De warmtetarieven zijn niet geheel onomstreden. Ondanks de wettelijke garantie dat restwarmte niet duurder is dan gas vinden sommige klanten dat zij te veel betalen. Business analist Sanne de Boer bevestigt dat en plaatst vraagtekens van bij de haalbaarheid van stadswarmte als alternatief voor gas.
Nederlandse huishoudens die aangesloten zijn op het warmtenet betalen al jaren honderden euro’s te veel. De Warmtewet zou hier een einde aan gemaakt moeten hebben, maar helaas wijst de praktijk anders uit. Ook in 2016 betaalt elke warmte-afnemer gemiddeld EUR 500 per jaar te veel. Is stadsverwarming wel het juiste alternatief voor gas?
“De financiële rendementen zullen nog lager worden wanneer afnemers van warmte een échte NMDA-prijs betalen”
Sanne de Boer
Omdat consumenten niet kunnen bepalen welk bedrijf hen warmte levert, is in de Warmtewet een maximumtarief bepaald dat aanbieders in rekening mogen brengen. Dit maximum wordt bepaald aan de hand van het principe Niet Meer Dan Anders (NMDA). Dit houdt in dat de kosten van warmte voor de consument niet hoger mogen zijn dan de kosten die zij zouden maken voor het verkrijgen van dezelfde hoeveelheid warmte bij het gebruik van gas als energiebron. Dit doet toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) door de kosten van warmte af te zetten tegen de kosten van gas. Op die manier komt ACM voor 2016 op de volgende maximumprijzen: vaste kosten EUR 276,13 en de variabele kosten EUR 22,66 per GJ.
Het is echter al enige tijd bekend dat consumenten te veel betalen voor warmte. Consumentenprogramma’s Kassa en Radar hebben de afgelopen jaren meerdere malen aandacht besteed aan dit onderwerp. De invoering van de Warmtewet en de bijbehorende maximumprijzen zouden een einde aan deze oneerlijke situatie gemaakt moeten hebben, maar de praktijk wijst uit dat de door ACM bepaalde tarieven te hoog zijn. In het kort komt dat doordat ACM:
Aangezien de Warmtewet in 2016 wordt herzien, is er een mogelijkheid om de wetgeving op bovenstaande punten aan te passen zodat deze in lijn komt met de doelstellingen van de ACM, namelijk het beschermen én bevorderen van de kansen en keuzen van de consument. Dit is des te belangrijk, omdat minister Henk Kamp (Economische Zaken, VVD) dit jaar in zijn Warmtevisie heeft aangegeven dat hij de overstap van gas naar warmte verder gaat stimuleren met als doel om energie te besparen en de CO2-uitstoot terug te dringen. Daarnaast spelen de verminderde gaswinning en het afnemen van de gasvoorraden in Nederland een belangrijke rol bij dit besluit, omdat het kabinet zoveel mogelijk wil voorkomen dat de importafhankelijkheid vanuit politiek-instabiele regio’s toeneemt.
Uit de markt komt echter naar voren dat de business case van grootschalige warmtenetwerken moeilijk is. Zo riepen warmteleveranciers het kabinet onlangs nog op om mee te gaan betalen aan de aanleg van infrastructuur voor de levering van restwarmte. Op dit moment komen grootschalige projecten namelijk nauwelijks van de grond omdat investeerders er geen brood in zien. Daarnaast heeft ACM recentelijk een rapport gepubliceerd waar naar voren komt dat de financiële rendementen van warmteleveranciers zonder vastgoed lager zijn dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De financiële rendementen zullen nog lager worden wanneer afnemers van warmte een échte NMDA-prijs gaan betalen voor hun warmte. Dit betekent ook dat de business case om te investeren in nieuwe netten nog lastiger zal worden. Als de overheid wil vasthouden aan het uitbreiden van de grootschalig warmtenetten zal een oplossing voor dit probleem gevonden moeten worden.
De huidige NMDA-methode heeft tot gevolg dat elke individuele warmte-afnemer gemiddeld EUR 498,86 per jaar minder zou kunnen betalen wanneer zij keuzevrijheid zou hebben gehad. Met 353.484 afnemers van warmte in Nederland betekent dat een kostenbesparing voor de afnemers van ruim EUR 175 miljoen per jaar. Niet elke individuele gas-afnemer zal echter actief op zoek gaan naar goedkopere leveranciers of een CV-ketel met een betere prijs-kwaliteitverhouding, maar door de prijsbewuste consument helemaal te negeren wentelt de maatschappij de kosten van de energietransitie af op juist deze groep mensen.
Men kan zich voorstellen dat vooral de gezinnen die noodzakelijkerwijs op kosten moeten letten in deze categorie vallen, naast mensen die in sociale huurwoningen wonen. Het is daarom ook van belang dat gemeenten zich dit goed realiseren wanneer zij bepalen dat in een wijk met vooral sociale huurwoningen een warmtenet aangelegd gaat worden. Daarnaast leidt het oneerlijke NMDA-principe tot veel onbegrip bij afnemers over deze vorm van energievoorziening, wat ertoe kan leiden dat zij ook minder positief staan tegenover andere vormen van duurzame energie.
Wanneer de overheid de energietransitie wil bevorderen en tegelijkertijd wil voldoen aan de zorgplicht aan haar burgers zou zij in de herziening van de Warmtewet in 2016 open moeten staan voor de conclusie dat warmte wellicht niet het meest logische alternatief is voor gas. Alternatieven zoals betere isolatie, warmtepompen of elektrisch verwarmen zouden ook bekeken moeten worden.
Sanne de Boer is business analist bij netbeheerder Stedin. Zij schreef deze opinie op persoonlijke titel.