Direct naar inhoud

Iedereen compenseren is niemand compenseren

Geplaatst in sectie:
Gepubliceerd op: 15 november 2021

Als gevolg van de hoge gasprijs stijgt overal in Europa de energierekening voor bedrijven en consumenten. Eerder in Trilemma is al betoogd dat hoge prijzen niet per se nadelig zijn voor de energietransitie en er daarom terughoudend moet worden omgegaan met ingrijpen in de energiemarkt. Tegelijkertijd moeten de ogen echter ook niet gesloten worden voor huishoudens in energiearmoede die niet in staat zijn om de stijgende energiekosten op te vangen. In een land als Nederland zou namelijk iedereen de beschikking moeten hebben over een warm huis en een minimum aan wooncomfort. Hoe kunnen de mensen in energiearmoede door een koude winter worden geholpen?

Energiearmoede in Nederland

Joost Greunsven. (Foto: Babet Hogervorst)

In het onderzoek ‘Energiearmoede in Nederland: hoeveel, wie en waar?’ heeft TNO de energiearmoede in Nederland in kaart gebracht. TNO concludeert in haar studie dat in 2019 -dus nog voordat de gas- en elektriciteitsprijzen sterk begonnen te stijgen- 550.000 huishoudens in meer of mindere mate te maken hebben met energiearmoede. Die term gebruikt TNO voor huishoudens met enerzijds een laag inkomen en anderzijds óf hoge energiekosten óf een woning met een relatief lage energetische kwaliteit. (zie kader aan het einde van het artikel). Met andere woorden, ze kunnen de energierekening niet of nauwelijks betalen, zitten soms noodgedwongen in de kou en beperken het douchen tot een minimum.

Begin oktober becijferde TNO dat bij een hogere gasprijs dan normaal, namelijk van €0,45/m3, nog eens 130.000 tot 170.000 huishoudens de energiearmoede grens zouden passeren. Die schatting is door de werkelijkheid ingehaald. De gasprijs exclusief energiebelasting in nieuwe eenjarige contracten is momenteel namelijk €1,00/m3, ongeveer het dubbele dan waarmee TNO rekende, en ook de elektriciteitsprijs is flink gestegen. Al met al zou het aantal Nederlandse huishoudens dat onder de definitie van Energiearmoede valt, de miljoen wel eens kunnen benaderen.

Martien Visser. (Foto: MV)

TNO stelde in het onderzoek naar energie-armoede ook vast dat in Nederland maar liefst 48% van alle huishoudens, circa vier miljoen stuks, niet in staat is op eigen initiatief hun huis te verduurzamen. Het gaat dan om huurhuizen, of om huishoudens met lage inkomens in verouderde koophuizen, deels voormalige corporatiewoningen, die geen lening kunnen krijgen omdat ze niet aan de leenvoorwaarden kunnen voldoen. Deze huishoudens krijgen grotendeels buiten hun macht een forse energierekening in de bus, tenzij ze toevallig nog kunnen profiteren van een eerder afgesloten contract met een vaste prijs, en de gas- en elektriciteitsprijzen bovendien tijdig naar beneden gaan.

De factor ‘contract’

Niet elk huishouden voelt deze winter de impact van de gestegen gas- en elektriciteitsprijzen. Huishoudens met een langdurig contract die hun energieprijs al (ruim) voor de zomer hebben vastgezet, blijven ‘gewoon’ hetzelfde betalen. Maar huishoudens met een contract met variabele prijzen en huishoudens waarvan het contract deze winter afloopt, worden wel direct geconfronteerd met veel hogere tarieven.

RTL nieuws becijferde dat 5,9 miljoen huishoudens te maken kunnen krijgen met een hoger energietarief, maar ook dat 2,1 miljoen huishoudens (zo’n 25% van het totaal) voorlopig geen last hebben van de sterk gestegen prijzen omdat hun contract nog doorloopt. Tenzij hun leverancier failliet gaat overigens.

Idealiter zou de ‘factor’ contract ook worden meegenomen bij het bepalen welke groep deze winter een extra steun in de rug nodig heeft.

Miljoenen huishoudens krijgen gratis geld, en de energiearme huishoudens blijven in de kou

Gezien dat er potentieel bijna één miljoen huishoudens in energiearmoede zouden kunnen komen, is het zeer begrijpelijk dat de overheid de financiële pijn van de hoge(re) energierekening voor huishoudens wil verlichten. In oktober besloot het kabinet om €3,4 mrd euro uit te trekken om huishoudens en mkb’ers te compenseren door de belastingen op energie te verlagen, waarbij een gemiddeld huishoudens volgend jaar 430 euro compensatie krijgt. Dit wordt bereikt door voor alle 8 miljoen huishoudens de vaste belastingvermindering per aansluiting te verhogen en verder door de belasting op elektriciteit te verlagen.

Voor de wellicht één miljoen huishoudens met energiearmoede geeft de compensatie maar zeer beperkt soelaas. Voor de 7 miljoen overige huishoudens is het natuurlijk een mooie meevaller maar vanuit het oogpunt van het bestrijden van energiearmoede onnodig.

Bovendien wordt pakweg de helft van het geld uitgekeerd over het elektriciteitsverbruik, terwijl de financiële problemen met name voortkomen uit slecht geïsoleerde woningen, dus vanuit het gas- of warmteverbruik. De logica voor de keuze van elektriciteit is dat verlaging van de gasprijs ongewenst is omdat dit ten koste zou gaan van de incentive om woningen te isoleren. De vier miljoen huishoudens die niet zelfstandig bij machte zijn om hun huis te isoleren, vormen door dit beleid een soort collateral damage. Iets wat wellicht prima te accepteren is als het uitzonderingen betreft, maar toch wat vervelend wordt als het over vier miljoen huishoudens gaat. Bovendien, een cadeautje van €430 lijkt misschien fijn, maar gratis geld bestaat niet. Uiteindelijk is dit een sigaar uit eigen doos want de inkomsten die de overheid door de belastingverlagingen en -teruggave mist, moeten uiteindelijk toch elders worden opgebracht.

Al met al is dan ook de conclusie dat het geboden geld niet of nauwelijks doelgericht zal worden uitgekeerd.

Wat dan?

Idealiter is een compensatiemaatregel gekoppeld aan een of meer factoren van energiearmoede, zodat de boogde doelgroep zoveel mogelijk wordt bereikt. Gezien dat het brede kenmerk van de groep ‘een laag inkomen’ is, lijkt compensatie via inkomensbeleid zoals verhoging van bijstand en minimumloon, verlagen eerste belastingschijf en dergelijke de doelgroep beter te bereiken.

Tegelijkertijd haalt het kabinet ‘complexiteit’ aan als reden voor het verlagen van de energiebelasting in plaats van het invoeren van andere maatregelen. En dat is terecht, want een maatregel moet snel in te voeren zijn en moet uitvoerbaar zijn.

Als het vanuit die insteek toch wenselijker is om de maatregel via de energierekening te laten verlopen, zou het toch beter zijn geweest zijn de energiebelasting op aardgas (tijdelijk) te verlagen. Natuurlijk, ook dat is geen perfecte maatregel, maar hij sluit wel veel beter aan bij de oorzaak van de problemen: namelijk slecht geïsoleerde woningen. Voor vier miljoen huishoudens werkt een hoge gasprijs sowieso niet als prikkel om te isoleren en de overige 50%, die wel maatregelen kan nemen, beseft bij de huidige gasprijzen echt wel dat isoleren zin heeft. Bovendien betalen Nederlandse huishoudens al de hoogste belasting op aardgas in de EU. Verder voordeel van (tijdelijke) verlaging van de energiebelasting op aardgas is voorts dat ook bewoners van vaak slecht geïsoleerde woningen aan een warmtenet er voordeel van hebben (mits ACM dit tijdig in het besluit vaststelling maximum warmtetarief verwerkt).

Eventueel zou dit kunnen worden aangevuld met het laten mee-ademen van de Opslag Duurzame Energie op elektriciteit/gas. Door de huidige hoge elektriciteitsprijzen hoeft de overheid minder SDE-subsidie uit te keren aan projecten. Deze lagere uitgaven zouden in de vorm van een lagere ODE-opslag direct aan energieverbruikers kunnen worden teruggegeven.

Investeer vooral in de lange termijn in isolatie

De reflex om nu hulp te bieden omdat de energieprijzen zo hoog zijn is begrijpelijk, maar wat als die prijzen nog jaren hoog blijven? Blijven de belastingen dan verlaagd, worden ze nog verder verlaagd of gaan ze toch weer omhoog? Het moge duidelijk zijn dat de regering er goed aan zou doen om zich (ook) te richten op middellange termijn investeringen in de energiekwaliteit van onze woningen (en andere gebouwen). In het bijzonder zou de overheid zich daarbij moeten richten op de vier miljoen huishoudens die niet bij machte zijn hun huis te isoleren. Zij worden via hoge prijzen wel voortdurend gestimuleerd om hun huis te isoleren, maar raken gefrustreerd omdat ze er niet op kunnen reageren.

Gelukkig zit de overheid op dit vlak niet stil. De verhuurdersheffing wordt verlaagd, er komt een subsidie voor hybride warmtepompen en minister Ollongren kondigde vrijdag een nationaal isolatieprogramma aan van €514 mln. Het programma bestaat uit het verhogen van het subsidiepercentage voor isolatiemaatregelen voor eigenaar-bewoners van 20% naar 30%, en vrijmaken van €150 mln voor gemeenten om energiearme huishoudens te helpen bij isoleren.

Desalniettemin is het de vraag of dit écht zoden aan de dijk zal zetten. De bedragen zijn beperkt, zeker in relatie tot de stijging van de energierekening van de Nederlandse huishoudens en het compensatiepakket van €3,4 mrd euro. En wat betreft de maatregelen voor huurwoningen gaat het vooral om woningcorporaties en lijken particuliere verhuurders (o.a. pensioenfondsen) te worden vergeten.

Het alternatief voor prijsprikkels en subsidies, is verdere regelgeving. Het is daarbij van belang dat de regels aangrijpen op partijen die het energieverbruik van woningen kunnen beïnvloeden, zodat ze zich gaan inzetten om die woningen te isoleren. Dat zal niet al deze winter zijn, maar wellicht wel voordat een volgende prijspiek in de gasprijzen zich voordoet.

Gedacht zou kunnen worden aan een verbod op termijn om woningen met een slecht energielabel te verhuren. Op korte termijn zou de huur van woningen met energielabel F of G per jaar X% omlaag kunnen, terwijl de huur van woningen met energielabel D of E niet meer verhoogd mag worden. In beide gevallen geldt dat totdat het energielabel van de woning B is of hoger. Een alternatief is dat de verhuurder van slecht geïsoleerde woningen een deel, bijvoorbeeld 50%, van de belasting op aardgas voor zijn rekening neemt.

Wat betreft koopwoningen moet iets gedaan worden aan de leenvoorwaarden. Voor een energie-bespaarlening komen mensen boven de 75 jaar niet in aanmerking, terwijl bij het vaststellen van de ruimte om geld te lenen geen rekening wordt gehouden met de besparing op de energierekening. Verder moet deze lening relatief snel worden terug betaald. Aangezien banken aan allerhande Europese regels zijn gebonden, waardoor zij tot dit soort eisen moeten komen, zou hier een apart fonds voor moeten worden opgericht. De Energiebespaarhypotheek zou hiervoor een vehikel kunnen zijn. Maar ook daar zijn allerlei voorwaarden aan verbonden, zo moet je bijvoorbeeld eerst het hele traject van een Energiebespaarlening zijn doorlopen en uiteindelijk zijn afgewezen. Maar de vervelendste voorwaarde is wel dat alleen bewoners in een wijk die in het kader van een wijkaanpak ‘aan de beurt is’ ervoor in aanmerking komen. Waarom niet iedereen in een slecht geïsoleerd huis?

Slogan zou moeten zijn: in 2025 bestaan er in Nederland geen woningen meer met energielabel F of G, en in 2030 niet meer met energielabel D of E. Een mooie taak voor de gemeenten om op te nemen in hun warmteplannen.

Wat is energiearmoede?

Er bestaat geen algemene definitie van energiearmoede en wanneer er sprake is van energie-armoede. Vaak zijn onderzoeken naar energiearmoede vooral gericht op de vraag naar de betaalbaarheid van de energierekening, maar energiearmoede is een complexer multidimensionaal fenomeen dat moeilijk is te vangen in één indicator.

TNO heeft zodoende voor haar studie naar energiearmoede meerdere indicatoren ontwikkeld om de verschillende facetten van energie-armoede te meten, zijnde:

Betaalbaarheid

1. Hoge Energie Quote (HEQ): een huishouden is energiearm als een (te) hoog aandeel van het inkomen opgaat aan energiekosten

2. Laag Inkomen & Hoge Energiekosten (LIHK): een huishouden is energiearm als het een relatief laag inkomen heeft én relatief hoge energiekosten

Huiskwaliteit

3. Laag Inkomen & huis met Lage Energie Kwaliteit (LILEK): een huishouden is energiearm als het een relatief laag inkomen heeft én in een huis woont met een relatief lage energiekwaliteit

Kunnen deelnemen aan de energietransitie

4. Huis met Lage Energie Kwaliteit & niet zelf kunnen verduurzamen: een huishouden is energiearm als het in een huis woont met een relatief lage energiekwaliteit dat ze niet op eigen kracht kunnen verduurzamen. Hier kan nog onderscheid gemaakt worden tussen huiseigenaren met onvoldoende eigen vermogen of te beperkte leencapaciteit om hun huis te verduurzamen, of huurders die niet zelf kunnen besluiten tot verduurzaming.

De hoge energie quote (HEQ) is de meest bekende en in veel landen lange tijd de standaard indicator geweest om energiearmoede te meten. Echter, zoals TNO terecht stelt, is deze indicator eigenlijk te beperkt om het fenomeen energiearmoede goed te duiden. De waarde kan energiearmoede namelijk zowel onderschatten als overschatten. Onderschatten omdat het geen rekening houdt met mensen die vanwege financiële problemen energie onderconsumeren; en overschatten omdat het financieel daadkrachtige huishoudens meetelt die bewust kiezen voor een levensstijl met hoge energieconsumptie (bv huishoudens in een slecht geïsoleerd monumentaal pand).

TNO pleit zodoende om het begrip energiearmoede te reserveren voor huishoudens met een laag inkomen, en dus LIHK en LILEK als standaardindicatoren te gebruiken. Een begrijpelijk pleidooi, want rijke woningeigenaren met een hoge energierekening of een energetisch slechte woning zijn in principe niet energiearm: zij kunnen tenslotte in actie komen om iets aan hun situatie doen. De huidige hoge energieprijzen geven deze groep misschien juist dat, voor de energietransitie noodzakelijke, laatste zetje.