Opinie | Hoe kan Nederland in de komende periode nog grote stappen maken met CO2-reductie? Niet met de aanpak per sector vanuit het Klimaatakkoord, maar door het verduurzamingsvraagstuk vanuit waardeketens aan te vliegen. Dat betoogt directeur Erik Klooster van de VNPI in reactie op het recente Trilemma-artikel van Alex Kaat.
Trilemma Alex Kaat
Klimaatambitie Rutte IV vereist een aanvullend akkoordTerecht wijst Alex Kaat er in de Trilemma van vorige week op dat de aanvullende opgave die voortvloeit uit het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV enorm is. Aanvullend beleid is nodig om de bestaande 49% CO₂-reductiedoelstelling en de verhoogde 55-60% doelstelling te halen. Op dat punt ben ik het volledig eens met zijn analyse.
Kaat loopt de verschillende sectoren langs en beschrijft aan de hand van de tekst van het regeerakkoord wat er nog extra moet gebeuren ten opzichte van de meest recente analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dat leidt bij Kaat tot de conclusie dat de grootste vermindering van de broeikasgasemissies moet komen uit de gebouwde omgeving, en dat van de industrie relatief weinig gevraagd wordt.
Wat Kaat hierbij vergeet is dat de oorspronkelijke, in het Klimaatakkoord opgenomen verdeling over de sectoren nog lang niet gerealiseerd is. De kwalificatie of een opgave, iedere opgave, haalbaar is of niet is nu lastig te maken. Ook voor de industrie, maar soit – we kunnen wel wat hebben. We zijn bovendien vooral hard aan de slag om projecten aan de gang te krijgen.
De verdeling van de resterende opgave na de PBL-analyse is eenvoudigweg niet zo veelzeggend. Net als bij de initiële opgave uit het Klimaatakkoord geldt dat de opgave moet worden verdeeld aan de hand van het aandeel van de sectoren in de totale uitstoot in Nederland, en de draagkracht/verandercapaciteit die aanwezig is in deze sectoren. Zijn er opties en kunnen bedrijven die ook realiseren?
In het Klimaatakkoord is er hierbij voor gekozen om de grootste opgave neer te leggen bij de industrie en elektriciteitssector. Wat de analyse van Kaat vooral laat zien is dat het instrumentarium om de doelen uit het Klimaatakkoord te halen in de elektriciteits- en industriesectoren het meeste uitgewerkt is. Dat wil overigens totaal niet zeggen dat die sectoren daarmee de opgave al hebben ingevuld of dat er gemakkelijk extra megatonnen kunnen worden gerealiseerd.
Grenzen van uitvoerbaarheid
De huidige opgave van de industrie loopt aan alle kanten aan tegen de grenzen van uitvoerbaarheid wat betreft de (doorlooptijden van) infrastructuurversterking en vergunningverlening. Een opgehoogd doel betekent steeds dichter aanschurken tegen deze grenzen; dat geeft het PBL ook aan. Vanuit de praktijk maak ik me grote zorgen dat vergunningverlening of uitblijvende infrastructuur de realisatie van reductieprojecten zullen dwarsbomen. Het is goed dat de industrie zo hard aan de slag is gegaan, maar dat is absoluut geen zekerheid dat het doel maar even gehaald zal worden.
Het praktische punt neemt niet weg dat er veel te behalen is in de industrie – met voldoende ondersteunend beleid. Met CCS kunnen relatief snel en kosten-efficiënt CO₂-emissies worden teruggedrongen. Specifiek voor de raffinagesector geldt dat investeringen in verduurzaming van de industrie ook verduurzaming in de mobiliteitssector kan betekenen. Deze laatste sector heeft voor 2030 een relatief laag doel gekregen en krijgt in het coalitieakkoord ook een relatief laag extra doel. Met reden: de emissies van deze sector stijgen nog steeds door. Reducties in deze sector blijken moeilijk te realiseren, mede door de eenzijdige inzet van het kabinet op batterij-elektrisch vervoer. De potentie van andere reductieopties blijft onderbenut.
Raffinaderijen kunnen zich ontwikkelen naar biohub, via integratie van biogrondstoffen in bestaande fossiele processen. Hiermee kunnen vloeibare brandstoffen worden verduurzaamd. Randvoorwaarden: voldoende biogrondstoffen (en politieke steun voor gebruik daarvan), voldoende groene waterstof, ondersteuning voor nieuwe productietechnieken die nog niet marktrijp zijn en een visie op hoeveel hernieuwbare brandstoffen in verschillende sectoren gebruikt zullen worden.
Andere aanpak
De echte vraag zou moeten zijn: waar liggen de grote uitdagingen? Op welke vlakken kan Nederland in de komende periode nog echt slagen maken? Het goed beantwoorden van die vraag vereist een andere aanpak dan de aanpak per sector vanuit het Klimaatakkoord, zoals Kaat lijkt voor te stellen.
De commissie Van Geest constateerde al dat zonder extra inzet op CCS en het ophogen van het aandeel biobrandstoffen de 55%-doelstelling niet haalbaar zou zijn. Sinds het uitkomen van dat rapport heb ik maar weinig mensen en partijen een lans zien breken voor deze opties. En het feit dat ik dat nu doe vanuit de olie industrie maakt het wellicht extra kwetsbaar.
Nou moet ik persoonlijk niet denken aan een Klimaatakkoord 2.0, maar ik bepleit wel een kanteling van hoe wij naar reducties kijken: niet meer per sector, maar vanuit de waardeketen. Hoe kunnen we de straks benodigde waardeketens verduurzamen? In het geval van de raffinage-industrie is dat energie voor vervoer en de productie van basismaterialen. Alleen door op die manier naar de reductieopgave te kijken, kunnen de emissies van de totale waardeketen dalen.
Erik Klooster is directeur van de VNPI, de branchevereniging van de downstream olie. Hij was actief betrokken bij het Klimaatakkoord als deelnemer aan zowel de industrietafel als de mobiliteitstafel.