De BBB wil dat de Nederlandse regering een algeheel verbod instelt “op zonne-atollen in de Nederlandse Noordzee” omdat een eerste pilot is misgegaan. Dit terwijl de economie juist gebaat zou zijn bij meer innovatie, zeker op een terrein waar Nederland een mondiale koppositie heeft. Wie innovatie serieus neemt, verbiedt haar niet bij de eerste tegenslag, stelt Sander des Tombe in onderstaande opinie.
Dinsdag stemt de Tweede Kamer over de motie van de BBB om zon op zee te verbieden. Directe aanleiding van de motie zou de brandschade zijn bij de allereerste pilot van zon op zee in een windpark op de Noordzee. De motie is niet alleen voorbarig, maar ook opvallend slecht getimed. Juist nu Nederland strategische keuzes moet maken over energie, innovatie en ruimte op zee, dreigt deze motie een rem te zetten op een technologie waarin ons land wereldwijd vooroploopt.

Die timing springt om meerdere redenen in het oog. Allereerst verscheen vrijdag het zogeheten Wennink-rapport, dat de Nederlandse politiek expliciet oproept om barrières voor innovatie weg te nemen in plaats van op te werpen. Minder reflexmatig verbieden, meer ruimte geven aan experimenten en opschaling: dat is de kernboodschap. Een verbod op zon op zee staat daar haaks op.
Daarnaast publiceerde de TU Delft recent een rapport waaruit blijkt dat de Nederlandse ambities voor wind op zee mogelijk tot wel 50% hoger liggen dan wat technisch haalbaar is. Dat betekent dat aanvullende oplossingen geen luxe zijn, maar noodzaak. Zon op zee gecombineerd met wind op zee kan helpen om meer duurzame energie op te wekken binnen dezelfde schaarse ruimte. Een techniek die je nodig zou kunnen hebben, verbieden voordat deze goed en wel getest is, is strategisch onverstandig.
Opiniebijdragen
Met enige regelmaat publiceert Energeia opiniebijdragen. Een opinieartikel reflecteert de opinie van de auteur(s), niet die van Energeia. Een opiniebijdrage moet inhoudelijk kloppen, maar wordt niet getoetst op de toepassing van journalistieke principes als hoor en wederhoor.
Des te meer omdat Nederland met drie ontwikkelaars wereldwijd een koppositie heeft in zon op zee. Het gaat hier niet om een niche-experiment zonder toekomst, maar om een technologie met enorme internationale potentie. Veel landen worstelen met ruimtegebrek en kijken met veel interesse naar onze vorderingen. Door nu een verbod te overwegen, zet Nederland zijn eigen voorsprong op het spel en jaagt het innovatie en investeringen mogelijk naar het buitenland.
Ook inhoudelijk schieten de zorgen van BBB tekort. Zon op zee richt zich nadrukkelijk niet op grote visgronden, maar benut maximaal zo’n 5% van de ruimte tussen windmolens binnen bestaande windparken. Het is juist een voorbeeld van slim meervoudig ruimtegebruik, waar de politiek al jaren om vraagt. De suggestie dat hiermee grootschalige delen van de Noordzee onttrokken worden aan andere functies, mist feitelijke basis.
De minister heeft de motie dan ook terecht ontraden. Het is wel heel voorbarig om na een tegenslag halverwege de allereerste pilot binnen een windpark op de Noordzee, de stekker uit een hele innovatierichting te willen trekken. Incidenten horen helaas bij pionieren; ze zijn geen reden om het experiment te stoppen, maar om ervan te leren en veiligheidsmaatregelen te verbeteren.
Daar komt bij dat het ecologisch onderzoeksprogramma rond zon op zee juist net van start is gegaan. Metingen naar effecten op biodiversiteit, waterkwaliteit en ecosysteem zijn essentieel om gefundeerde keuzes te maken. Zonder projecten zijn er geen data, en zonder data blijft het debat hangen in aannames en angstbeelden.
Wie innovatie serieus neemt, verbiedt haar niet bij de eerste tegenslag. Zeker niet op een moment dat rapport na rapport waarschuwt dat we juist slimmer, efficiënter en creatiever met onze ruimte en energieopgave moeten omgaan. Zon op zee verdient onderzoek, zorgvuldigheid en tijd, geen politiek paniekverbod.
Over de auteur
-
Sander des Tombe
Sander des Tombe is specialist op het gebied van public en regulatory affairs bij de non-profitorganisatie DMEC, met focus op offshore duurzame innovaties zoals drijvende windparken tot de duurzame integratie van andere hernieuwbare energiebronnen, opslag en natuur. Met zijn achtergrond in energiepolitiek en economische diplomatie vertaalt hij technische inzichten uit internationale samenwerkingsprojecten naar praktische beleidsaanbevelingen.