In hun artikel in Energeia presenteerden Kamerlid Julius Terpstra en kandidaat-Kamerlid Henri Bontenbal afgelopen vrijdag de visie vanuit het CDA op de verduurzaming van de gebouwde omgeving. In het artikel staan mooie voorstellen, zoals het afschaffen van de verhuurdersheffing ten gunste van de verduurzaming van corporatiewoningen. Een opmerkelijk punt was het voorstel om een belangrijke pijler uit het Klimaatakkoord te laten vallen: het streven om in 2030 anderhalf miljoen woningen van aardgas af te halen. Dit voorstel doet het Klimaatakkoord wankelen en maakt de uitvoering van de warmtetransitie nog lastiger.
Opinie Bontenbal en Terpstra:
We moeten woningen effectiever verduurzamenHet is lovenswaardig dat Kamerleden voor de verkiezingen concrete voorstellen presenteren op het ingewikkelde dossier van de verduurzaming in de gebouwde omgeving. De opgave om honderdduizenden woningen van aardgas naar duurzame verwarming te krijgen is groot, niet in de laatste plaats vanwege de uitdaging om huishoudens een aanbod te doen dat op voldoende draagvlak kan rekenen. Daar zit gelijk de zorg over de stelling van de auteurs van het artikel: “In het Klimaatakkoord is een doelstelling opgenomen om in de periode tot 2030 1,5 miljoen woningen te verduurzamen. Deze doelstelling achten we niet realistisch en ook niet nodig.” Met dit soort signalen van landelijke politici uit een coalitiepartij raken mensen steeds minder overtuigd van de noodzaak om van aardgas af te gaan.
Terpstra en Bontenbal schrappen niet alleen een ambitie; ze zetten ook de (wijkgerichte) aanpak om van aardgas af te gaan op de tocht en pleiten vooral voor de individuele stappen door huiseigenaren. Het maakt de warmtetransitie vooral een verantwoordelijkheid van individuele huishoudens en verhuurders, binnen de stimuleringskaders van het rijk. Zodra de ambitie zou vervallen om een goot aantal woningen echt van aardgas af te halen, zal het momentum daarvoor echt verdwijnen. Dan resteert nog maar een mager instrumentarium voor zo een complex vraagstuk.
Onvoldoende om ambities waar te maken
Conform het Klimaatakkoord moet in 2030 de CO2 uitstoot uit de gebouwde omgeving 3,4 Mton lager zijn ten opzichte van het basisscenario in 2030 (19 Mton CO2). Om dit doel te halen zijn in het Klimaatakkoord een reeks afspraken over extra beleid gemaakt. Voorbeelden van dit beleid zijn de verhoging van de energiebelasting op aardgas, subsidies voor huiseigenaren voor isolatie en warmtepompen en de afspraak om wijken in plaats van aardgas op bijvoorbeeld duurzaam gevoede warmtenetten aan te sluiten. Indien de Klimaatakkoord-afspraken worden waargemaakt dan zou het CO2-doel maar nét gehaald kunnen worden, zo berekende het Planbureau voor de leefomgeving in november 2019.
Dat waarmaken is nog een hele opgave. De Klimaat- en Energieverkenning van afgelopen najaar toonde dat we met het vastgestelde en voorgenomen beleid in 2030 slechts één megaton aan emissies reduceren, in plaats van de beoogde 3,4 Mton. Er is dus nog een lange weg te gaan. Het pleidooi van Terpstra en Bontenbal om wijken niet meer integraal van het aardgas af te halen betekent juist veel minder CO2-reductie dan met het Klimaatakkoord zou zijn gerealiseerd. De door hen bepleitte steun voor de hybride warmtepomp is geen alternatief want die steun bestaat al. De ISDE-regeling subsidieert deze warmtepomp en dekt bijna de helft van de kosten van deze installaties.
Wijkgerichte aanpak in veel gevallen betaalbaar en effectief
Belangrijke duurzame warmtebronnen zoals geothermie, aquathermie of restwarmte kunnen enkel met een collectief net aangeboden worden. Deze grootschalige energiebronnen komen niet van de grond indien de eerste jaren enkel een paar huishoudens meedoen en de rest nog even op aardgas blijft. Ook is het duur als het aardgasnet in een wijk – parallel aan de duurzame infrastructuur – intact zou moeten blijven ten behoeve van ‘keuzevrijheid’. Kortom, de meest betaalbare route is meestal door wijken integraal van aardgas af te halen ten gunste van een duurzame energievorm.
Individuele opties komen doorgaans neer op een warmtepomp in een zeer goed geïsoleerde woning. In veel gevallen kan dat. Bij minder goed geïsoleerde woningen geldt dat deze optie juist duur is vergeleken bijvoorbeeld een collectieve energiebron met een warmtenet. Hardnekkig vasthouden aan enkel individuele oplossingen met totale keuzevrijheid maakt de hele energietransitie duurder, trager, zonder dat er in de praktijk door huishoudens echt veel te kiezen valt. Behalve uiteraard de keuze om nog even niets te doen.
Twijfel ondermijnt draagvlak
Een wijkgerichte aanpak om woningen volledig van aardgas af te halen komt er alleen bij een groot draagvlak en met de voorwaarde van woonlasten-neutraliteit voor de bewoners. Ook als aan die voorwaarde voldaan is zullen gemeenten en energiebedrijven heel veel scepsis moeten wegnemen. Met het pleidooi om voorlopig woningen nog maar niet aardgasvrij te maken, voeden Terpstra en Bontenbal de twijfel en maken ze het voor lokale bestuurders nog moeilijker bewoners mee te krijgen. Het pleidooi zet een aanpak om woningen volledig op een duurzame energiedrager over te laten gaan behoorlijk op de tocht. Nog maar weinig lokale bestuurders zullen de lastige opgave voor aardgasloos aangaan indien de ambitie daartoe vervalt en als onnodig wordt bestempeld.
Het is geen of – of, maar en – en. De miljoenen woningen die voor 2030 nog niet van aardgas afgaan zullen uiteraard ook verduurzaamd moeten worden én we moeten werken aan aardgas-vrij. We hebben helaas de luxe niet om de lastigere onderdelen van een pakket maar te laten zitten.
Noodzaak gezamenlijke boodschap
Terpstra en Bontenbal stellen in hun stuk ook zeker goede zaken voor. Zaken die aansluiten bij het pleidooi vanuit de G40-gemeenten eerder deze maand over het realiseren van de ambitie uit het Klimaatakkoord. Goede voorbeelden zijn het afschaffen van de verhuurdersheffing en een nationaal fonds of subsidiepot voor de meerkosten van bijvoorbeeld duurzame warmtenetten. Maar de stelling dat de ambitie voor aardgasloze wijken “niet realistisch en ook niet nodig” zou zijn, ondermijnt juist tegelijkertijd het werk van gemeenten om wijken van aardgas op deze warmtenetten te krijgen.
Niet voor niets stond in deze G40 brief aan de Kamer op plek één het belang van een gezamenlijke boodschap, om de urgentie van de energietransitie in de wijken steviger te benadrukken en om als overheden een duidelijke en gezamenlijke boodschap uit te dragen.
Karin Dekker is wethouder duurzaamheid (GroenLinks) voor de gemeente Assen en voorzitter van de G40 themagroep duurzaamheid.