De afgelopen weken stonden netbeheerders en markt weer tegenover elkaar rond het onderwerp netschaarste. Netbeheerders willen meer flexibiliteit bij bedrijven en nieuwe zonneparken moeten in de buurt van de vraag worden aangelegd. Marktpartijen willen vooral meer netcapaciteit. In de tussentijd buitelen de ideeën om beter om te gaan met de schaarse netcapaciteit over elkaar heen. Het is lastig om door de bomen het bos nog te zien. Trilemma komt daarom met een handleiding netschaarste. Do’s en don’ts in achttien punten.
Eerst was daar Stedin die bij de presentatie van het jaarverslag bedrijven opriep hun productieproces flexibeler in te richten. Bedrijven zouden moeten meewerken aan flexibel gebruik van het elektriciteitsnet. En vorige week volgde regionale netbeheerder Enexis. Enexis meldde dat het voorlopig wil stoppen met het aansluiten van grote zonneparken in gebieden waar weinig tot geen afnemers van stroom zijn. Enexis ziet zich gesteund door de collega’s van Stedin, Alliander en brancheorganisatie Netbeheer Nederland.
Beide uitingen werden door de markt met onbegrip ontvangen. Hans Grünfeld, als vertegenwoordiger van de zakelijke energieverbruikers (VEMW), legde uit dat de marktprijzen, met soms extreem hoge en soms extreem lage uurprijzen, al een prikkel hebben om het elektriciteitsverbruik aan te passen. Tegelijkertijd zijn veel industriële installaties en productieprocessen nog ontworpen om continu te draaien. In die situaties is het kostbaar om te reageren op een volatiele elektriciteitsprijs. Maar hij gaf ook aan dat bedrijven zullen investeren in flexibilisering zodra die investeringen lonen.
Holland Solar, de brancheorganisatie van de zonne-energiesector, kwam in het geweer tegen het plan om zonneparken niet meer aan te sluiten. Net als VEMW wijst Holland Solar op de kerntaak van de netbeheerders, namelijk het aanleggen en onderhouden van het elektriciteitsnet en zorgen voor voldoende transportcapaciteit. VEMW wijst verder op het belang van betere netplanning en Holland Solar wil dat congestiemanagement beter wordt ingezet. Ten slotte bieden beide brancheorganisaties aan de netbeheerders hierbij te willen helpen.
Het moge duidelijk zijn dat netbeheerders en markt hier flink botsen. Dat is opvallend, de problemen zijn immers niet nieuw. Het is al vaak genoeg gezegd. Al in 2007 stuurde de toenmalige minister een brief hierover naar de Tweede Kamer en een jaar later werd congestiemanagement ingevoerd. Congestiemanagement was destijds vooral een issue voor Tennet en het Westland door de snelle groei van WKK-installaties bij glastuinders.
Maar in 2019 volgde een Kamerbrief waarin de gevolgen van het gebrek aan netcapaciteit voor duurzame elektriciteitsprojecten werden besproken en oplossingen werden aangedragen. Die brief werd destijds ook in Trilemma behandeld met als kop dat minister Eric Wiebes een structurele oplossing voor transportschaarste achterwege liet. Er volgden nog vele Kamerbrieven over dit onderwerp met als laatste de Kamerbrief van 20 december 2022 waarin de minister het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) presenteerde, een gezamenlijk product van rijksoverheid, netbeheerders, marktpartijen en de ACM. Dit LAN heeft zich in de korte tijd nog niet kunnen bewijzen, maar de eerder geschetste tegenstellingen tussen netbeheerders en markt die de afgelopen weken naar voren kwamen, laten zien dat een succesvolle aanpak van netschaarste geen vanzelfsprekendheid is.
Transportbeperkingen uit de oude doos
Ook in de tijd voor de liberalisering van de elektriciteitssector bestonden er transportbeperkingen. In die tijd bepaalde SEP, de samenwerkende elektriciteitsproductiebedrijven en voorloper van Tennet, de optimale inzet van productiemiddelen met de Landelijke Economische Optimalisatie (LEO). SEP was ook verantwoordelijk voor het landelijk hoogspanningsnet. Productie en elektriciteitsnet in één hand.
Toch waren er transportbeperkingen, met name voor de sluiting van de 380 kV-ring in 1991. Maar ook daarna konden er bijvoorbeeld op de koppelpunten tussen het 380/220 kV-koppelnet en de 150 kV-netten transportbeperkingen optreden. Die transportbeperkingen werden als randvoorwaarden meegenomen en de LEO bepaalde een inzet van productiemiddelen die paste binnen de grenzen van het net. Er was geen redispatch nodig en dus waren er ook geen kosten voor redispatch, althans geen zichtbare kosten. De kosten van de door transportbeperkingen veroorzaakte suboptimale inzet van productie, zaten in de productiekosten verwerkt.
De koperen plaat, in de zin van een net zonder beperkingen, heeft dus nooit echt bestaan en zal ook nooit bestaan. Zo’n net zou veel te duur zijn. Het vaak gebruikte ‘koperen-plaatprincipe’ betekent dan ook niet dat gebruikers van het net altijd naar believen moeten kunnen invoeden of afnemen, binnen hun gecontracteerde transportcapaciteit. Het betekent wel dat marktpartijen op de Nederlandse markt kunnen handelen alsof er geen netbeperkingen zijn. Als dit resulteert in gebruik van het net dat fysiek niet mogelijk is, dan grijpt de netbeheerder in en past congestiemanagement toe.
De schijnbare patstelling tussen netbeheerders en markt leidt tot frustratie. Niet alleen wordt de transitie geremd, het gaat ook om harde economische belangen. De hoge energieprijzen als gevolg van de krappe gasmarkt hebben nogmaals duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is om te investeren in duurzame productie en elektrificatie. Daarvoor is wel een adequaat elektriciteitsnet nodig. Marktpartijen zitten in de tang. Netbeheerders hebben hun inspanningen en investeringen opgeschaald, maar kunnen het tempo van vraagstijging niet bijbenen. Toch er is niet alleen frustratie. Er zijn ook allerlei ideeën om de patstelling te doorbreken.
Zo is er ‘use it or lose it’ (UIOLI), non-firm aansluitingen of alternatieve transportrechten, virtuele netten, lokale flexmarkten, energy hubs en coöperaties, groeps-ATO’s (aansluit- en transportovereenkomsten), splitsing van de biedzone, transport- en marktrestricties, prioritering, congestiecharge, dynamische nettarieven en producententarieven, verzwaren-tenzij tenders en good old congestiemanagement.
De creatieve en altijd goedbedoelde voorstellen buitelen over elkaar heen. Maar het leidt ook tot verwarring. Bedrijven, projectontwikkelaars, bestuurders en politici, ze willen allemaal een bijdrage leveren, maar zien door de bomen het bos niet meer. Trilemma brengt hierbij een overzicht van ‘oplossingen voor netschaarste’ waarbij het kaf van het koren wordt gescheiden.
1. Prioriteit is en blijft netverzwaring
Prioriteit 1, 2 en 3 blijft netverzwaring en netuitbreiding. Het LAN geeft het ook aan: “Gericht onderzoek heeft laten zien dat vooralsnog de netverzwaringen significant goedkoper zijn dan langdurig gebruik van flexibiliteitsopties”. Het is wat dat betreft jammer dat er, ook in het LAN, zo weinig aandacht is voor oplossingen die de netbeheerders daadwerkelijk in staat stellen meer netverzwaringsprojecten uit te voeren.
2. Maak onderscheid tussen markt en net
Als er netschaarste is, zal het net niet alle uren van het jaar op de limiet zitten. Er moeten dus oplossingen komen die ervoor zorgen dat er op de piekmomenten minder van het net gebruik wordt gemaakt. Met andere woorden: er is flexibiliteit bij de netgebruikers nodig. Maar pas op! Het gaat niet om de momenten met de hoogste of laagste marktprijzen. Het gaat om de pieken in het gebruik van het net.
En het net faciliteert de markt. Flexibele capaciteit moet in eerste instantie op de markt worden aangeboden. Zo wordt de businesscase voor een batterij bepaald door te kijken of hij voldoende kan verdienen op de markt en dat is inclusief de balanceringsdiensten die eventueel aan Tennet worden geleverd. Maar het inzetten van flexibiliteit voor het net is geen onderdeel van deze markt. Het is een ingreep in de markt, waarbij zo’n ingreep door de netbeheerder gecompenseerd moet worden.
3. Contractuele congestie bestaat niet
Netbeheerders moeten altijd proberen in te schatten wat de werkelijke, fysieke belasting op het net zal zijn. Zij moeten met ongelijktijdigheid rekening houden. Netgebruikers reserveren geen transportcapaciteit en er is geen plicht voor de netbeheerders om de optelsom van individuele gecontracteerde transportcapaciteiten te kunnen transporteren. Dit betekent ook dat het UIOLI-idee onzinnig is.
Use it or lose it wil zeggen dat als een netgebruiker capaciteit gecontracteerd heeft maar die niet gebruikt, de netbeheerder de mogelijkheid krijgt om die gecontracteerde capaciteit te verlagen. UIOLI is onzinnig omdat, als een netbeheerder weet (of meent te weten) dat een netgebruiker zijn transportcapaciteit slechts beperkt zal gebruiken, de netbeheerder met die verwachting moet rekenen. Deze netgebruiker blokkeert dan niet het gebruik van het net voor anderen en verlaging van de gecontracteerde transportcapaciteit is onnodig.
4. Congestiemanagement is het werkpaard…
Congestiemanagement betekent dat de netbeheerder de gewenste inzet (of dispatch) van de netgebruikers kan aanpassen of kan beperken (redispatch) om ervoor te zorgen dat het net bedrijfszeker kan worden bedreven. Congestiemanagement is al sinds 2008 in de Netcode opgenomen en sindsdien moeten de netbeheerders dit instrument inzetten.
De regels zijn vorig jaar aangepast. De netbeheerder mag een nieuwe aansluiting uitstellen als het aansluiten van nieuwe netgebruikers zou leiden tot zoveel redispatch dat de technische of financiële grens wordt overschreden. Om dat vast te stellen moet de netbeheerder een congestieonderzoek doen. Dus als een netbeheerder nog geen congestieonderzoek heeft gedaan, of niet heeft aangetoond dat de technische of financiële grens wordt overschreden, dan moet de netbeheerder nieuwe aansluitingen toestaan.
Congestiemanagement kan op dagelijkse basis worden ingezet, maar netgebruiker en netbeheerder kunnen ook voor een langere periode een capaciteitsbeperkingscontract (CBC) afsluiten. Dat geeft beide partijen meer duidelijkheid en zekerheid. Belangrijk bij congestiemanagement is dat de netgebruiker voor gevolgen van redispatch door de netbeheerder financieel wordt gecompenseerd.
5.… maar congestiemanagement is geen panacee
De nieuwe regels voor congestiemanagement gelden sinds 25 november 2022. Het is duidelijk dat er nog veel moet gebeuren aan praktische implementatie. Zo moet nog ontdekt worden welke varianten van capaciteitsbeperkingscontracten goed gaan werken. Een grote uitdaging blijven de afnamecongesties. Elk nieuw productiemiddel en nieuwe batterij zal altijd in staat zijn, en ook bereid zijn, om aan congestiemanagement mee te doen. Meedoen wordt immers gecompenseerd en het kan nodig zijn om überhaupt een aansluiting te krijgen. Voor (zakelijke) afnemers van elektriciteit is dat vaak een stuk lastiger. Enexis geeft aan dat er nauwelijks bedrijven zijn die mee willen doen. Maar zoals eerder aangegeven had VEMW al uitgelegd waar de schoen wringt.
6. Verzwaren-tenzij tenders: de moeite van het proberen waard
Een optie die de netbeheerders nog nauwelijks hebben ingezet is een verzwaren-tenzij tender, of meer algemeen geformuleerd, een flexibiliteitstender. De netbeheerder gaat dan niet in gesprek met individuele netgebruikers of met partijen die wachten op een aansluiting. In plaats daarvan doet de netbeheerder een algemene uitvraag naar flexibiliteit, waarbij precies is omschreven welke dienst hij nodig heeft. Dus op welke plek in het net, hoeveel megawatt, hoe vaak in te zetten en –belangrijk– voor welke periode. Hoe langer die periode is, hoe groter de kans dat marktpartijen die dienst dan voor een goede prijs kunnen aanbieden, omdat de investering die nodig is om de dienst te leveren dan haalbaarder wordt.
Grote verschil met de normale vorm van congestiemanagement is dat zo’n tender kan leiden tot extra flexibiliteit. Alle marktpartijen, dus inclusief bestaande netgebruikers en partijen in de wachtrij voor een aansluiting, moeten kunnen deelnemen. Belangrijk is ook dat de marktpartijen diverse netgebruikers moeten kunnen aggregeren in een aanbieding.
Als de flexibiliteitstender succesvol is en er uiteindelijk een contract tot stand komt, zal de inzet van de flexibiliteit op dezelfde wijze plaatsvinden als voor andere netgebruikers, binnen de regels van congestiemanagement zoals in de Netcode vastgelegd. Het idee van een tender kan dus met een beetje goede wil gezien worden als een vorm van congestiemanagement.
7. Alternatieve transportrechten: bezint eer ge begint
Het begon met de non-firm aansluiting. Het idee is dat een netgebruiker dan geen recht op transport heeft, maar alleen het net op mag als de netbeheerder aangeeft dat er ruimte is. In ruil daarvoor krijgt de netgebruiker een flinke korting op zijn nettarief. Om die variant mogelijk te maken, hebben de netbeheerders een codewijzigingsvoorstel bij ACM ingediend. In de tussentijd heeft ACM geconsulteerd over andere vormen van non-firm aansluitingen. ACM noemt dat alternatieve transportrechten. De reacties op deze consultatie zijn gepubliceerd.
Het idee is eenvoudig en sympathiek. Soms is er geen ruimte op het net, vaak wel. Als een netgebruiker nou bereid is om alleen buiten de files het net op te gaan, en daarmee wel aangesloten kan worden, dan is er sprake van een win-win.
Toch is het niet zo eenvoudig. Het punt is namelijk dat als een netgebruiker om kan gaan met een non-firm aansluiting, hij ook met congestiemanagement mee zou kunnen doen. Specifieke voorwaarden kunnen in een capaciteitsbeperkingscontract worden overeengekomen. Congestiemanagement bestaat al, dus is er geen nieuwe codewijziging nodig. Zoals eerder uitgelegd bij punt 4 zijn er wel grenzen aan het faciliteren van nieuwe aansluitingen onder congestiemanagement. Dat zijn de zogenaamde technische en financiële grenzen. Als de technische grens wordt overschreden dan is de bedrijfszekerheid van het net in het geding. En als de financiële grens wordt overschreden, dan wordt aangenomen dat de maatschappelijke baten van het toelaten van meer aansluitingen niet opweegt tegen de kosten die de extra inzet van congestiemanagement met zich meebrengt.
Het in zo’n geval wel toelaten van een nieuwe aansluiting onder een non-firm regime, is dus twijfelachtig. In ieder geval mag het niet zo zijn dat nieuwe netgebruikers mogen kiezen tussen een firm aansluiting met congestiemanagement en een non-firm aansluiting. In dat geval gaat die partij afwegen of de korting op het nettarief (bij non-firm) hoger is dan de vergoeding voor deelname aan congestiemanagement. Dat is dan een gratis optie die bestaande netgebruikers niet hebben.
Dus, non-firm aansluitingen of alternatieve transportrechten zijn niet per se af te wijzen. Maar ACM moet wel kunnen aantonen dat er met het introduceren van alternatieve transportrechten daadwerkelijk een maatschappelijk belang wordt gediend.
8. Virtuele netten en energyhubs: s.v.p. geen onnodige termen gebruiken
Het LAN benoemt een aantal acties om energyhubs te faciliteren. Probleem daarbij is dat er, zoals het LAN zelf zegt, geen vastomlijnde definitie is. Er staat: “In de kern gaat het om een decentraal netwerk, waarin opwek, warmte, opslag en verbruik worden afgestemd”. In een recent opinieartikel in het FD wordt gesproken over “virtuele stroomnetwerken”, waarbij verwezen wordt naar een pilot in de regio Schiphol.
In essentie gaat het hier om het aggregeren van diverse netgebruikers. Het is daarbij niet zo belangrijk wat een energyhub precies is, belangrijker is te weten waarvoor de hub wordt gebruikt. Ten eerste kan het gaan om het geaggregeerd handelen op de markt. De regels daarvoor zijn bekend en het is vooral van belang dat duidelijk is wie de balansverantwoordelijke partij is (ook wel BRP genoemd). Ten tweede kan het gaan om deelname als groep aan congestiemanagement. De netbeheerder heeft dan een capaciteitsbeperkingscontract (CBC) afgesloten met een groep van netgebruikers. Ook kunnen beide functies (acteren op de markt en meedoen aan congestiemanagement) in de energyhub gecombineerd worden. Met name als deze twee functies niet gecombineerd worden is het essentieel dat er goede afspraken worden tussen alle betrokken partijen worden gemaakt.
Overigens is het goed te melden dat de Schiphol-pilot op basis van vrijwillige deelname is ontstaan. Liander, de lokale netbeheerder, betaalt niet voor de congestiedienst die aan hem wordt geleverd. Achteraf gezien is dat een opvallende uitkomst, omdat netgebruikers binnen de regels van congestiemanagement recht hebben op een vergoeding. Liander spreekt overigens over een balanceringsovereenkomst. Ook dat is een ongelukkig gekozen en inmiddels achterhaalde term.
De energyhub is dus geen nieuwe oplossing. Het gaat om het als groep meedoen aan congestiemanagement. Verder is het van belang om nieuwe maar onnodige termen, zoals virtueel net, te vermijden. Dat leidt alleen tot verwarring en helpt niet.
9. Marktrestricties zijn omstreden
De Netcode biedt de netbeheerders de mogelijkheid om een marktrestrictie op te leggen aan een deel van het net, nadat de netbeheerder voor die dag redispatch heeft toegepast. Het is een omstreden middel, onder andere omdat er geen vergoeding wordt betaald, ook niet als de marktrestrictie de optimale dispatch onmogelijk maakt. Maar ook omdat het in de praktijk niet kan werken. Het is een onderdeel van een beroep dat Energie-Nederland heeft aangespannen tegen het codebesluit congestiemanagement van ACM. De bezwaren van Energie-Nederland zijn eerder in Trilemma toegelicht.
Het betreft hier een fundamentele zaak. ACM betoogt dat netgebruikers zich in bepaalde omstandigheden aan hun transportprognose moeten houden. Dat treft netgebruikers die niet meedoen aan congestiemanagement of wel meedoen aan congestiemanagement maar niet zijn geactiveerd. Het grijpt dus in op het recht om het net te gebruiken binnen de gecontracteerde transportcapaciteit.
10. Congestiecharge: wat is dat nou weer?
Een opvallend element in het LAN is de actie om de wenselijkheid van een congestiecharge te gaan onderzoeken. Het idee is dat de netbeheerder de kosten die hij moet maken voor congestiemanagement in rekening brengt bij die netgebruikers die het net op dat moment gebruiken en dus als het ware de congestie veroorzaken. (Op dit moment worden congestiekosten verwerkt in de nettarieven en dus over alle netgebruikers uitgesmeerd.)
Het idee klinkt logisch, maar net als bij de marktrestricties ligt er fundamentele denkfout aan ten grondslag. De congestie wordt immers niet veroorzaakt door netgebruikers. Het is aan de netbeheerder om voor transportcapaciteit te zorgen. Dat is niet gelukt. Het is verleidelijk, en wellicht ook belangrijk, om te bezien of netbeheerders in het verleden andere keuzes hadden moeten of kunnen maken. Maar voor nu maakt dat niet uit.
Bovendien leidt de verrekening van congestiekosten via een congestiecharge tot vreemde situaties. Stel er zijn twee productiemiddelen die willen invoeden, een gascentrale en een windpark. Beide doen mee aan congestiemanagement. De netbeheerder roept uiteraard de gascentrale op om de volgende dag minder dan gepland te gaan produceren. Dat is immers de goedkoopste optie. De gascentrale produceert dan niet, maar heeft dezelfde inkomsten als hij gehad zou hebben als er geen congestie zou zijn geweest. Het windpark produceert zoals gepland en heeft ook marktinkomsten zoals gepland. Maar vervolgens is het windpark de klos omdat de congestierekening bij hem wordt neergelegd.
11. Geen speciale behandeling voor opslag
Vaak wordt aandacht gevraagd voor de bijzondere rol die opslag (zoals batterijen) kunnen spelen. Batterijen zullen elektriciteit afnemen als de prijzen laag zijn en er dus veel invoeding door productie is en ze zullen elektriciteit leveren als de prijzen hoog zijn en er dus weinig invoeding is. Ze zouden dus het net ontlasten en zouden daarvoor beloond moeten worden.
Toch is het onverstandig om een aparte categorie te introduceren. Het past ook niet in het markmodel waarbij marktprijzen leidend zijn voor investeringen en het net de markt moet faciliteren. Het is ten eerste moeilijk om onderscheid te maken tussen een batterij en bijvoorbeeld een prosumer, dus een (zakelijke) consument met productie achter de meter. De regels voor congestiemanagement en de vergoedingen die betaald worden als een netgebruiker zich moet aanpassen, moeten afdoende zijn voor alle soorten netgebruikers.
12. Prioriteren is lastig
Vorige week maakte ACM bekend dat netbeheerders in staat zullen worden gesteld om maatschappelijk te prioriteren. Het gaat daarbij om de vraag wie als eerste in aanmerking komt voor een aansluiting. Daarvoor geldt nu het first-come-first-serve-principe.
In deze discussie is het belangrijk om onderscheid te maken tussen prioriteren bij nieuwe aansluitingen op het net en prioritering bij netuitbreiding en -verzwaring. Het gaat ACM hier alleen om de eerste vorm van prioritering. Maar ook bij netuitbreidings- en netverzwaringsprojecten moeten netbeheerders keuzes maken. Het first-come-first-serve-principe geldt niet en de netbeheerders maken afwegingen als onderdeel van het opstellen van de investeringsplannen. Deze tweede vorm van prioritering is wel onderdeel in de discussie rond de Energiewet en de Raad van State gaat in haar advies op de wet op deze problematiek in.
ACM streeft verscheidene doelen na. Als eerste wil ACM dat de netbeheerders voorrang kunnen geven aan projecten die congestieproblemen oplossen of beperken. Daarnaast wil de ACM het mogelijk maken om ook voorrang te verlenen aan andere projecten met een maatschappelijke functie, waarbij die voorrang moet worden gegeven op basis van objectieve en transparante criteria en waarbij voorrang nodig is om de gestelde (maatschappelijke) doelen te bereiken. Het wordt nog een hele kluif om verschillende maatschappelijk doelen af te wegen.
Maar ook het schijnbaar eenvoudige streven om voorrang te geven aan projecten die congestieproblemen beperken is niet makkelijk in daden om te zetten. Het idee om voorrang te geven aan projecten die congestie oplossen is een wassen neus, omdat voor dat soort projecten helemaal geen wachtrij mag gelden. Projecten komen immers alleen in de wacht als ze congesties verergeren.
De vraag die gesteld moet worden is of voorrang verleend moet worden aan projecten die congesties in mindere mate verergeren dan andere projecten. Stel er staan twee bedrijven in de wacht. Het eerste bedrijf wil volcontinu elektriciteit afnemen. In theorie kan dat bedrijf deelnemen aan congestiemanagement maar zal dan een zeer hoge vergoeding nodig hebben. Het tweede bedrijf heeft minder moeite met congestiemanagement en heeft slechts een lage vergoeding nodig als hij zijn verbruik moet beperken. De netbeheerder zal geneigd zijn voorrang te geven aan het tweede bedrijf. De kosten voor congestiemanagement blijven immers beperkt. Maar de maatschappelijk toegevoegde waarde (of consumentensurplus) is wellicht veel hoger bij het eerste bedrijf. Voor dat bedrijf, en dus ook voor de maatschappij, is het dan veel gunstiger als dat bedrijf voorrang krijgt.
Kortom, dit worden nog lastige discussies. Voorrang voor de een, betekent een nadeel voor de ander. En het is onduidelijk hoe een andere prioritering gaat leiden tot een betere benutting van het net.
13. Het splitsen van de biedzone: veel gedoe voor weinig
De mogelijkheid om de Nederlandse biedzone in twee of meer zones te splitsen, blijft in de Nederlandse discussies vaak onderbelicht. Toch loopt er een Europees proces naar een mogelijke splitsing. Het idee is dat als er meer prijszones zijn, productie de zone gaat kiezen waar relatief veel vraag is, omdat daar de prijs hoger is. Extra vraag kiest dan vaker de andere zone waar de prijs lager is omdat daar veel productie is.
Het gewenste effect is dan dat er minder netinfrastructuur nodig is. Het Europese proces naar de herziening van de biedzones gaat niet op korte termijn resultaat opleveren. Bovendien zal het alleen voor Tennet betekenis hebben en niet voor de regionale netbeheerders. Er wordt immers alleen naar een splitsing in twee zones gekeken en voor lokale congesties biedt het dus geen verlichting. Ook hierover is meer te lezen in een eerder Trilemma-artikel.
14. Lokale markten en lokaal delen van elektriciteit: s.v.p. geen nieuwe salderingsellende
Vaak wordt gepleit voor de mogelijkheid om lokaal elektriciteit uit te wisselen met als doel om ook een bijdrage te leveren aan het ontlasten van het net. De mogelijkheden voor actieve consumenten (of prosumers) om lokaal duurzame elektriciteit uit te wisselen worden in de nieuwe Energiewet opgenomen. Het gaat hierbij om implementatie van bepalingen uit de EU Richtlijn van het Clean Energy Package. Maar deze bepalingen beogen niet om dit soort transacties aantrekkelijker te maken. In andere woorden, er wordt geen korting of voordeel behaald voor het feit dat de productie en verbruik dicht bij elkaar zitten.
Maar dat is ook goed. Zou er wel sprake zijn van zo’n voordeel, dan zal er onherroepelijk sprake zijn van marktverstoring met inefficiënties tot gevolg. Partijen gaan dan profiteren van voordelen ook als de voordelen voor het net beperkt of afwezig zijn. Net als bij salderen gaan er dan kosten ontstaan die op andere netgebruikers worden afgewenteld. Hoe sympathiek het idee ook is, het past eenvoudigweg niet bij het gekozen marktmodel met één marktprijs in de gehele biedzone. De enige theoretische mogelijkheid is de invoering van het zogenaamde nodal pricing. Dat is een optie die voorlopig niet aan de orde is.
15. Sturen met andere nettarieven is beperkt mogelijk
Netbeheerders pleiten voor de invoering van een producententarief, zodat ook producenten van elektriciteit gaan betalen voor gebruik van het net. De gedachte is dat als voor het net betaald moet worden, de producent een locatie kiest, of zijn invoedingspatroon gaat aanpassen, zodanig dat dat gunstig uitpakt voor het net. De hoop is dan dat er minder congesties zullen optreden of zelfs minder extra netinfrastructuur nodig is.
De verwachtingen moeten echter niet hoog gespannen worden. Ten eerste is het nog niet zo makkelijk om locatie-afhankelijke nettarieven toe te passen. Ten tweede is het sterk de vraag of die prikkels via de nettarieven daadwerkelijk invloed gaan hebben op verlaging van de netbelasting. En ten slotte bestaat het gevaar dat nettarieven de optimale dispatch als reactie op marktprijzen gaan verstoren. Ook dat is eerder in Trilemma toegelicht.
Dit betekent overigens niet dat de nettariefstructuur niet moet worden herzien. Integendeel. Zo pakt de huidige tariefstructuur zeer ongunstig uit voor opslag. Ook wordt er nagedacht over een nettarief voor grootverbruikers waarbij er verschillende tarieven gebruikt gaan worden voor verschillende tijdvensters, met een lager tarief voor die vensters waarin het net minder sterk wordt gebruikt.
16. De groeps-ATO is een truc ten laste van andere netgebruikers
Grootverbruikers betalen voor gebruik van het net naar rato van hun gecontracteerde capaciteit. Een groepje van vier of vijf bedrijven, die elk bijvoorbeeld 10 MVA hebben gecontracteerd, zouden samen kunnen gaan zitten en concluderen dat hun gezamenlijke piek nooit boven de 30 MVA uitkomt. Zij zien dan een groepscontract (groeps-ATO) voor 30 MVA wel zitten en kunnen zo op hun rekening besparen. Het idee wordt vervolgens verkocht met het verhaal dat door samen 30 MVA te contracteren het net wordt ontlast.
Deze ballon kan snel worden doorgeprikt. Het voorbeeld laat zien dat deze bedrijven kunnen besparen zonder hun gedrag aan te passen. Het betreft dus een vorm van tariefomzeiling ten koste van andere netgebruikers. De nettariefstructuur zal nooit perfect zijn. Een tarief kan eenvoudigweg nooit optimaal gedrag aansturen. (Een prijs kan dat wel. Zo gaat een prijs omlaag bij overaanbod en dat prikkelt tot verhoging van vraag en verlaging van aanbod. Een tarief gaat omhoog bij overcapaciteit en lokt dus juist het verkeerde gedrag uit.)
Kortom, als eenmaal gekozen is voor een bepaalde nettariefstructuur, moet die structuur ook worden toegepast. Sommige netgebruikers een voordeeltje geven, met als argument dat het tarief niet optimaal is, leidt onherroepelijk en terecht tot scheve gezichten bij andere netgebruikers.
17. Centrale planning kan niet; betere regie wel
Vorige week gaf Enexis aan te willen stoppen met het aansluiten van nieuwe zonneparken in gebieden zonder vraag. Maar in het persbericht zelf wordt dat anders geformuleerd. Daar luidt de oproep: “Plan zonneprojecten bij gebieden met veel afname”. Dat is een heel begrijpelijke oproep. Het probleem is echter dat marktpartijen daar niet zo veel mee kunnen. Centrale en gecoördineerde planning van productie en net is lang geleden afgeschaft.
De oproep is wel zinvol als die aan lokale overheden is gericht. In het LAN wordt dat “regionale procesregie” genoemd. Het gaat daarbij om het versterken van de regie en betere regionale samenwerking tussen netbeheerders, provincies en gemeentes. De projectontwikkelaars die vervolgens bij gemeentes en provincies aankloppen, kunnen dan profiteren van het voorwerk dat netbeheerders en overheden hebben gedaan. Markt blij, netbeheerders blij.
Het is dus te hopen dat deze acties van het LAN snel resultaat opleveren. Tegelijkertijd zullen netbeheerders elk verzoek tot aansluiting of verzwaring van een bestaande aansluiting moeten behandelen.
18. Tot besluit: Ga terug naar start
Ga terug naar 1. Welke oplossingen ook bedacht en geïmplementeerd kunnen worden om het net slimmer te benutten, uitbreiding en verzwaring van het net blijft nodig. Er moet geïnvesteerd en gebouwd worden; van een vermaasd net op zee met interconnecties naar Noorwegen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk tot en met verzwaring van de laagspanningsnetten van Kerkrade tot Den Helder.