Het bagatelliseren van de noodzaak tot drastische klimaatmaatregelen en het presenteren van vrij simplistische alternatieven (gewoon kerncentrales bouwen) was altijd het domein van populistisch rechts. Niet nieuw, maar wel groeiend is het pleidooi van een deel van de linkse en groene beweging dat hier verdacht veel op begint te lijken. Deze erkent wel degelijk de ernst van het klimaatprobleem, maar komt met simpele oplossingen en blokkades tegen serieuze ingrepen. De vorige week gepresenteerde oproep van de ‘tipping point coalition’ is hierin een nieuw dieptepunt.
De makkelijke stappen zijn reeds gezet
Het relatief laaghangende fruit in het klimaatbeleid is grotendeels geplukt. De elektriciteitssector verduurzaamt snel door enerzijds de sluiting van het vervuilende kolencentrales en anderzijds de uitrol van de opwek uit wind en zon. De industrie zal de komende jaren flinke slagen maken door de afvang en opslag van CO₂ (CCS). Dit zijn ingrepen waar de burger vrij weinig van merkt. Nu komen de maatregelen aan de beurt die de burger gaan raken. Het gaat dan om de landbouw, mobiliteit en de verwarming van onze huizen; ingrepen bij de burger, automobilist en boer.
Praktisch is een forse emissiereductie in die sectoren zeker haalbaar. De personenmobiliteit kan snel verder elektrificeren. Elektrische auto’s zijn nu nog duurder maar die kosten dalen snel. Het bijvoorbeeld via een groene kilometerheffing versneld uitfaseren van diesel en benzine levert een energiezuiniger, schoner en stiller mobiliteitssysteem op.
De klimaatbijdrage van de landbouw gaat voor een groot deel om de methaan-emissies bij de veeteelt en de emissies door de afbraak van gedraineerde veenbodems. Ook zonder de klimaatopgave is er eigenlijk geen andere optie dan beide aan te pakken. De stikstofcrisis noopt tot een kleinere veestapel en de drainage van de almaar dalende organische bodems is onhoudbaar bezien vanuit waterbeheer.
Ook in de gebouwde omgeving zijn grote slagen te maken waarmee niet enkel de CO₂-uitstoot van de gasketels eindigt, maar oude woningen comfortabel worden door isolatie en efficiëntere verwarmingssystemen. De kosten zijn te overzien in het licht van de waarde van woningen; zeker als wijken collectief volledig van aardgas afgehaald worden.
Zo bezien is de energietransitie een ontwikkeling naar een efficiënter, mooier en uiteindelijk goedkoper land met kansen voor ondernemers. Het vergt wel politiek gevoelige maatregelen als betalen voor vervuiling door ook automobilisten, ‘doordrukmacht van gemeenten’ bij het verduurzamen van wijken, verhoging van de aardgasbelasting, krimp van de agrarische sector en de ontwikkeling van grootschalige opwek van duurzame energie. Helaas gaat daar ook een groot deel van de groene en linkse beweging steigeren.
Kritiek uit groene hoek op klimaatbeleid
De lijst van voorbeelden waar vooral de meer linkse en groene hoek klimaatmaatregelen afwijst begint lang te worden. Een welbekend voorbeeld is de afwijzing van de subsidie voor biomassa bijstook in kolencentrales. Deze afwijzing was vanuit duurzaamheid nog wel te volgen. Ondanks vergaande duurzaamheidseisen en de garantie van enkel inzet van afval en reststromen breidde dit verzet zich echter uit tot de categorale uitsluiting van zelfs bio-energie voor de pieken in de warmtevraag. Dit is een energievraag waarvoor nauwelijks duurzame alternatieven zijn. Inmiddels wijzen nagenoeg de gehele milieubeweging en de groene partijen in de politiek bio-energie categoraal af, inclusief organisaties als Urgenda en Milieudefensie die met de rechtszaken tegen de staat en tegen Shell juist voor veel meer actie pleiten.
Restwarmte uit de industrie kan een alternatief zijn voor biomassa bij de verwarming van huizen. Deze warmte zou anders ongebruikt geloosd worden, maar is nu vaak nog wel fossiel opgewekt. Dat feit leidt eveneens tot fel verzet; zoals blijkt uit organisaties als ‘Den Haag Fossielvrij’ die vooral bezig zijn met een strijd tegen de aanleg van stadswarmte in Den Haag.
Zonder biomassa en zonder de inzet van industriële restwarmte heeft collectieve warmte nauwelijks nog kans van slagen. Technieken als aquathermie of geothermie leveren een dure en enkel stationaire stroom warmte op. Ze bieden niet de benodigde hoeveelheden voor winterpieken in de vraag. Een groene goeroe als professor Jan Rotmans wijst grootschalige stadswarmte af gezien zijn voorkeur voor decentrale systemen van onderop.
Dé oplossing die wel veel steun krijgt is elektrificatie; van de industrie, van vervoer en van de verwarming van woningen. Dit betekent evenwel ook een enorme extra vraag naar duurzame elektriciteit uit wind en zon. De panelen op onze daken en offshore windparken zijn dan bij lange na niet toereikend. Heel bijzonder dat de meest uitgesproken voorvechters van een ambitieus klimaatbeleid ook hier hordes opwerpen. Zo wijzen bijvoorbeeld Urgenda-directeur Marjan Minnesma en de eerder genoemde Jan Rotmans ook zonnevelden af.
Wijkgericht woningen van het aardgas afhalen botst eveneens tegen een muur van verzet; gesteund door een deel van links. Zo blokkeert de SP collectieve wijkverduurzaming, bijvoorbeeld door te eisen dat iedere bewoner zelf mag kiezen. Door een eerdere Kameruitspraak hierover moet de netbeheerder Stedin nu 1,8 miljoen uittrekken voor een nieuw gasnet in Utrecht, ten behoeve van een enkeling die ondanks een breed draagvlak in de wijk en ondanks een gegarandeerde woonlastenneutraliteit per se op aardgas wil blijven koken. Deze blokkade vergt veel gemeenschapsgeld wat de energietransitie peperduur maakt én de facto de voortgang blokkeert.
Het lege verhaal over wat dan wel
Het verzet uit deze linkse en groene hoek lijkt vooral gedreven door de overtuiging dat de verduurzaming kan en moet via de route van spontane burgerinitiatieven van onderop, met zelfvoorzienende systemen zoals zonnepanelen op het eigen dak en een gemeenschappelijk molentje naast het dorp. In deze ideologische visie passen internationale bedrijven die grootschalig duurzame energie bieden niet. De realiteit is dat maar weinig huishoudens qua ruimte de kans hebben om het eigen elektriciteitsverbruik met panelen op te wekken, en zelfs dan gaat het om minder dan 5% van de Nederlandse energievraag. ‘Van onder op’ en ‘lokaal zelfvoorzienend’ is een voor velen aantrekkelijk doch illusionair beeld.
Het is de grote vraag wat deze route precies moet inhouden en wat dit bijvoorbeeld vraagt van een nieuw kabinet. Vorige week presenteerde een grote coalitie van tientallen landelijke en lokale ‘NGO’s, grassroots, wetenschappers en kunstenaars’ inclusief de eerder in dit artikel genoemde, een oproep aan een toekomstig kabinet. Deze coalitie onder de naam ‘tipping point coalition’ bepleit klimaateducatie, een verbod op fossiele reclame, decentralisatie van het energiesysteem, divesteren in fossiel, herinvesteren in duurzaam en een stop op fossiele subsidies.
Dit pleidooi is zeker geen onzin. De eerste twee punten -educatie en een verbod op reclame- zijn echter vooral symbolisch van aard. Hetzelfde geldt voor de decentralisatie (“systemen waardoor burgers energie onderling kunnen uitwisselen”). Leuk maar voor wie en waarvoor is dit een oplossing? Investeren in duurzaam in plaats van fossiel is uiteraard wenselijk. Het is echter geen ‘besluit’ van een regering, maar een gevolg van beleid dat maakt dat bedrijven duurzamer gaan investeren dan nu het geval is. Welk beleid de coalitie bepleit blijft echter vaag, waardoor het lijkt op een pleidooi voor lekker weer.
Het vaak genoemde punt van fossiele subsidies is zonder meer nuttig. Helaas blijft grotendeels onduidelijk welke subsidies het betreft, naast de expliciet wel benoemde belastingkorting voor industriële grootverbruikers. Dit betreft slechts een specifiek onderdeel van de klimaatuitdaging. Het gaat geen aardgas-huis verduurzamen noch auto’s van diesel afhalen.
De oproep van de tipping point coalition is er een waar niemand tegen kan zijn. Het bevat mooie volzinnen en romantische beelden zoals “grassroots bewegingen die protest organiseren” en “overtuigende narratieven ook over het inheems perspectief op de natuur”. Trouw vatte de oproep samen met de kop “Simpele maatregelen kunnen klimaatdoelen ‘een flinke slinger’ geven”. Dat is precies het gevaar. Dit soort oproepen vanuit uitgerekend groene organisaties en denkers bagatelliseren de werkelijk benodigde inzet en doen meer kwaad dan goed. Het zet de bedrijven, organisaties en politici die werken aan lastige ingrepen om de CO₂-uitstoot echt te verminderen volledig in de kou.