiek op de suggestie dat 1.460 gigaton weinig zou zijn.

In een recent in Nature gepubliceerd artikel berekenen wetenschappers de wereldwijde capaciteit voor veilige CO₂-opslag. Aanvankelijk identificeerden ze een capaciteit van 11.800 gigaton, om vervolgens gebieden af te strepen waar veilige opslag niet mogelijk zou zijn.
Dat geldt in het onderzoek bijvoorbeeld voor locaties die minder dan één kilometer onder het aardoppervlak liggen of juist dieper dan 2,5 kilometer. Offshore opslag in zeeën met een diepte van meer dan driehonderd meter valt ook af, net als poolgebieden, natuurgebieden en opslag binnen 25 kilometer van bebouwing (dat wil zeggen: een prognose van de bebouwing in 2100).
Fors minder?
Eindresultaat: een opslagcapaciteit van 1.460 gigaton. Fors minder dan eerdere onderzoeken die variëren tussen de 10.000 en 40.000 gigaton, aldus de onderzoekers, of bijvoorbeeld de “industry estimates” die zo ongeveer zou uitkomen op ongeveer 14.000 gigaton.
Daar zit voor Margriet Kuijper, onafhankelijk adviseur in carbon management, meteen al een kritiekpunt. “Als je zo nadrukkelijk benoemt dat de nieuwe berekening fors lager is dan wat tot nu toe is gezegd in de industrie, dan denkt iedereen: daar heb je die vervelende industrie weer, die alles zit te overdrijven. Terwijl dat in werkelijkheid hele serieuze berekeningen zijn door wetenschappers en geologische instituten.”
Bovendien hielden eerdere berekeningen ook al rekening met veilige opslag. Sterker nog, ook eerdere berekeningen kwamen uit op lagere volumes aan opslagcapaciteit, stelt Jon Gibbins, professor CO₂-afvang en -opslag (CCS) aan de universiteit van Sheffield. In een speciaal rapport over CCS berekende het IPCC al in 2005 een wereldwijde opslagcapaciteit van 1.680 gigaton. “In wezen hetzelfde aantal voor een benadering van dit type.”
Beperkingen
Fundamenteler is de kritiek op de beperkingen die de auteurs hanteren voor veilige opslag. Gibbins wijst erop dat in Brazilië al ruim tien jaar CO₂ wordt opgeslagen in offshore olievelden bij een waterdiepte van circa twee kilometer. In 2024 verdween op deze manier tien miljoen ton CO₂ onder de zeebodem vanaf drijvende platforms, overigens vooral met als doel de olieproductie uit deze velden te vergroten.
Ook de maximale bodemdiepte van 2,5 kilometer bevreemdt lezers van het onderzoek. Kuijper wijst erop dat de twee Nederlandse CCS-initiatieven Porthos en Aramis al op een grotere diepte zitten.
Ze zegt in principe wel te begrijpen waarom de onderzoekers een maximale bodemdiepte aanhouden. “Kort gezegd: hoe dieper je injecteert, hoe zwaarder de bevingen die je zou kunnen veroorzaken.” Maar in het geval van Porthos en Aramis gaat deze redenering volgens haar niet op. “Dat zijn lege gasvelden met onderdruk. Het Porthos-veld zit op dertig à veertig bar. Voor de gasproductie was dat driehonderd bar. Dus wat je daar doet is de druk herstellen, je stabiliseert meer dan dat het voor gevaar zorgt.”
Volgens Kuijper wreekt hier zich het globale karakter van het onderzoek. “Er zijn gebieden waar al veel meer gedetailleerde studies zijn gedaan om de opslagcapaciteit te bepalen. Die informatie lijkt niet gebruikt te zijn. Juist in Noordwest-Europa, waar volgens dit onderzoek vrij weinig opslagcapaciteit overblijft, is uitgebreid onderzoek gedaan vanwege jarenlange olie- en gaswinning. Vaak is per veld duidelijk wat er wel en niet kan. Hetzelfde geldt voor grote delen van Canada en de VS. Dan is het raar om op basis van een globale screening te zeggen: hier kan het niet veilig.”
‘Meer dan genoeg’
Tot slot is er kritiek op de suggestie die van het onderzoek uitgaat dat 1.460 gigaton weinig zou zijn. Volgens de onderzoekers moeten overheden de veilige opslagcapaciteit gaan beschouwen als “een beperkte intergenerationele hulpbron”, wat gevolgen heeft voor hoe zij hun klimaatbeleid vormgeven en welke prioriteiten ze stellen voor de beperkte opslagmogelijkheden.
Nederland blinkt uit in CCS
De Europese Net Zero Industry Act heeft het concept van versnellingsgebieden geïntroduceerd: gebieden om de ontwikkeling van zogenoemde netto-nul-technologieën te versnellen.
Het demissionaire kabinet bekijkt nu kansrijke locaties in Nederland, schrijft minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) in een brief aan de Tweede Kamer over een toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie.
Hermans: “Het kabinet acht het van belang dat Nederland zich niet alleen op groene basisindustrie richt, maar ook op technieken en activiteiten die de industrie (en andere sectoren) in Nederland en elders in staat stellen duurzamer te produceren. Nederland blinkt daarin momenteel alleen uit op het terrein van CCS, blijkt uit onderzoek van Ecorys voor de Europese Commissie.”
De suggestie werd versterkt door een artikel in de Financial Times met de kop “Carbon capture set to be less useful in tackling climate change, scientists warn”, waarin onderzoeker Joeri Rogelj het nog scherper formuleerde en beleidsmakers opriep opslaglocaties niet “te verspillen aan de opslag van aanhoudende en vermijdbare CO₂-vervuiling”.
Rachael Moore, directeur van carbon-managementbureau CarbStrat in Brussel, wijst erop dat het Internationaal Energieagentschap (IEA) ervan uitgaat dat er in 2050 ongeveer 6 gigaton per jaar aan CO₂-opslag nodig zal zijn. Schattingen lopen volgens haar uiteen van 3 tot 12 gigaton, afhankelijk van hoe lang de wereld fossiele brandstoffen blijft gebruiken.
Dat zou met een opslagcapaciteit van 1.460 gigaton overeenkomen met ergens tussen de 121 en 486 jaar aan opslag. “Dat klinkt wat mij betreft niet echt als ‘less useful in tackling climate change'”, aldus Moore. Ze stelt in een LinkedIn-bericht voor om de kop van het FT-artikel te wijzigen in “Sufficient carbon storage resources to meet next 100-200 years of CCS needs”.
Ondergrens
Ook Kuijper trekt de conclusie dat er genoeg opslagcapaciteit is om CCS een prominente rol te laten spelen bij het halen van de klimaatdoelen. Ze wijst erop dat het getal van 1.460 gigaton in de eerste plaats veel weg heeft van een ondergrens, gezien de strenge eisen die de onderzoekers stellen. “Hier kan het sowieso veilig.”
Daarnaast zijn er meerdere vormen van CO₂-opslag in ontwikkeling, zoals opslag in basalt of mineralisatie. “Het energiesysteem van de toekomst laat zich moeilijk voorspellen. Maar mocht het zo zijn dat we halverwege volgende eeuw erachter komen dat we toch nog een eeuwtje langer moeten doorgaan met CO₂-opslag, dan mag je toch hopen dat we inmiddels dit soort alternatieven kunnen inzetten.”