Let je wel op dat je niet radicaliseert?
Ik kijk haar verbaasd aan. Wat? “Nou, je was zo goed bezig met het bespaarmanifest, je moet wel positief blijven communiceren!”.
Onderweg naar huis in de trein heb ik veel tijd om hierover na te denken. Herken ik mij in de waarschuwing? Ben ik aan het radicaliseren? Ik heb toch in mijn bio op twitter staan dat ik een genuanceerde idealist ben? Geldt dat niet meer dan?
Als ik heel eerlijk terugkijk op de afgelopen jaren, is iets van radicalisering misschien wel een tijdje aan de gang. Mijn analyse is dat dit teruggaat naar die ene koude middag, toen ik onderweg naar de Universiteit Utrecht van de fiets moest stappen en mijn handschoenen uit moest trekken om een 070-nummer op te nemen. Of ik aan de Klimaattafel elektriciteit zitting wilde nemen. Ik kwam tenslotte zelf net uit de sector en had ondertussen een voet in academische wereld gezet, wat betekende dat ik mooi bruggen kon bouwen tussen het nu en het straks.
Anderhalf jaar aan deelname eindigde voor mij in een ontslagbrief die ik met tranen in mijn ogen aan de keukentafel typte, en waarvoor ik nooit een ontvangstbewijs gekregen heb. Waarom die brief er na al die tijd kwam? Omdat er in de onderhandelingen ruimte was voor CO₂-belastingen, minimumprijzen, verruiming van subsidies, verplaatsing van spreekwoordelijke hekjes. Maar geen ruimte voor het aanpassen van het subsidiebeleid voor innovatie. Missiegedreven innoveren was het concept, “in vele stukken hakken” de uiteindelijke uitwerking. Ik heb in die tijd vaak met mensen gebeld die meer kaas gegeten hadden van politiek en lobby dan ik. “Als het geen onderdeel is van het coalitieakkoord, is er gewoon geen ruimte”.
Ik was toen boos. Dat wel. Maar geradicaliseerd niet.
Het werd tijd om weg te gaan van de wereld van powerpoints en borrels, en mij vast te bijten in de praktijk. Als vrijwillige bestuurder van een energiecoöperatie sta je avondenlang het rijks- of gemeentebeleid aan burgers uit te leggen. Daar gaat eigenlijk 90% van je tijd in zitten. “Waarom niet alles op zee?” “Er komt toch waterstof?” “En de industrie dan?” “We zouden toch klaar zijn als er drie nieuwe kerncentrales komen?” Ga zo maar door. Dit doe je om niets hè. Service van de zaak.
Dan is het echt wrang als de premier over wind in Amsterdam zegt dat de wethouder een beetje hard van stapel loopt terwijl zij niets anders deed dan het RES-proces uitvoeren. En toen daarna het coalitieakkoord de suggestie leek te wekken dat de afstandsnormen voor wind op land echt niet deugden, was de motivatie om het totaalplaatje van het overheidsenergiebeleid in mijn avonduren toe te lichten, in plaats van thuis met de kinderen aan tafel te zitten, toch wel zo’n beetje tot het absolute minimum gezakt.
Teleurgesteld ja. Geradicaliseerd (nog) niet.
Ik ben nu bijna op de dag af een jaar bezig als programmamanager van een warmtetransitieproject in een Schiedamse wijk, die voor de helft bestaat uit huurders en aan de andere kant uit 29 verenigingen van eigenaren (VVE’s). Na de nodige weerstand over de gekozen oplossing (die er bij sommigen nog is), kwam de realisatie bij veel huurders en eigenaren dat zij deze kans moeten pakken om grip te krijgen op de stijgende energiekosten en de leefbaarheid van de wijk te vergroten. We strijden nu zij aan zij. Samen naar de notaris, samen naar de advocaat, samen bij de technisch adviseur. Een derde van de VVE’s moet eind van het jaar een nieuw gasleveringscontract afsluiten. Je voelt hem al aankomen hè?
Wij zetten dus allemaal de versnelling in en het duizelt ons van de regels en onmogelijkheden. Zaken die wij ooit in de wet hebben verankerd omdat het 1980 was en nog niemand dacht aan de energietransitie. Zaken die ik echt niet uitgelegd krijg. Ik hoor mezelf bijvoorbeeld nog een terugkoppeling doen aan een van de VVE-bestuurders, tijdens een gesprek over de isolatie van de gebouwschil en regels rondom beschermde diersoorten. “Ok, het komt erop neer dat wij nu minimaal anderhalf jaar en mogelijk twee jaar moeten wachten op akkoord, voor de start van de renovatie”. TWEE JAAR! Ik ga jullie niet eens beginnen te vermoeien met de financieringshoepels, de instanties die andere termijnen aanhouden maar waarmee we moeten samenwerken en alles wat er bij komt kijken als je beslist van het gas af te gaan.
Ik luister elke dag op de fiets de podcast van Arend Jan Boekestijn en Rob de Wijk. De combinatie van de onrust die ik voelde tijdens het luisteren naar de uitzending over de vroegtijdige beëindiging van de deal met Gasterra met de frustratie die ik ervaar in mijn werk, maakte dat ik aan alle mogelijke deuren aanklopte met het idee van een manifest om de regering te verzoeken via een spoedwet bepaalde maatregelen te nemen, maar vooral hindernissen weg te halen die in de weg staan van de warmtetransitie. Slechts een handvol deed de deur open. De redenen liepen uiteen, maar voor de meesten was energiebesparing “niet helemaal mijn ding”.
Zwaar gefrustreerd en verontwaardigd ja. Geradicaliseerd (net) niet.
Wij zijn nu een maand verder. De situatie op de energiemarkt verergert. Ik slaap met de dag slechter. Ik kan soms uren op Twitter verdwalen op zoek naar de stand van gasbergingen of verhalen over wat andere landen doen. Ik zit in appgroepen die over niets anders gaan. Ik woon samen met iemand die er veel verstand van heeft, dus elke wandeling met de hond draait toch uit op een gesprek over de gasmarkt. Ik lees over de plannen van Frankrijk (hup nationaliseren), van het Verenigd Koninkrijk (hup, van Europa afsluiten) en van Duitsland (hup, iedereen in de crisisstand). Ik erger mij kapot aan de glimlach van de minister in zijn optredens bij technische briefings. Ik snap ook wel dat de beste man niet de hele dag kan huilen. Maar ik kan het slecht hebben.
Mensen zeggen weleens: “Hoe staat het nou met het manifest? Heb je een goed gesprek met het ministerie gehad?” Of ze vragen wat mijn volgende stap gaat zijn. Zo ver heb ik dus destijds niet gedacht. Ik dacht echt dat wanneer je als minister vanuit de praktijk een aantal punten aangereikt krijgt die je instant kan oplossen, dat je dat met open armen zou ontvangen en je ambtenaren opdracht zou geven meteen aan de slag te gaan. Oplossingen! Knelpunten weg! Sneller isoleren! Sneller van het gas af! In mijn naïviteit dacht ik ook dat ik (of een van de mede-ondertekenaars) nog dezelfde avond bij Op1 zou zitten. Achteraf snap ik het wel: iedereen kan elke dag een manifest in elkaar flansen over zaken die hij of zij belangrijk vindt en het ministerie ermee lastig vallen.
Ik vind het enorm ingewikkeld om “positief te blijven communiceren” en voel steeds minder begrip voor de afwegingen die worden gemaakt. Maar ik ervaar ook steeds meer onrust rondom de maatregelen die wel/niet genomen worden, de mate van urgentie in de communicatie maar ook de (voor mij) niet geheel transparante redenen waarom sommige opties wél opgepakt kunnen worden en anderen ook in tijden van crisis onbespreekbaar blijven.
De tekenen van radicalisering zijn er dus misschien wel. De vraag is nu: wat doe je eraan?